Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[gedaagde sub 4],
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 december 2021 met 15 producties;
- de op 21 december 2021 van Whyled c.s. ontvangen producties 1 tot en met 4;
- de op 22 december 2021 van [eiser] ontvangen productie 16;
- de mondelinge behandeling op 22 december 2021;
- de pleitnota van [eiser] ;
- de pleitaantekeningen van Whyled c.s.;
- de aanhouding van de procedure teneinde Whyled c.s. in de gelegenheid te stellen binnen twee weken een verklaring van de heer [A] te overleggen. Met partijen is ter zitting afgesproken dat [eiser] hierop na ontvangst binnen een week mag reageren, waarna desgewenst nog een akteronde kan volgen.
- de op 4 januari 2022 van Whyled c.s. ontvangen akte, doorgenummerd als productie 5;
- de op 12 januari 2022 van [eiser] ontvangen antwoordakte met de producties 17 en 18;
- de op 19 januari 2022 van Whyled c.s. ontvangen reactie op de antwoordakte van [eiser] .
2.De feiten
“Cliënt is op aandringen van Whyled c.s. op de door WhyLed c.s. aangegeven datum en tijdstip, 28 juli 2021, de goederen af komen geven. De goederen werden in ontvangst genomen door de heer [A] . Cliënt heeft aan de heer [A] nog gevraagd of hij wel bevoegd was om het ontvangstbewijs te tekenen. De heer [A] zei dat dit het geval was. Cliënt heeft daarop aangegeven dat hij graag wilde dat de heer [A] naar binnen ging om te verifiëren of het hem toegestaan was te tekenen voor correcte ontvangst van de goederen. De heer [gedaagde sub 4] zat namelijk binnen. Hierop is de heer [A] naar binnen gegaan en terug naar buiten gekomen met de bevestiging dat hem dit toegestaan was en vervolgens heeft hij de ontvangstbevestiging getekend. Cliënt heeft een getuige die dat kan bevestigen. (…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
In het incident.
1.016,00