ECLI:NL:RBOBR:2022:4087

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
C/01/366116 / HA ZA 20-859 en C/01/372310 / HA ZA 21-441 en C/01/372311 / HA ZA 21-442
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor onrechtmatige hinder door langdurige aanwezigheid van steigers rondom een horecaonderneming

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 september 2022 uitspraak gedaan in drie samenhangende civiele zaken. De hoofdzaak betreft een vordering van een horecaonderneming, die schadevergoeding eist van de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het appartementencomplex 'De Admiraal' in Tilburg. De horecaonderneming stelt dat zij omzetverlies heeft geleden door de langdurige aanwezigheid van steigers, die waren geplaatst vanwege onveilige gevelplaten van het gebouw. De VvE wordt aangesproken op basis van onrechtmatige hinder, zoals geregeld in de artikelen 5:37 en 6:162 van het Burgerlijk Wetboek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de steigers ongeveer 21 maanden rondom het gebouw hebben gestaan, wat de zichtbaarheid en het terras van de horecaonderneming heeft beperkt. De vordering van de horecaonderneming om de VvE aansprakelijk te stellen voor de geleden schade, die zij begroot op € 110.045,29, is door de rechtbank afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de VvE niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat de steigers niet in opdracht van de VvE zijn geplaatst, maar door de gemeente in het kader van een bestuursdwang. Bovendien is er onvoldoende bewijs dat de VvE aansprakelijk is voor de schade die de horecaonderneming heeft geleden.

In de vrijwaringszaken, waarin de VvE de aannemer en de gemeente in vrijwaring heeft geroepen, zijn de vorderingen eveneens afgewezen. De rechtbank concludeert dat de VvE niet aansprakelijk is voor de schade van de horecaonderneming en dat de vorderingen in de vrijwaringszaken niet toewijsbaar zijn. De proceskosten worden toegewezen aan de VvE, die als in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Vonnis in drie zaken, van 28 september 2022
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/01/366116 / HA ZA 20-859 (hierna: de hoofdzaak) van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser in de hoofdzaak],
gevestigd te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. T. Delmee te Tilburg,
tegen
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS RESIDENTIE DE ADMIRAAL, PIUSHAVEN TE TILBURG,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde,
advocaat mr. A.M. van Schaick te Tilburg,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/01/372310 / HA ZA 21-441 (hierna: de vrijwaring I zaak) van
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS RESIDENTIE DE ADMIRAAL, PIUSHAVEN TE TILBURG,
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
advocaat mr. A.M. van Schaick te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde vrijwaring 1] ,
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. Bressers te Tilburg,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/01/372311 / HA ZA 21-442 (hierna: de vrijwaring II zaak) van
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS RESIDENTIE DE ADMIRAAL, PIUSHAVEN TE TILBURG,
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
advocaat mr. A.M. van Schaick te Tilburg,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE TILBURG,
zetelende te Tilburg,
gedaagde,
advocaat mr. dr. S.A.L. van de Sande.
Partijen zullen hierna [eiser in de hoofdzaak] , de VvE, [gedaagde vrijwaring 1] en de gemeente genoemd worden.

1.Inleiding

1.1.
Met dit vonnis wordt vonnis gewezen in drie zaken. Deze zaken gaan kort gezegd over het volgende.
1.2. “
De Admiraal” is een gebouw gelegen aan de Piushaven in Tilburg. Van dit gebouw is gevelbeplating los komen te zitten. Voor de veiligheid zijn er daarom steigers rond het gebouw neergezet. Deze steigers hebben er circa 21 maanden gestaan. [eiser in de hoofdzaak] , het restaurant dat ten tijde van de aanwezigheid van de steigers gelegen was naast het gebouw, stelt (omzet)schade te hebben geleden, onder andere omdat de steigers haar zichtbaarheid en de omvang van haar terras hebben beperkt.
1.3.
[eiser in de hoofdzaak] vordert in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat de vereniging van eigenaars van “De Admiraal” (de VvE) aansprakelijk is voor de schade. Ook vordert zij veroordeling van de VvE tot betaling van de schade, die zij (vooralsnog) begroot op € 110.045,29. De VvE heeft in de hoofdzaak verweer gevoerd.
1.4.
Voor het geval zij aansprakelijk is, meent de VvE dat [gedaagde vrijwaring 1] (de aannemer die het gebouw heeft gebouwd) en /of de gemeente aansprakelijk is. Zij heeft daarom [gedaagde vrijwaring 1] en de gemeente in vrijwaring opgeroepen. De twee vrijwaringsprocedures gaan over de vraag of [gedaagde vrijwaring 1] respectievelijk de gemeente gehouden is / zijn de VvE te vrijwaren.
1.5.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van [eiser in de hoofdzaak] op de VvE in de hoofdzaak moeten worden afgewezen. De vorderingen in de vrijwaringszaken moeten daarom ook worden afgewezen.
1.6.
Hoe zij tot haar oordeel is gekomen, wordt hieronder toegelicht.

2.Procesverloop

2.1.
Op 7 juli 2022 heeft een mondelinge behandeling (zitting) in de drie zaken plaatsgevonden. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. In het proces-verbaal staan de stukken opgesomd die door de rechtbank zijn ontvangen.
2.2.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

3.De feiten

3.1.
Het gebouw “De Admiraal” is gevestigd aan Piushaven 4 in Tilburg. Het gebouw is in 2013 opgeleverd. Het gebouw is door [gedaagde vrijwaring 1] (als hoofdaannemer) gebouwd.
3.2.
Het gebouw is onderverdeeld in appartementen. De eigenaars van de appartementen hebben zich verenigd in de VvE. De heer [A] is de voorzitter van de VvE.
3.3.
[eiser in de hoofdzaak] (althans haar rechtsvoorgangster) exploiteerde sinds 2013 een restaurant aan de [adres] in Tilburg, naast “De Admiraal”.
3.4.
Op 7 juni 2017 heeft een partij, aangeduid als IBS, een rapport uitgebracht, waarin wordt gerapporteerd over een onderzoek aan de gevelbeplating van “De Admiraal”.
3.5.
Op 8 maart 2018 heeft een andere partij, aangeduid als [B] , een rapport uitgebracht, waarin wordt gerapporteerd over een onderzoek aan de gevelbeplating van “De Admiraal”.
3.6.
Per brief van 17 mei 2018 heeft de gemeente de VvE als volgt bericht:
Constateringen
Op 17 mei 2018 hebben wij kennisgenomen van een tweetal rapportages betreffende de gevelpanelen. Het betreft de rapportage van 7 juni 2017 van IBS […] en het rapport van 8 maart 2018 van [B] […]
Overwegingen
Uit de […] rapportages van 7 juni 2017 van IBS en 8 maart 2018 van [B] […] blijkt dat gevel en de daaraan bevestigde panelen aan uw appartementencomplex Residentie De Admiraal niet voldoen aan de paragraaf 2.1.2. Bestaande bouw van het Bouwbesluit 2012 en artikel 1a van de Woningwet. De constructieve veiligheid van de gevel en de daaraan bevestigde panelen is van dien aard dat deze een gevaarlijke situatie kan opleveren. […]
Voornemen last onder bestuursdwang
Wij hebben het voornemen om u een last onder bestuursdwang op te leggen om ervoor te zorgen dat u de hierboven genoemde overtreding […] beëindigt. Dit betekent het volgende:
U moet de overtreding met artikel 1a van de Woningwet beëindigen. Dit kunt u doen door:
-
uiterlijkvrijdag 18 mei 2018 om 12:00 uureen plan van aanpak aan te leveren […]
-
dit plan, nadat deze is beoordeeld door een gemeentelijk constructeur, uiterlijkdinsdag 22 mei 2018 om 07:00 uurte realiseren
Dient u het plan van aanpak niet in voor vrijdag 18 mei 2018 om 12:00 uur of blijkt dat dit plan niet kan worden goedgekeurd door onze constructeur dan zijn wij voornemens de overtreding zelf te beëindigen. Dit doen wij door het treffen van maatregelen om gevaarzetting voor passerend verkeer en de gebruikers van het onderhavige en de belendende panden te voorkomen in het geval een gevelpaneel loskomt van de gevel en de kosten hiervan bij u in rekening te brengen. […]
Zienswijze
Voordat wij een definitief besluit nemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, kunt utot vrijdag 18 mei 2018 om 11:00 uuruw zienswijze kenbaar maken bij […]”
3.7.
Op 18 mei 2018 heeft de VvE contact gezocht met [gedaagde vrijwaring 1] . [gedaagde vrijwaring 1] was bestuurder van (in ieder geval) [C] , een vennootschap gelieerd aan [gedaagde vrijwaring 1] . Omdat de VvE [gedaagde vrijwaring 1] niet had weten te bereiken, heeft de VvE de gemeente om 11:00 uur als volgt bericht:
"Zoals vanmorgen besproken met uw collega's gaat de VvE er van uit dat de gemeente de nodige opdrachten uitgeeft omtrent de beveiliging van de passanten.”
3.8.
De gemeente en [gedaagde vrijwaring 1] hebben op 18 mei 2018 na 11:00 uur contact gehad over de plaatsing van steigers, onder andere over de locatie van de steigers en welke steigers zouden worden geplaatst.
3.9.
Per brief van 18 mei 2018 heeft de gemeente de VvE als volgt bericht:
“Zienswijze
Vanochtend (vrijdag 18 mei om 8.00 uur) hebben […] toezichthouders van de gemeente Tilburg een gesprek met u gehad. Tijdens dit gesprek is het op schrift gestelde voornemen van 17 mei 2018 aan u uitgereikt en toegelicht. Ook is aan u medegedeeld dat u gelegenheid krijgt om vandaag (18 mei 2018) uiterlijk om 11:00 uur uw zienswijze kenbaar te maken. Tijdens dit gesprek heeft u al uw zienswijze kenbaar gemaakt door het volgende mede te delen. U heeft contact gezocht met aannemer [gedaagde vrijwaring 1] , die het pand heeft gebouwd/laten bouwen.
U wilde deze aannemer de gelegenheid geven om de vereiste voorziening te realiseren. Indien deze aannemer niet bereid en/of in staat zou zijn om de vereiste voorziening te realiseren, zou u het aan de gemeente overlaten om (met toepassing van bestuursdwang) de voorziening te (doen) realiseren. U had ten tijde van het gesprek nog geen reactie van de aannemer gekregen. Indien u alsnog bericht zou krijgen van de aannemer, zou u dat aan ons kenbaar maken.
Per e-mail van 18 mei 2018 van 11.00 uur en in een aansluitend telefoongesprek met[de gemeente, wijziging rechtbank]
heeft u medegedeeld dat u geen reactie heeft gekregen van de aannemer en dat u het aan de gemeente laat om de voorziening, te (doen) realiseren. Vervolgens hebben diverse telefoongesprekken plaatsgevonden tussen u, de aannemer en[de gemeente, wijziging rechtbank]
om te zoeken naar een oplossing. Dit heeft er niet toe geleid dat u c.q de aannemer om 12:00 uur een plan van aanpak, zoals bedoeld in het voornemen van 17 mei 2018, heeft aangeleverd.
Omstreeks 12:45 uur heeft de aannemer telefonisch bij[de gemeente, wijziging rechtbank]
alsnog een plan van aanpak ingediend. Dit plan is akkoord bevonden door onze constructeur. Het plan dient ertoe ervoor te zorgen dat passerend verkeer en de gebruikers van het onderhavige en de belendende panden geen gevaar oplopen in het geval een gevelpaneel loskomt van de gevel. Bovendien dient de te treffen maatregel stand te kunnen houden tot het moment dat door een ter zake deskundige wordt vastgesteld dat er geen gevaarzetting door de gevel en/of gevelpanelen meer aanwezig is.
Met dit plan is deels voldaan aan de voorgenomen last. Om ervoor te zorgen dat dit plan ook daadwerkelijk dinsdag 22 mei 2018 om 07:00 uur gerealiseerd is, leggen wij ten aanzien van dit punt alsnog een last onder bestuursdwang op.
Besluit
Wij besluiten om u een last onder bestuursdwang op te leggen om ervoor te zorgen dat u de overtreding […] beëindigt.
U moet de overtreding met artikel 1a van de Woningwet beëindigen. Dit kunt u doen door uiterlijkdinsdag 22 mei 2018 om 07:00 uurhet geaccordeerde plan te hebben gerealiseerd. Zoals hiervoor uiteengezet dient het plan ertoe ervoor te zorgen dat passerend verkeer en de gebruikers van het onderhavige en de belendende panden geen gevaar oplopen in het geval een gevelpaneel loskomt van de gevel. Bovendien dient de te treffen maatregel stand te kunnen houden tot het moment dat door een ter zake deskundige wordt vastgesteld dat er geen gevaarzetting door de gevel en/of gevelpanelen meer aanwezig is.
Voldoet u niet, niet volledig of niet tijdig aan deze lastgeving dan beëindigen wij de overtreding. De kosten hiervan worden bij u in rekening gebracht.”
3.10.
[C] (althans een aan haar gelieerde vennootschap) heeft op of rond 19 mei 2018 steigers geplaatst, voor een deel op en naast de stoep die door [eiser in de hoofdzaak] als terras werd gebruikt.
3.11.
De steigers zijn op 8 februari 2020 verwijderd.

4.Het geschil

in de hoofdzaak

4.1.
[eiser in de hoofdzaak] vordert, zakelijk weergegeven, (1) voor recht te verklaren dat de VvE onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser in de hoofdzaak] en (2) de VvE te veroordelen tot betaling van € 110.045,29 ter zake van gederfde winst en tot betaling van overige nog door [eiser in de hoofdzaak] gelden en te lijden schade.
4.2.
De VvE concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
in de vrijwaring I zaak
4.3.
De VvE vordert [gedaagde vrijwaring 1] te veroordelen om aan de VvE te betalen al datgene waartoe de VvE als gedaagde in de hoofdzaak bij dat vonnis ten behoeve
van [eiser in de hoofdzaak] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld,
4.4.
[gedaagde vrijwaring 1] concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
in de vrijwaring II zaak
4.5.
De VvE vordert de gemeente te veroordelen om aan de VvE te betalen al datgene waartoe de VvE als gedaagde in de hoofdzaak bij dat vonnis ten behoeve
van [eiser in de hoofdzaak] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld,
4.6.
De gemeente concludeert tot afwijzing van het gevorderde.

5.De beoordeling

in de hoofdzaak

5.1.
Aan haar vorderingen legt [eiser in de hoofdzaak] ten grondslag dat de VvE op grond van artikel 5:37 BW, althans op grond van artikel 6:162 BW, althans via analoge toepassing van artikel 6:174 BW jegens [eiser in de hoofdzaak] aansprakelijk is.
De VvE heeft onrechtmatige hinder veroorzaakt / een onrechtmatige daad gepleegd door, ter uitvoering van de last onder bestuursdwang, een plan door [gedaagde vrijwaring 1] te laten indienen als gevolg waarvan steigers zijn geplaatst voor en naast [eiser in de hoofdzaak] .
Verder heeft de VvE onrechtmatig gehandeld, omdat een onrechtmatige daad ook een strijd met een wettelijke plicht omvat en de VvE eigenares is van een gebouw dat in strijd is met artikel 1a Woningwet, omdat het gebouw een gevaar vormt voor de gezondheid. Ook is het gebouw in strijd met paragraaf 2.1.2. Bouwbesluit 2012, omdat het niet voldoende bestand is tegen de tegen het gebouw werkende krachten. Ter onderbouwing van het feit dat het gebouw in strijd is met artikel 1a Woningwet en met paragraaf 2.1.2. Bouwbesluit 2012 verwijst [eiser in de hoofdzaak] naar het rapport van 7 juni 2017 van IBS en naar het rapport van 8 maart 2018 van [B] .
Bovendien is er, analoog aan artikel 6:174 BW, sprake van risicoaansprakelijkheid van de VvE voor de schade die is veroorzaakt door de maatregelen die zijn getroffen om schade als gevolg van haar gebrekkige gebouw te voorkomen.
5.2.
Volgens de VvE heeft zij geen onrechtmatige hinder veroorzaakt / heeft zij niet onrechtmatig gehandeld. Zij betwist dat zij de steigers heeft geplaatst. De steigers zijn in opdracht van de gemeente geplaatst. De VvE betwist ook dat zij een plan van aanpak heeft ingediend.
Verder betwist de VvE dat het gebouw niet voldoet aan artikel 1a Woningwet en aan paragraaf 2.1.2. Bouwbesluit 2012. Dat blijkt niet uit de rapporten van IBS en [B] . Bovendien is het Bouwbesluit 2003 van toepassing. Voor zover uit de rapporten blijkt dat er sprake was van gevaar (en dus in strijd zijn met de Woningwet en/of een bouwbesluit), dan heeft de VvE gedaan wat zij onder deze omstandigheden kon en moest doen. Zij heeft [gedaagde vrijwaring 1] op de hoogte gebracht van het standpunt van de gemeente en de door haar opgelegde last en zij heeft [gedaagde vrijwaring 1] en de gemeente gewezen op de gevolgen van de maatregelen voor [eiser in de hoofdzaak] . Volgens haar kon niet meer van haar worden verwacht.
Artikel 6:174 BW is volgens de VvE niet (analoog) van toepassing.
5.3.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.4.
Uit de vaststaande feiten blijkt niet dat de steigers in opdracht van de VvE zijn geplaatst. [eiser in de hoofdzaak] stelt / suggereert weliswaar dat de steigers in opdracht van de VvE zijn geplaatst, maar de VvE heeft dat betwist en [eiser in de hoofdzaak] heeft onvoldoende feiten gesteld die onderbouwen dat de steigers in opdracht van de VvE zijn geplaatst. Het staat weliswaar vast (1) dat de steigers zijn geplaatst door [C] en (2) dat de steigers zijn geplaatst nadat de VvE de gemeente het bericht had gestuurd
“Zoals vanmorgen besproken met uw collega's gaat de VvE er van uit dat de gemeente de nodige opdrachten uitgeeft omtrent de beveiliging van de passanten.”en nadat de gemeente en [gedaagde vrijwaring 1] met elkaar hadden gesproken, maar daaruit volgt nog niet dat de VvE opdracht heeft gegeven voor het plaatsen van de steigers.
5.5.
Ook blijkt niet uit de vaststaande feiten dat de VvE uitvoering heeft gegeven aan de last onder bestuursdwang. [eiser in de hoofdzaak] stelt weliswaar dat de VvE een plan van aanpak door [gedaagde vrijwaring 1] heeft laten indienen als gevolg waarvan de steigers zijn geplaatst, maar de VvE heeft dat betwist en [eiser in de hoofdzaak] heeft dat niet onderbouwd. Bovendien heeft [gedaagde vrijwaring 1] ter zitting toegelicht dat [C] met de gemeente weliswaar op 18 mei 2018 contact heeft gehad, maar zij heeft toegelicht dat zij tijdens dit contact alleen heeft meegedacht met de gemeente en heeft aangedrongen op het gebruik van lichtere steigers. Dat [gedaagde vrijwaring 1] daarmee een plan van aanpak namens de VvE heeft ingediend blijkt daar niet uit. [eiser in de hoofdzaak] heeft daarop haar stelling, dat de VvE [gedaagde vrijwaring 1] een plan van aanpak heeft laten indienen, niet onderbouwd.
5.6.
In het licht hiervan staat het niet vast en is ook onvoldoende onderbouwd dat de VvE, zoals door [eiser in de hoofdzaak] is gesteld, ter uitvoering van de last onder bestuursdwang, een plan door [gedaagde vrijwaring 1] heeft laten indienen als gevolg waarvan steigers zijn geplaatst voor en naast [eiser in de hoofdzaak] . Voor zover [eiser in de hoofdzaak] haar vorderingen hierop heeft gestoeld zijn de vorderingen niet toewijsbaar.
5.7.
Wat betreft het gestelde onrechtmatige handelen doordat het gebouw niet voldoet aan artikel 1a Woningwet en aan paragraaf 2.1.2. Bouwbesluit 2012, overweegt de rechtbank als volgt.
5.8.
Artikel 1a Woningwet luidt (in ieder geval sinds 18 mei 2018) als volgt:
“1. De eigenaar van een bouwwerk […] draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk […] geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.”
5.9.
In paragraaf 2.1.2. van het (inmiddels vervallen) Bouwbesluit 2012 waren de volgende bepalingen opgenomen:
“Artikel 2.6. Aansturingsartikel
1. Een bestaand bouwwerk is gedurende de restlevensduur voldoende bestand tegen de daarop werkende krachten. […]
Artikel 2.7. Fundamentele belastingcombinaties
Een bouwconstructie bezwijkt niet gedurende de in NEN 8700 bedoelde restlevensduur bij de fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN 8700.”
5.10.
Artikel 1a Woningwet en artikelen 2.6 en 2.7 Bouwbesluit 2012 strekken ertoe te voorkomen dat door gebouwen schade aan personen en zaken in en rondom de gebouwen wordt veroorzaakt. [eiser in de hoofdzaak] heeft niet gesteld dergelijke schade te hebben geleden. [eiser in de hoofdzaak] stelt omzetschade te hebben geleden doordat steigers zijn geplaatst (ter voorkoming van schade aan personen en zaken). Genoemde artikelen strekken er echter niet toe te voorkomen dat dergelijke schade wordt geleden. Dit betekent dat het feit dat het gebouw niet voldoet aan het bepaalde in artikel 1a Woningwet en paragraaf 2.1.2. van het Bouwbesluit 2012 niet voldoende is om aan te nemen dat de VvE jegens [eiser in de hoofdzaak] onrechtmatig heeft gehandeld. Dat het gebouw niet voldoet aan het bepaalde in artikel 1a Woningwet en paragraaf 2.1.2. van het Bouwbesluit 2012 is overigens betwist en blijkt niet zonder meer uit de rapporten. Voor zover [eiser in de hoofdzaak] haar vorderingen heeft gestoeld op schending van artikel 1a Woningwet en van paragraaf 2.1.2. Bouwbesluit 2012, zijn de vorderingen niet toewijsbaar.
5.11.
[eiser in de hoofdzaak] heeft verder haar vorderingen gestoeld op analoge toepassing van artikel 6:174 BW.
5.12.
Op grond van artikel 6:174 BW kan de bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk zijn.
5.13.
Artikel 6:174 BW is niet van toepassing, omdat voor toepassing van dit artikel vereist is dat het gevaar zich heeft verwezenlijkt en dit in casu niet het geval is (geweest). Voor analoge toepassing is naar het oordeel van rechtbank ook geen reden. Artikel 6:174 BW ziet niet op de aansprakelijkheid voor schade ontstaan door maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming van schade aan personen en zaken. Het artikel 6:174 BW ziet op de situatie dat het gevaar zich verwezenlijkt (en juist geen maatregelen zijn getroffen). Voor zover [eiser in de hoofdzaak] haar vorderingen heeft gestoeld op analoge toepassing van artikel 6:174 BW, zijn de vorderingen niet toewijsbaar.
5.14.
De conclusie is [eiser in de hoofdzaak] geen deugdelijke grond heeft gesteld voor haar vorderingen op de VvE. Uit het gestelde volgt verder ook niet dat de VvE jegens [eiser in de hoofdzaak] onrechtmatig heeft gehandeld / onrechtmatige hinder heeft veroorzaakt, waardoor [eiser in de hoofdzaak] schade heeft geleden. Het feit dat de steigers zijn geplaatst en dat dit verband houdt met het feit dat het gebouw waarvan de VvE eigenares is (mogelijk) niet voldoet aan alle veiligheidsregels, levert niet zonder meer onrechtmatig handelen / onrechtmatige hinder van de VvE jegens [eiser in de hoofdzaak] op. De vorderingen van [eiser in de hoofdzaak] zijn niet toewijsbaar.
5.15.
[eiser in de hoofdzaak] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VvE worden begroot op € 7.671,-, bestaande uit € 3.540,- aan salaris advocaat (2,0 punten x liquidatietarief van € 1.770,-) en € 4.131,- aan griffierecht. De rente en de nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
in de vrijwaring I zaak
5.16.
Nu de vordering in de hoofdzaak niet toewijsbaar is gebleken, moet de vordering in de vrijwaring I zaak worden afgewezen.
5.17.
De VvE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde vrijwaring 1] worden begroot op € 7.740,-, bestaande uit € 3.540,- aan salaris advocaat (2,0 punten x liquidatietarief van € 1.770,-) en € 4.200,- aan griffierecht. De rente en de nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
in de vrijwaring II zaak
5.18.
Nu de vordering in de hoofdzaak niet toewijsbaar is gebleken, moet de vordering in de vrijwaring II zaak worden afgewezen.
5.19.
De VvE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op € 7.740,-, bestaande uit € 3.540,- aan salaris advocaat (2,0 punten x liquidatietarief van € 1.770,-) en € 4.200,- aan griffierecht. De rente en de nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser in de hoofdzaak] af,
6.2.
veroordeelt [eiser in de hoofdzaak] in de proceskosten, aan de zijde van de VvE tot op heden begroot op € 7.671,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis,
6.3.
veroordeelt [eiser in de hoofdzaak] tot betaling aan de VvE van € 163,- aan nakosten, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser in de hoofdzaak] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, tot € 255,-, en met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over de nakosten vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis,
6.4.
verklaart de veroordelingen, beschreven in r.o. 6.2. en 6.3. uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaring I zaak
6.5.
wijst de vorderingen van de VvE af,
6.6.
veroordeelt de VvE tot betaling van € 7.740,- aan [gedaagde vrijwaring 1] aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW hierover vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis,
6.7.
veroordeelt de VvE tot betaling aan [gedaagde vrijwaring 1] van € 163,- aan nakosten, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de VvE niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, tot € 255,-, en met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over de nakosten vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis,
6.8.
verklaart de veroordelingen, beschreven in r.o. 6.6. en 6.7. uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaring II zaak
6.9.
wijst de vorderingen van de VvE af,
6.10.
veroordeelt de VvE tot betaling van € 7.740,- aan de gemeente aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW hierover vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis,
6.11.
veroordeelt de VvE tot betaling aan de gemeente van € 163,- aan nakosten, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de VvE niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, tot € 255,-, en met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over de nakosten vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis,
6.12.
verklaart de veroordelingen, beschreven in r.o. 6.10. en 6.11. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022.