ECLI:NL:RBOBR:2022:382

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
01/145307-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diverse vermogensdelicten met recidive en ISD-maatregel

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diverse vermogensdelicten, waaronder diefstal met geweld, gekwalificeerde diefstallen, een poging daartoe en schuldheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van relevante recidive, aangezien de verdachte eerder een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen. De rechtbank legt een taakstraf op van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft aangegeven dat een tragische gebeurtenis in zijn leven heeft geleid tot een ommekeer, en sinds mei 2021 lijkt hij geen nieuwe delicten meer te hebben gepleegd. Dit heeft de rechtbank doen besluiten om een lagere straf op te leggen dan de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 12 maanden had gevorderd. Daarnaast is er een schadevergoeding opgelegd aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.145307.21 en 01.248390.21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 10 februari 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
postadres te [adres 1] ,
verblijvende te: [adres 2] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 januari 2022.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 17 september 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. 01-145307-21 feit 1:
hij op of omstreeks 14 april 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, een personenauto (Volkswagen Touran), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
T.a.v. 01-145307-21 feit 2:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juni tot en met 6 juli 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, een of meerdere (beveiligings)camera's, in elk geval enige goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
T.a.v. 01-145307-21 feit 3:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 juli 2020 tot en met 12 juli 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, een (beveiligings)camera, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
T.a.v. 01-145307-21 feit 4:
hij op of omstreeks 11 juli 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, een (beveiligings)camera, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
T.a.v. 01-145307-21 feit 5:
hij op of omstreeks 15 augustus 2020 te Best, althans in Nederland, twee deurbel camera's, in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
T.a.v. 01-145307-21 feit 6:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 augustus 2020 tot en met 17 augustus 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, een (beveiligings)camera, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
T.a.v. 01-248390-21 feit 1:
hij op of omstreeks 18 augustus 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, een of meerdere flessen shampoo (Head & Shoulders) en/of een of meerdere verpakkingen vlees, in elk geval enige goederen, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 6] ( [locatie 1] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tegen die [slachtoffer 7] te zeggen: "als jullie me nog een keer aanraken zijn jullie er geweest" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
T.a.v. 01-248390-21 feit 2:
hij op of omstreeks 26 augustus 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een beveiligingscamera, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
- met een personenauto in de richting van die camera is gereden en/of
- (vervolgens) met een voorwerp heeft uitgehaald richting die camera,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

T.a.v. 01-248390-21 feit 3:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 augustus 2020tot en met 27 augustus 2020 te Veldhoven, althans in Nederland, een (beveiligingscamera), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
T.a.v. 01-248390-21 feit 4:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 augustus 2020 tot en met 27 augustus 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, een (beveiligings)camera, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
T.a.v. 01-248390-21 feit 5:
hij op of omstreeks 16 september 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, een (lok)fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging voor wat betreft feit 5 onder parketnummer 01.145307.21 en de feiten 1, 3 en 4 van parketnummer 01.248390.21 aangezien uit de stukken in het digitale advocatenportaal op te maken zou zijn dat in die zaken naar de slachtoffers een sepotmelding uit is gegaan. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de sepotbrieven per abuis zijn opgemaakt en dat de brieven niet zijn verzonden.
De rechtbank oordeelt hierover dat niet blijkt dat aan verdachte op enig moment een sepotmededeling is verzonden en evenmin aannemelijk is dat verdachte op een andere wijze kennis zou hebben genomen van een sepotbeslissing. Er kan daarom bij verdachte geen gerechtvaardigd vertrouwen zijn ontstaan dat hij wat betreft de genoemde feiten niet zou worden vervolgd. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer. Evenmin zijn er andere redenen aannemelijk geworden die aan de vervolging in de weg staan zodat de officier van justitie in zijn vervolging kan worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd alle ten laste gelegde feiten bewezen te verklaren, waarbij voor wat betreft feit 1 van parketnummer 01.145307.21 schuldheling dient te worden aangenomen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich met uitzondering van de bedreiging met betrekking tot feit 1 van parketnummer 01.248390.21 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, waarbij de raadsman met de officier van mening is dat bij feit 1 van parketnummer 01.145307.21 schuldheling dient te worden aangenomen. Omdat de verdediging van mening is dat de bedreiging met betrekking tot feit 1 van parketnummer 01.248390.21 niet bewezen kan worden geacht, dient verdachte volgens de verdediging hiervoor partieel te worden vrijgesproken. Verdachte heeft de schuldheling, de poging tot diefstallen en alle overige diefstallen, met uitzondering van de bedreigingscomponent bij feit 1 van parketnummer 01.248390.21 ook ter zitting, bekend.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank volstaat, gelet op artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van bewijsmiddelen met betrekking tot de feiten die verdachte volledig heeft bekend en waarvan geen vrijspraak is bepleit.
Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 01.145307.21 is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling zoals beschreven in artikel 416, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Hiervoor ontbreekt de vereiste wetenschap dat de auto waar de verdachte in bivakkeerde door een misdrijf was verkregen. Nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat de auto aan hem ter beschikking was gesteld door iemand die hij niet goed kende en die hij daarna ook niet meer heeft gezien, en hij evenmin enig onderzoek naar de herkomst van de auto heeft ingesteld, oordeelt de rechtbank dat verdachte redelijkerwijs heeft moeten vermoeden dat de auto een door misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van schuldheling.
Ten aanzien van feit 1 van 01.248390.21 wordt door de verdachte enkel de geweldscomponent betwist. De rechtbank acht echter wettig en overtuigend bewezen dat de winkeldiefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] (de filiaalmanager van de [slachtoffer 6] ). Dit volgt uit de door [persoon 1] en [slachtoffer 7] afgelegde getuigenverklaringen. Dit past ook bij hetgeen de verdachte tijdens de zitting zelf verklaarde, namelijk dat hij boos was toen hij na de diefstal staande werd gehouden en daarbij werd aangeraakt door het winkelpersoneel. De bewijsmiddelen hierbij staan hierna uitgewerkt.
Parketnummer 01.145307.21
Feit 1:
  • proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 14 april 2020 (bron A, p. 19);
  • proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 14 april 2020 (bron A, p. 21/22);
  • proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 5] van 14 april 2020 (bron A, p. 23);
  • proces-verbaal aangifte van [persoon 2] van 15 april 2020 (bron A, p. 25);
  • proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] van 14 april 2020 (bron A, p. 42);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 27 januari 2022 (bron B).
Feit 2:
  • proces-verbaal aangifte van [persoon 3] (namens [slachtoffer 1] ) van 23 juli 2020 (bron A, p. 59);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 27 januari 2022 (bron B).
Feit 3:
  • proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 16 juli 2020 (bron A, p. 67/68);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 27 januari 2022 (bron B).
Feit 4:
  • proces-verbaal aangifte van [persoon 4] (namens [slachtoffer 3] ) van 29 juli 2020 (bron A, p. 87);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 27 januari 2022 (bron B).
Feit 5:
  • proces-verbaal aangifte van [persoon 5] (namens [slachtoffer 4] ) van 15 augustus 2020 (bron A, p. 101/102/103);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 27 januari 2022 (bron B).
Feit 6:
  • proces-verbaal aangifte van [persoon 6] (namens [slachtoffer 5] ) van 24 augustus 2020 (bron A, p. 155/156);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 27 januari 2022 (bron B).
Parketnummer 01-248390.21
Feit 1:
- proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 7] (namens [slachtoffer 6] ) van 18 augustus 2020 (bron A, p. 117/118/119), inhoudende:
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben als filiaalmanager werkzaam bij de [slachtoffer 6] aan de [locatie 1] in Eindhoven. Ik ben als filiaalmanager ook bevoegd tot het doen van aangifte namens de benadeelde, zijnde [slachtoffer 6]Op 18 augustus 2020, omstreeks 11.40 uur, bevond ik mij in voornoemde supermarkt toen ik hoorde dat via de intercom een signaal werd omgeroepen waaruit ik kon opmaken dat er iemand in de winkel aanwezig was die door personeel van de winkel op diefstal betrapt was. De toegang van de voornoemde supermarkt is gelegen in een passage die twee in-/uitgangen heeft. Ik hoorde dat ook omgeroepen werd dat het te doen was in deze passage waarop ik onmiddellijk naar de passage gelopen ben. Ik zag dat enkele van mijn personeelsleden door de passage naar de uitgang renden, gelegen aan de zijde van het [locatie 1] in Eindhoven. Ik zag [persoon 7] en [persoon 1] door de passage richting het [locatie 1] rennen. Ik ben achter hen aangerend. Buiten aangekomen zag ik dat [persoon 7] bij een man stond. (…) Ik zag dat man (…) een rugzak bij zich had. Ik zag dat de tas dicht was maar zag dat de tas helemaal vol met spullen zat. Ik zag door de stof van de rugzak heen dat de tas uitpuilde van spullen. (…) Ik zag dat [persoon 7] daarop in de rugzak van de man keek. Ik zag, nadat [persoon 7] de rugzak van de man geopend had, dat deze helemaal vol zat met flessen shampoo. Ik zag dat dit grote flessen van Head & Shoulders total care waren. Ik zag dat [persoon 7] één van deze flessen uit de tas pakte en daarop tegen de man zei dat hij zou gaan controleren of er voorraad uit de winkel miste. Ik hoorde dat de man op een agressieve toon naar mij en mijn personeel schreeuwde dat hij deze flessen shampoo eerder op de dag eerlijk bij de Action gekocht had omdat deze daar goedkoper zou zijn. Dit verhaal klonk mij zeer onaannemelijk in de oren. Ik hoorde ook dat mijn medewerker de man mededeelden dat zij dit verhaal niet geloofden en dat zij dit daarom wilden verifiëren.Op dat moment zag ik dat er onder de kleding van de man, allerlei verpakkingen van vlees uitpuilden. Ik zag dat [persoon 1] daarop een verpakking met een stuk vlees onder de kleding van de man vandaan griste. Ik zag dat dit een ribeye was die vacuüm verpakt zat in een verpakking van de [slachtoffer 6] . Ik wist op dat moment dat de man niets in de winkel afgerekend had en dat dit stuk vlees per definitie bij ons uit de winkel afkomstig was. Ik zag dat de man enorm boos werd en een zeer dreigendelichaamshouding aannam. Ik zag en hoorde dat de man op zeer agressieve wijze naar ons gilde dat als wij hem nog één keer zouden aanraken wij er geweest zouden zijn. Dit maakte dat wij niet verder doorgepakt hebben omdat deze uitspraak maakte dat ik de kans reëel achtte dat hij daadwerkelijk fysiek geweld naar ons zou gaan gebruiken indien wij hem zouden beletten om te vertrekken. (…)Ik zag dat de man daarop met de rugzak met daarin zeep en het weggenomen vlees op de vouwfiets over de [straat 1] wegreed in de richting van de [straat 2] ;
- proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 7] van 19 augustus 2020 (bron A: p. 124), inhoudende:

Ik ben werkzaam als afdelingsmanager DKW bij de [slachtoffer 6] te Eindhoven. Op donderdag 18 augustus 2020 ben ik getuige geweest van een winkeldiefstal. Die dag, omstreeks 11.40 uur, hoorde ik via de intercom het signaal van een winkeldief. Daar hebben wij speciale codes voor. In dit geval betrof het de code dat de winkeldief via de rechterkant van de passage weg zou gaan. Ik ben vervolgens die kant uit gelopen en zag een man staan met een zwarte rugzak. Ik hoorde van collega [persoon 1] , die er ook bij stond, dat de men een winkeldiefstal had gepleegd. Vervolgens zag ik dat er meerdere collega's bij kwamen staan. Ik hoorde dat [persoon 1] vroeg of wij in zijn tas mochten kijken. Ik hoorde dat de man zei dat hij de spullen gekocht had bij de Action omdat ze daar goedkoper waren. Hij vertelde dat hij in de winkel was geweest om te kijken naar Head & Shoulders flacons. Ik hoorde aan zijn manier van praten dat hij agressief werd. Toen de tas open ging zag ik in de tas grote flacons Head & Shoulders men zitten. Ik ben toen de winkel ingelopen om te controleren of deze ontbraken. Ik zag dat er een aantal flacons weg waren. Ik ben toen weer naar de man gelopen. Ik zag dat de man ondertussen al op de fiets was gesprongen en weg reed in de richting van de [straat 2] ;

- proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 1] van 19 augustus 2020 (bron A, p. 127/128), inhoudende:
Op dinsdag 18 augustus 2020, omstreeks 11.40 uur, was ik werkzaam in de [slachtoffer 6]supermarkt in Eindhoven. Ik ben daar als afdelingshoofd van de kassa’s werkzaam. Ik bevond mij op dat moment bij kassa 6 en werd aangesproken door de caissière met de mededeling dat zij zag dat er een man met versnelde pas de kassa gepasseerd was terwijl hij een rugzak met zich meedroeg waarvan te zien was dat daarin veel spullen zaten. Ik hoorde ook dat zij mededeelde dat zij gezien dat het gedrag van deze man opvallend afweek van het gedrag van andere klanten ten dat zij gezien had dat deze man ook allerlei spullen onder zijn vest weggestoken had, waaronder een blik bier. Ik zag dat de caissière mij de man ook aanwees en ik zag dat deze man de winkel via de passage verliet. Ik heb daarop via de intercom een codewoord omgeroepen waarvan intern de afspraak gemaakt is dat er in dat geval sprake is van een (mogelijke) diefstal uit de winkel op heterdaad. Het is mij bekend dat er veelvuldig goederen uit de winkel weggenomen worden.(…)
Ik ben daarop achter de man de winkel uitgerend. Buiten aangekomen zag ik dat de man bij het fietsenrek naast een fiets stond. Ik zag dat de man zijn rugzak dicht aandoen was. Ik zag dat de man dit rustig aan het doen was. Ik heb de man daaropaangesproken met de mededeling dat hij zojuist de kassa’s gepasseerd was zonder dat hij voor spullen betaald had. Ik heb de man daarop medegedeeld dat ersteekproefsgewijs tassen van klanten gecontroleerd worden. Dit staat ook bij deingang van de winkel op een plakkaat vermeldt. Ik heb de man meerdere malen moeten vragen of ik in zijn tas mocht kijken. De man was op dat moment nog rustig. Ik hoorde dat de man mij mededeelde dat hij in zijn tas spullen van een andere winkel had zitten. Ik heb de man daarom ook nogmaals gevraagd of hij mij deze spullen wilde laten zien. Ik hoorde dat man mij daarop mededeelde dat hij shampoo in zijn tas had zitten die hij bij de Action gekocht zou hebben. Ik heb de man daarop gezegd dat ik de shampoo graag wilde zien omdat het kon zijn dat deze Shampoo ook in onze [slachtoffer 6] verkocht kon worden. Ik heb de man daarop ook gevraagd waarom hij dit niet bij de servicebalie gemeld had. Ik hoorde dat de man mijn vraag ontweek door te antwoorden dat hij deze bij de Action gekocht had. Onderwijl waren [persoon 8] en [persoon 7] bij mij komen staan. [persoon 7] is daarop terug naar binnen te lopen om te kijken of er producten uit de winkel misten. Ik zag dat de man mij daarop een fles shampoo vanuit zijn rugzak aangaf. Ik zag dat dit een fles Shampoo was van het merk Head & Shoulders men van 450 milliliter. Ik heb daarop per portofoon aan mijn collega [persoon 7] doorgegeven welke shampoo de man in zijn rugzak had zitten. Ik hoorde dat [persoon 7] antwoordde dat deze Shampoo ook in onze winkel verkocht werd en dat het schap helemaal leeg was, terwijl er verschillende flessen van deze shampoo in het schap moesten staan. Ik heb niet de hele inhoud van de tas kunnen zien omdat de man die niet toestond. De man hield zijn tas zelf continue vast. Ik heb nog wel kunnen zien dat er meerdere flessen shampoo inzaten. Ik zag dat de tas vrij zwaar werd voor de man en zag plots dat er allerlei spullen onder het vest van de man verborgen zaten. Ik zag plots ook dat er een stuk vlees links onder het vest van de man uitstak. [persoon 8] en [persoon 9] stonden er op dat moment ook bij. Ik hoorde ook dat [persoon 8] aan de man mededeelde dat hij zag dat er allerlei rare vormen onder het vest van de man zaten en dat hij zag dat er een stuk vlees onder het vest van de man vandaag stak. Ik heb daarop dit stuk vlees beet gepakt en onder de kleding van de man vandaag getrokken. Ik voelde dat dit stuk vlees koud aanvoelde hetgeen voor mij betekende dat dit stuk vlees zojuist uit de koeling kwam. Ik zag ook dat dit stuk vlees, een duur stuk vlees volgens mij een entrecote, in een verpakking van de [slachtoffer 6] verpakt zat.Op dat moment was voor mij kraakhelder dat de man inderdaad allerlei spullen uit de winkel weggenomen had. Toen ik het stuk vlees onder de kleding van de man vandaag trok reageerde de man zeer agressief. Ik zag dat de man met zijn tas slaande bewegingen naar ons maakte en richting zijn fiets liep. Ik zag dat de man een agressieve en dreigende lichaamshouding aannam. Terwijl de man ons aankeek hoorde ik dat hij op een dreigende manier naar ons schreeuwde dat als wij hem nog een keer aan zouden raken hij ons af zou maken;
- de verklaring van verdachte ter zitting van 27 januari 2022 (bron B), onder meer inhoudende:

Op 18 augustus 2020 heb ik uit de [slachtoffer 6] flessen shampoo (Head & Shoulders) en verpakkingen met vlees uit de [slachtoffer 6] in Eindhoven weggenomen.

Feit 2:
  • proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 7 september 2020 (bron A, p. 177/178);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 27 januari 2022 (bron B).
Feit 3:
  • proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 8] van 1 september 2020 (bron A, p. 173/174);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 27 januari 2022 (bron B).
Feit 4:
  • proces-verbaal aangifte van [persoon 10] (namens [slachtoffer 9] ) van 14 september 2020 (bron A, p. 189/190);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 27 januari 2022 (bron B).
Feit 5:
  • proces-verbaal van [persoon 11] (namens [slachtoffer 10] ) van 16 september 2020 (bron A, p. 198/199);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 27 januari 2022 (bron B).

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen eventueel in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. 01-145307-21 feit 1:
op 14 april 2020 te Eindhoven een personenauto (Volkswagen Touran) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
T.a.v. 01-145307-21 feit 2:
op tijdstippen in de periode van 29 juni tot en met 6 juli 2020 te Eindhoven meerdere (beveiligings)camera's die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
T.a.v. 01-145307-21 feit 3:
in de periode van 11 juli 2020 tot en met 12 juli 2020 te Eindhoven een (beveiligings)camera die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
T.a.v. 01-145307-21 feit 4:
op 11 juli 2020 te Eindhoven een (beveiligings)camera die geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
T.a.v. 01-145307-21 feit 5:
op 15 augustus 2020 te Best twee deurbel camera's die geheel aan de [slachtoffer 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
T.a.v. 01-145307-21 feit 6:
in de periode van 16 augustus 2020 tot en met 17 augustus 2020 te Eindhoven een (beveiligings)camera die geheel aan [slachtoffer 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
T.a.v. 01-248390-21 feit 1:
op 18 augustus 2020 te Eindhoven flessen shampoo (Head & Shoulders) en verpakkingen vlees die geheel aan de [slachtoffer 6] ( [locatie 1] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tegen die [slachtoffer 7] te zeggen: "als jullie me nog een keer aanraken zijn jullie er geweest" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
T.a.v. 01-248390-21 feit 2:
op 26 augustus 2020 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een beveiligingscamera die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking, doordat verdachte:
- met een personenauto in de richting van die camera is gereden en
- vervolgens met een voorwerp heeft uitgehaald richting die camera,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

T.a.v. 01-248390-21 feit 3:
in de periode van 26 augustus 2020 tot en met 27 augustus 2020 te Veldhoven een (beveiligingscamera) die geheel aan [slachtoffer 8] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
T.a.v. 01-248390-21 feit 4:
in de periode van 26 augustus 2020 tot en met 27 augustus 2020 te Eindhoven een (beveiligings)camera die geheel aan de [slachtoffer 9] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
T.a.v. 01-248390-21 feit 5:
op 16 september 2020 te Eindhoven een (lok)fiets die geheel aan de [slachtoffer 10] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft gelet op de veranderde persoonlijke omstandigheden verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal 6 maanden op te leggen met daarbij de maximum op te leggen taakstraf. Dit omdat door een tragische gebeurtenis er een wending in het leven van verdachte heeft plaatsgevonden waardoor hij afscheid heeft genomen van het criminele circuit waarin hij jarenlang verkeerde. Hij heeft nu buiten Eindhoven een nieuw leven opgebouwd. De raadsman vraagt de rechtbank dan ook verdachte een laatste kans te gunnen en hem de maximale taakstraf op te leggen gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit alles teniet doen. Verder heeft de raadsman er op gewezen dat bij een veroordeling artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal diefstallen van vooral vele buitencamera’s, een poging daartoe, een schuldheling en twee winkeldiefstallen waarbij één winkeldiefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld.
De door verdachte gepleegde feiten hebben veel overlast veroorzaakt. Uit de door verdachte gepleegde vermogensdelicten spreekt minachting voor andermans eigendom. De door verdachte gepleegde feiten hebben (forse) financiële schade veroorzaakt.
Verdachte is bij het plegen van het merendeel van de vermogensdelicten planmatig te werk gegaan door zich vooral te richten op aan gevels gevestigde buitencamera’s. Verdachte heeft bij het plegen van de vermogensdelicten gehandeld uit puur winstbejag en zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden, die veelal dan ook met een machteloos en een onveilig gevoel achterbleven.
Ook heeft verdachte een werknemer van een supermarkt bedreigd nadat hij wegens winkeldiefstal was staande gehouden. De bedreiging heeft een grote indruk op de werknemer gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en worden daar in hun dagelijks bestaan aan herinnerd. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 januari 2022 blijkt dat
verdachte de afgelopen 5 jaren meermalen voor onder andere vermogensdelicten en bedreigingen, tot forse gevangenisstraffen is veroordeeld.
Een logische gevolgtrekking kan dan zijn dat verdachte kennelijk niet of onvoldoende bereid is zijn crimineel gedrag te veranderen. Echter, door een tragische gebeurtenis in verdachte ’s leven lijkt zijn crimineel gedrag vanaf medio 2021 te zijn beëindigd en heeft hij rust gevonden bij een nieuwe relatie en is hij naar Venlo verhuisd. Verdachte lijkt dan ook afstand te hebben genomen van het criminele circuit in Eindhoven.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten als vertrekpunt genomen. De oriëntatiepunten zijn mede een weerslag van strafopleggingen in eerdere (op hoofdlijnen) vergelijkbare zaken en dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Met de oriëntatiepunten wordt onder meer beoogd om op hoofdlijnen in vergelijkbare gevallen tot vergelijkbare bestraffing te komen. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf sluit hier op aan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten in verband met een juiste normhandhaving normaliter niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee dat verdachte sinds medio 2021 geen nieuwe strafbare feiten gepleegd lijkt te hebben en sinds die tijd gemotiveerd lijkt te zijn om te stoppen met het gebruik van harddrugs. Verdachte zou vanaf medio 2021 niets meer gebruiken. Een eerdere opgelegde ISD-maatregel heeft een dergelijke kentering niet kunnen teweegbrengen.
De rechtbank wil deze positieve ontwikkeling niet doorkruisen en zal daarom afwijken van de oriëntatiepunten en aansluiting zoeken bij het voorstel van de raadsman. De rechtbank ziet dit dan ook als een laatste kans voor verdachte en zal gelet op de ernst van de feiten aan verdachte naast de maximale op te leggen taakstraf een hoge voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Om verdachte zoveel mogelijk weg te houden van het hem bekende criminele circuit in Eindhoven lijkt een taakstraf uit te voeren in de buurt van zijn verblijfadres in Venlo het meest passend.
De rechtbank zal om redenen hiervoor uiteengezet een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangegeven dat niet is komen vast te staan dat [persoon 4] gemachtigd is om namens [slachtoffer 3] een vordering in te dienen, waardoor hier alleen de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd. De officier van justitie heeft vervolgens aangegeven dat hier alleen de aanschafwaarde van een nieuwe camera van 1.306,75 euro via de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd en dat het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing van de gevorderde schade. Indien de rechtbank hieraan voorbij gaat, verzoekt de raadsman de kosten voor onderhavige schade te beramen op 100,00 euro.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat [persoon 4] bevoegd is tot het vertegenwoordigen van benadeelde zodat [persoon 4] niet kan worden ontvangen in de vordering van [slachtoffer 3] . Daarnaast vordert de benadeelde partij [slachtoffer 3] immateriële schade. Uit de toelichting hierop begrijpt de rechtbank echter dat (logischerwijs) niet de vennootschap zelf, maar haar vertegenwoordiger de heer [persoon 4] deze schade claimt. Hij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft in het geval een vordering wordt afgewezen in beginsel de zelfstandige bevoegdheid om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Van deze bevoegdheid zal de rechtbank gebruik maken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op hetgeen is bewezenverklaard acht de rechtbank toekenning van een geschat bedrag voor de waarde van de ontvreemde camera van 300,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente, billijk. Voor dat bedrag zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De schadevergoedingsmaatregel beperkt zich in dit geval tot de genoemde materiële schade. De gestelde immateriële schade is onvoldoende onderbouwd.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren omdat onderbouwing van de gevorderde kosten ontbreekt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing van de gevorderde schade. Indien de rechtbank hieraan voorbij gaat, verzoekt de raadsman de kosten voor onderhavige schade hier eveneens te beramen op 100,00 euro.
Beoordeling.
De vordering mist een exacte onderbouwing. Dat er schade is geleden doordat de bewakingscamera is weggehaald is echter evident. De rechtbank schat deze schade naar billijkheid op een bedrag van 300,00 euro. Dit bedrag is in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63, 310, 311, 312, 417bis Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01-145307-21 feit 1:
schuldheling
T.a.v. 01-145307-21 feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd
T.a.v. 01-145307-21 feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
T.a.v. 01-145307-21 feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
T.a.v. 01-145307-21 feit 5:
diefstal
T.a.v. 01-145307-21 feit 6:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
T.a.v. 01-248390-21 feit 1:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
T.a.v. 01-248390-21 feit 2:
een poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
T.a.v. 01-248390-21 feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
T.a.v. 01-248390-21 feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
T.a.v. 01-248390-21 feit 5:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. 01-145307-21 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, 01-248390-21 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:

Een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.

Een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
t.a.v. 01-145307-21 feit 4:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil;
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3], van een bedrag van
300,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal
6 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit de door de rechtbank op 300,00 euro geschatte materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. 01-145307-21 feit 6:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 5] , van een bedrag van
300,00 euro, bestaande uit de gevorderde materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 5], van een bedrag van
300,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal
6 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit de gevorderde materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. M.R.A. de Werd, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 10 februari 2022.

Voetnoten

1.Bronnen: