[gedaagde 1] betwist bij gebrek aan wetenschap de conclusies van de rapporten. Hij blijft bij zijn eerdere verklaringen.
Volgens hem zijn er andere verklaringen mogelijk waarom de airbags en gordelspanners niet waren geactiveerd dan dat de aanrijding niet heeft plaatsgevonden.
Wat betreft het rapport van MVOA van 25 september 2018 betwist [gedaagde 1] dat daaruit de conclusie kan worden getrokken dat het ongeval zich niet heeft voorgedaan zoals [gedaagde 1] heeft verklaard. Hooguit volgt daaruit slechts dat de door [gedaagde 1] beschreven toedracht minder waarschijnlijk is.
Wat betreft het Spurfixonderzoek wijst [gedaagde 1] erop dat de afwezigheid van lak allerlei redenen kan hebben, mede gezien het tijdsverloop.
[gedaagde 1] betwist dat zijn verklaring – dat hij de auto van [gedaagde 2] niet heeft gezien – ongeloofwaardig is. Niet uitgesloten is dat hij door de impact van het ongeval niet meer precies weet wat er zich heeft afgespeeld. Dat er reden is om te twijfelen aan de goede bedoelingen van [gedaagde 2] , vanwege haar letselschadeclaim, betekent niet dat de verklaring van [gedaagde 1] ongeloofwaardig is.
Het bureau dat het onderzoek heeft laten uitvoeren was niet onafhankelijk, omdat het door ZLM is betaald.
Volgens [gedaagde 1] beschikt hij niet over de financiële middelen om een eigen technisch onderzoek te laten verrichten. Bovendien zou een technisch sporenonderzoek lastig zijn gezien het tijdsverloop.
[gedaagde 1] doet tevens een beroep op rechtsverwerking aan de zijde van ZLM, nu zij door haar aanvankelijke opstelling en de uitbetaling aan partijen de indruk heeft gewekt daar niet meer op terug te zullen komen.
Subsidiair doet [gedaagde 1] een beroep op matiging omdat hij niet beschikt over financiële middelen en hij enkel leeft van een AOW.