ECLI:NL:RBOBR:2022:3956

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
22/1576
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van last onder dwangsom voor huisvesting van arbeidsmigranten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 8 september 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die eigenaar is van een woning in Veldhoven. De zaak betreft een last onder dwangsom die door het college van burgemeester en wethouders van Veldhoven is opgelegd in verband met de huisvesting van arbeidsmigranten. De voorzieningenrechter heeft de last onder dwangsom geschorst, maar onder voorwaarden. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker toezicht moet houden op de arbeidsmigranten en dat er geen nieuwe arbeidsmigranten in de woning mogen worden gehuisvest. De schorsing van het bestreden besluit blijft van kracht tot twee weken na de beslissing op bezwaar, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, vervalt de voorlopige voorziening en kan verzoeker een dwangsom verbeuren. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat verweerder het griffierecht en de proceskosten aan verzoeker moet vergoeden. De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en omgevingsrecht, waarbij de voorzieningenrechter rekening heeft gehouden met de illegale situatie van de huisvesting van arbeidsmigranten en de noodzaak om overlast voor omwonenden te voorkomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1576

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

8 september 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R. Verkoijen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven(verweerder)

(gemachtigden: [naam] en [naam] ).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 februari 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, [naam] , mr. L.A. Pronk als waarnemer van de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van verweerder.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • wijst de voorlopige voorziening toe;
  • bepaalt dat de schorsing van het bestreden besluit voortduurt tot en met twee weken na de beslissing op bezwaar, onder de volgende voorwaarden:
• Er mogen geen nieuwe arbeidsmigranten in de woning op het adres [adres] worden gehuisvest;
• Verzoeker houdt dagelijks toezicht op de arbeidsmigranten;
• Het telefoonnummer van de huurder ( [naam] ) wordt direct aan omwonenden verstrekt en de huurder blijft bereikbaar voor eventuele klachten van omwonenden;
  • bepaalt dat deze voorlopige voorziening vervalt indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 1.508,00.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van verweerder tot het opleggen van een last onder dwangsom vanwege de huisvesting van arbeidsmigranten op het adres [adres] te [woonplaats] . De dwangsom bedraagt € 1.500,00 per week dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 15.000,00.
2. Op 18 mei 2021 heeft verweerder dit besluit genomen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. In de uitspraak van 15 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het bestreden besluit geschorst in afwachting van de behandeling van het verzoek op de zitting van 8 september 2022.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten.
  • Verzoeker is eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Hij heeft de woning verhuurd aan een uitzendbureau. [naam] is verbonden aan dit uitzendbureau.
  • Verweerder heeft geconstateerd dat hier vier buitenlandse werknemers zijn gehuisvest die werken bij een bedrijf waar verzoeker geen relatie mee heeft.
  • Op het perceel golden de bestemmingsplannen “Buitengebied 2009”en “Buitengebied 2009, 1e herziening”. Hierin had het perceel waar de woning op staat de bestemming ‘Agrarisch met waarden – landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden’ en is de woning aangeduid als ‘bedrijfswoning’.
  • Nu geldt het bestemmingsplan “ [adres] ”. Hierin heeft het perceel een recreatieve bestemming en is de woning nog steeds bestemd als bedrijfswoning. In artikel 4.4.1 van de planregels van dit bestemmingsplan wordt tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in elk geval gerekend het gebruik voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Dit verbod geldt ook voor de bedrijfswoning. Omwonenden hebben beroep ingesteld tegen de vaststelling van dit bestemmingsplan.
  • Verweerder heeft nooit een omgevingsvergunning verleend voor het huisvesten van arbeidsmigranten.
  • Verweerder heeft een voornemen uitgebracht om de last onder dwangsom op te leggen. Verzoeker heeft hier niet op gereageerd.
  • Verzoeker heeft wel verzocht om verlenging van de begunstigingstermijn. Dit verzoek heeft verweerder afgewezen.
  • Verzoeker heeft op 6 september 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan.
4.1
Verzoeker stelt dat er al 30 jaar arbeidsmigranten wonen in de woning. Ter onderbouwing van deze stelling heeft hij een huurcontract aan een uitzendbureau uit 2002 overgelegd. Verzoeker stelt dat er maar twee incidenten in die 30 jaar hebben plaatsgevonden. Hij ziet geen mogelijkheden om op korte termijn deze mensen elders onder te brengen. Dat vindt hij ook absurd in een tijd van grote woningnood. De langgevelboer-derij moet worden bewoond om verval te voorkomen. Verzoeker merkt hierbij op dat verweerder er voor heeft gezorgd dat het agrarisch bedrijf een te kleine omvang heeft omdat verzoeker landbouwgrond moest afstaan voor de ontwikkeling van een woonwijk. Dat duurde zo lang dat de bedrijfsopvolgers van verzoeker geen heil meer zagen in het agrarisch bedrijf en niet meer in de bedrijfswoning willen wonen. Hij wijst op een, in zijn ogen illegale situatie op een nabijgelegen perceel waar 3 woningen en 3 zorgwoningen staan. In de bezwaarfase heeft verzoeker zich ook afgevraagd of het huisvesten van arbeidsmigranten was verboden onder het bestemmingsplan dat gold vόόr het bestemmingsplan
4.2
Verweerder heeft in het bestreden besluit geen kenbare afweging gemaakt over de evenredigheid van de opgelegde last onder dwangsom omdat verzoeker geen zienswijzen heeft ingediend. Verweerder heeft in het voornemen tot het opleggen van de last al wel aangegeven dat de weg een bebouwingslint is met enkele woningen geschikt voor bewoning door één huishouden. Door de uitbreiding met de camping wordt de druk op de weg al verhoogd. Door het toelaten van meerdere huishoudens in het pand van verzoeker zou de druk op de omgeving met betrekking tot parkeeroverlast en verkeersoverlast groter kunnen worden. Bovendien is het huisvesten van arbeidsmigranten uitdrukkelijk verboden in het bestemmingsplan “ [adres] ”.
4.3
Niet in geschil is dat verzoeker niet beschikt over de op grond van artikel 2.1, aanhef en onder c, van de Wabo benodigde omgevingsvergunning voor de huisvesting van arbeidsmigranten. De voorzieningenrechter kan echter niet uitsluiten dat de huisvesting van arbeidsmigranten planologisch was toegelaten, al dan niet op basis van het overgangsrecht, in het bestemmingsplan dat gold voor het bestemmingsplan “Buitengebied 2009”. De voorzieningenrechter gaat er wel vanuit op basis van de overgelegde huurovereenkomst dat er in ieder geval sinds 2002 (dus voor 2009) arbeidsmigranten worden gehuisvest in de bedrijfswoning. Indien de huisvesting van arbeidsmigranten in de loop der tijd altijd is voortgezet en als er niet tussentijds meer arbeidsmigranten zijn gehuisvest, dan zou de huisvesting van een aantal arbeidsmigranten mogelijk ook niet in strijd zijn met het overgangsrecht van het huidige bestemmingsplan. Verweerder had op de zitting nog niet de informatie over het oude bestemmingsplan beschikbaar. Verweerder heeft op de zitting wel aangegeven dat verzoeker eind jaren ’90 is aangeschreven om de huisvesting te beëindigen, maar kon deze brieven ook niet overleggen. Daarom staat niet vast of het bestreden besluit in bezwaar kan worden gehandhaafd. Dit zal moeten worden uitgezocht in de bezwaarfase.
4.4
Als verweerder wel bevoegd is om handhavend op te treden dan zal hij in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
4.5
In dit geval was ten tijde van het bestreden besluit in ieder geval geen concreet zicht op legalisatie. Verzoeker heeft de aanvraag pas daarna ingediend. Bovendien heeft verweerder voldoende uitgelegd in het bestreden besluit waarom hij niet wil legaliseren.
4.6
Verweerder beoogt met het bestreden besluit te bereiken dat er een einde komt aan een illegale situatie. In de omstandigheid dat er grote behoefte is aan woningen dan wel huisvestingslocaties voor arbeidsmigranten heeft verweerder geen aanleiding hoeven te zien om de huisvesting van arbeidsmigranten op het perceel van verzoeker te gedogen. Verweerder heeft voldoende uitgelegd waarom de situatie op de andere, door verzoeker genoemde percelen aan de weg, verschilt van de onderhavige situatie. Het gaat op de andere percelen niet om de huisvesting van arbeidsmigranten en bovendien heeft verweerder de eigenaren van andere percelen aangeschreven.
4.7
Verweerder heeft een begunstigingstermijn van ongeveer twee maanden geboden om het illegale gebruik te beëindigen. Verweerder heeft hierbij de recente overlast van arbeidsmigranten zoals vermeld in de laatste rapportages in de woning van verzoeker betrokken. Dat neemt echter niet weg dat ter plaatse al een aantal jaren arbeidsmigranten worden gehuisvest. Bovendien vindt de voorzieningenrechter het niet onaannemelijk dat het op dit moment voor de huurder van verzoeker erg moeilijk is om vervangende woonruimte te vinden. Dat had verweerder wel in het bestreden besluit moeten betrekken.

Conclusie en gevolgen

5.1
Gelet op het bovenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierboven genoemde voorziening te treffen. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat verweerder nog in 2022 een beslissing op bezwaar zal nemen.
5.2
De voorzieningenrechter heeft een aantal voorwaarden aan de schorsing verbonden en bepaalt dat de voorlopige voorziening vervalt als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan. Met andere woorden, als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, is het bestreden besluit niet geschorst en verbeurt verzoeker dus een dwangsom. De voorwaarde dat er geen nieuwe arbeidsmigranten mogen worden gehuisvest betekent dat, als een arbeidsmigrant vertrekt, er géén nieuwe arbeidsmigrant daarvoor in de plaats kan worden gehuisvest.
5.3
De voorzieningenrechter verbindt de voorwaarden aan de voorlopige voorziening niet voor niets. De bedoeling hiervan is om overlast voor de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken. De voorzieningenrechter geeft nog de volgende waarschuwing. Als er de komende tijd nog een keer sprake is van overlast, kan dit aanleiding zijn om de voorlopige voorziening op te heffen als verweerder of omwonenden daar om verzoeken. Verzoeker zal dus goed toezicht moeten houden om te voorkomen dat er overlast optreedt.
5.4
Omdat de voorlopige voorziening wordt toegewezen moet verweerder het griffierecht vergoeden alsmede de proceskosten. De voorzieningenrechter beperkt de vergoeding voor de kosten van juridische bijstand tot twee punten à € 759,00 voor het bijwonen van de zitting en het indienen van het verzoekschrift.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2022 door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.M.. Emons, griffier.
Griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.