ECLI:NL:RBOBR:2022:463

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
C/01/377513 / KG ZA 21-740
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over dwangsommen en vordering tot voorlopig verbod van executie

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser, [eiser], dat de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 14 juli 2021 wordt gestaakt. Dit vonnis betrof een vordering van Whyled c.s. (waaronder WHYLED B.V., WHYLED INVESTMENTS B.V. en WHYLED FINANCE B.V.) tegen [eiser] voor de teruggave van goederen, waaronder een eet/vergadertafel, stoelen, een scooter en LED-panelen. Eiser stelt dat hij aan de veroordeling heeft voldaan door de goederen terug te geven, maar Whyled c.s. betwisten dit en stellen dat eiser niet de juiste goederen heeft ingeleverd, waardoor dwangsommen zijn verbeurd. De voorzieningenrechter oordeelt dat Whyled c.s. voldoende bewijs hebben geleverd dat eiser niet de juiste goederen heeft teruggegeven. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om de executie van de dwangsommen te schorsen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de incassering van de dwangsommen een onredelijke impact op hem zal hebben. De vordering tot schorsing van de executie wordt afgewezen, en eiser wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/377513 / KG ZA 21-740
Vonnis in kort geding van 1 februari 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M.C.A. Geerts te Oirschot,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WHYLED B.V.,
gevestigd te Oirschot,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WHYLED INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Oirschot,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WHYLED FINANCE B.V.,
gevestigd te Oirschot,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. F.M.A. Rooijakkers te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] en Whyled c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
De procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 december 2021 met 15 producties;
  • de op 21 december 2021 van Whyled c.s. ontvangen producties 1 tot en met 4;
  • de op 22 december 2021 van [eiser] ontvangen productie 16;
  • de mondelinge behandeling op 22 december 2021;
  • de pleitnota van [eiser] ;
  • de pleitaantekeningen van Whyled c.s.;
  • de aanhouding van de procedure teneinde Whyled c.s. in de gelegenheid te stellen binnen twee weken een verklaring van de heer [A] te overleggen. Met partijen is ter zitting afgesproken dat [eiser] hierop na ontvangst binnen een week mag reageren, waarna desgewenst nog een akteronde kan volgen.
  • de op 4 januari 2022 van Whyled c.s. ontvangen akte, doorgenummerd als productie 5;
  • de op 12 januari 2022 van [eiser] ontvangen antwoordakte met de producties 17 en 18;
  • de op 19 januari 2022 van Whyled c.s. ontvangen reactie op de antwoordakte van [eiser] .
1.2.
Door Whyled c.s. is ter zitting het standpunt ingenomen dat bij exploot van dagvaarding niet voldaan is aan de daarvoor geldende wettelijke betekeningsvoorschriften omdat Whyled c.s. domicilie heeft gekozen ten kantore van deurwaarder Van Lith, hetgeen volgens Whyled c.s. ook bekend was bij [eiser] . De voorzieningenrechter wijst erop dat art. 63 lid 2 Rv bepaalt dat de dagvaarding aan het gekozen domicilie kan worden betekend. Dit is echter geen verplichting. Nu [eiser] de dagvaarding heeft betekend aan het adres van de advocaat van Whyled c.s. is de dagvaarding volgens Whyled c.s. niet geldig betekend hetgeen tot de nietigheid van de dagvaarding moet leiden, aldus Whyled c.s. Nu Whyled c.s. ter zitting zijn verschenen gaat de voorzieningenrechter hieraan voorbij. Bovendien zijn Whyled c.s. in de gelegenheid gesteld om een verklaring van de heer [A] te overleggen. Gelet hierop zijn Whyled c.s., ondanks de (ver)korte termijn tussen de betekening van de dagvaarding op 20 december 2021 en de mondelinge behandeling op 22 december 2021 niet in hun verdediging geschaad.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en gedaagde sub 4 (hierna te noemen: [gedaagde sub 4] ) hebben tot 2019 samengewerkt binnen de vennootschappen van gedaagden. Deze vennootschappen zijn actief in de led-verlichtingsbranche.
2.2.
[eiser] en Whyled c.s. zijn met elkaar in een conflict gekomen en de samenwerking tussen [eiser] en [gedaagde sub 4] is beëindigd op 17 mei 2019.
2.3.
Op 23 mei 2019 heeft [eiser] Easy-Led B.V. (hierna Easy-Led) opgericht, welke onderneming zich net als Whyled richt op de (zakelijke) ledlampen markt.
2.4.
Partijen zijn vanwege het niet welslagen van de (financiële) ontvlechting van de samenwerking en overige geschilpunten verwikkeld geraakt in een gerechtelijke procedure.
2.5.
Bij eindvonnis van 14 juli 2021 (C/01/347219/HA ZA 19-384) heeft deze rechtbank– voorzover hier relevant – op de reconventionele vordering van Whyled c.s. de volgende (uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) beslissing genomen:
“3.9. veroordeelt [eiser] tot teruggave aan WhyLed c.s. van de eet/vergadertafel, het drietal stoelen, de scooter, 2 dozen LED-Panels, 2 stuks Office Led-Panels en het kentekenbewijs van de Tesla binnen twee weken na dit vonnis;
3.10.
veroordeelt [eiser] om aan WhyLed c.s. een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 3.9 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt”.
2.6.
De rechtbank is – zo blijkt uit het vonnis - tot deze beslissing gekomen omdat Whyled c.s. in hun bewijsopdracht (zoals door de rechtbank in haar tussenvonnis van 1 april 2020 aan Whyled c.s. was opgedragen) waren geslaagd aan te tonen dat deze goederen aan Whyled c.s. toebehoren en dus door [eiser] op enig moment uit de bedrijfsruimte van Whyled c.s. waren meegenomen.
2.7.
Op 28 juli 2021 heeft [eiser] de goederen op een vooraf afgesproken tijdstip bij Whyled c.s. afgeleverd. De afgegeven goederen (die volgens [eiser] corresponderen met de bedoelde zaken zoals verwoord in het vonnis van 14 juli 2021) zijn door een medewerker van Whyled c.s., de heer [A] , ingenomen. [eiser] heeft als productie 2 overgelegd een door de heer [A] voor ontvangst ondertekende lijst waarop de goederen staan genoteerd.
2.8.
Op 29 juli 2021 heeft de advocaat van Whyled c.s. de advocaat van [eiser] – voorzover hier relevant -op de hoogte gebracht van de constatering van [gedaagde sub 4] dat [eiser] niet de juiste goederen heeft ingeleverd met het verzoek binnen drie dagen de juiste goederen terug te leveren. In het bericht is het als volgt verwoord:
“(…)
Helaas heeft cliënte bovendien moeten constateren dat de afgeleverde goederen niet de goederen zijn die op grond van het vonnis zijn toegewezen. De goederen die wel overeenkomen met het vonnis, zijn enorm beschadigd of vervuild.
Allereerst is de tafel die is terugbezorgd, niet de tafel die door uw cliënt is ontvreemd. De terugbezorgde tafel is niet meer dan een zwaar beschadigd campingtafeltje dat zijn langste tijd heeft gehad. Het verschil tussen beide tafels is duidelijk te zien. Dat betekent dat uw cliënt deze nog steeds in goede staat moet retourneren.
Daarnaast is de scooter die moest worden teruggebracht in zeer slechte staat aangeleverd. Er zit geen accu meer in en het wiel zit vast. De scooter werkt daardoor simpelweg niet meer. Ook de tweede set sleutels en het gecertificeerde slot dat bij de scooter hoort is niet geretourneerd. Tevens waren de stoelen gloednieuw toen deze onrechtmatig werden ontvreemd. Dat is helaas niet meer het geval. De stoelen zijn besmeurd met witte vlekken.
Tevens heeft uw cliënt LED-Panels en Office LED-panels van mijn cliënte ontvreemd. De panels waren van hoge kwaliteit en hebben een garantie van 5 jaar. De panels die cliënte terug heeft gekregen zijn niet dezelfde panels. Deze zijn van mindere kwaliteit en er staan bovendien nog stickers op van Easy-led. Het is overduidelijk dat dit niet dezelfde panels zijn als die uw cliënt heeft ontvreemd bij mijn cliënte. Ook uit de vergelijking met de productcodes en maatvoering blijkt dit. Het zijn totaal andere producten.
(…)”.
2.9.
Hierop heeft de advocaat van [eiser] op 30 juli 2021 gereageerd met het bericht dat [eiser] op 28 juli 2021 voldaan heeft aan hetgeen waartoe hij verplicht was in het vonnis van 14 juli 2021 en dat [A] de afgeleverde goederen heeft gezien en namens [gedaagde sub 4] heeft getekend voor ontvangst.
2.10.
Op 8 november 2021 heeft Whyled c.s. het vonnis van 14 juli 2021 aan [eiser] laten betekenen en bevel gedaan (onder verbeurte van de in het vonnis bepaalde dwangsom) om onmiddellijk aan de inhoud van het vonnis te voldoen, meer in het bijzonder het teruggeven van de zaken zoals in het dictum onder r.o. 3.9. is opgenomen.
2.11.
Op 10 november 2021 heeft de advocaat [eiser] namens [eiser] gereageerd op het exploot van betekening en het daarin opgenomen bevel stellende dat [eiser] heeft voldaan aan de veroordeling van het vonnis van 14 juli 2021 zoals neergelegd in 3.9 van het vonnis door de genoemde goederen af te geven waarvoor een ontvangstbevestiging is getekend door [A] :
“Cliënt is op aandringen van Whyled c.s. op de door WhyLed c.s. aangegeven datum en tijdstip, 28 juli 2021, de goederen af komen geven. De goederen werden in ontvangst genomen door de heer [A] . Cliënt heeft aan de heer [A] nog gevraagd of hij wel bevoegd was om het ontvangstbewijs te tekenen. De heer [A] zei dat dit het geval was. Cliënt heeft daarop aangegeven dat hij graag wilde dat de heer [A] naar binnen ging om te verifiëren of het hem toegestaan was te tekenen voor correcte ontvangst van de goederen. De heer [gedaagde sub 4] zat namelijk binnen. Hierop is de heer [A] naar binnen gegaan en terug naar buiten gekomen met de bevestiging dat hem dit toegestaan was en vervolgens heeft hij de ontvangstbevestiging getekend. Cliënt heeft een getuige die dat kan bevestigen. (…)”
2.12.
Op 22 november 2021 heeft de advocaat van [eiser] het standpunt herhaald en aangeboden een nieuwe tafel te leveren.
2.13.
Op 7 december 2021 heeft de deurwaarder op de brieven van 10 november 2021 en 22 november 2021 van [eiser] gereageerd en het standpunt van Whyled c.s. dat niet de juiste goederen zijn ingeleverd herhaald. Voorts is medegedeeld dat de heer [A] niet bevoegd was om de goederen in ontvangst te nemen en [eiser] niet heeft voldaan aan het vonnis en dus € 50.000,00 aan dwangsommen heeft verbeurd.
2.14.
Bij brief van 9 december 2021 heeft de advocaat van [eiser] op de brief van de deurwaarder gereageerd en heeft het standpunt herhaald dat [eiser] wel aan het vonnis heeft voldaan en dat Whyled c.s. ten onrechte aanspraak maken op dwangsommen.
2.15.
Op 14 december 2021 heeft de advocaat van Whyled c.s. medegedeeld dat de dwangsommen zijn verbeurd en Whyled c.s. daarop aanspraak zullen maken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat – met veroordeling van Whyled c.s. in de werkelijk gemaakte kosten:
in het incident:
Whyled c.s. te veroordelen om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 14 juli 2021
te staken en gestaakt te houden tot en met de datum van het vonnis in onderhavig kort geding op straffe van verbeurte van een dwangsom;
in de hoofdzaak:
primair:Whyled c.s. te veroordelen om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 14 juli 2021
te staken en gestaakt te houden op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair:Whyled c.s. te veroordelen om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 14 juli 2021 te staken en gestaakt te houden tot het moment dat het gerechtshof bij arrest heeft beslist over de in het vonnis opgenomen dwangsommen en over de verschuldigdheid daarvan op straffen van verbeurte van een dwangsom;
meer subsidiair:Whyled c.s. te veroordelen de tenuitvoerlegging van het vonnis van 14 juli 2021 te beperken tot een bedrag van de daadwerkelijk verbeurde dwangsommen vanaf de datum van betekening d.d. 8 november 2021, op straffe van verbeurte van een dwangsom voor het geval dat Whyled c.s. desondanks overgaat tot executie van voornoemd vonnis voor een hoger bedrag.
3.2.
[eiser] legt hieraan het volgende ten grondslag. [eiser] is van oordeel dat hij voldaan heeft aan de veroordeling zoals opgenomen onder r.o. 3.9 van het vonnis van 14 juli 2021 en er geen dwangsommen verschuldigd geworden zijn aan Whyled c.s.. [eiser] heeft een getekende ontvangstbevestiging ontvangen. [eiser] heeft aan de heer [A] gevraagd of hij wel bevoegd was om het ontvangstbewijs te tekenen. De heer [A] zei dat dit het geval was. [eiser] heeft daarop aangegeven dat hij graag wilde dat de heer [A] naar binnen ging om te verifiëren of het hem toegestaan was te tekenen voor correcte ontvangst van de goederen. [gedaagde sub 4] zat volgens [eiser] binnen. Hierop is de heer [A] naar binnen gegaan en terug naar buiten gekomen met een bevestiging dat hem dit toegestaan was en vervolgens heeft hij de ontvangstbevestiging getekend.
Met betrekking tot de ingeleverde goederen heeft [eiser] de volgende standpunten ingenomen.
3.2.1.
Ten aanzien van de tafel is in het vonnis niet gespecificeerd welke tafel ingeleverd diende te worden. In het vonnis staat slechts dat ‘de tafel’ ingeleverd moet worden. [eiser] heeft een tafel ingeleverd en heeft daarmee aan zijn verplichting voldaan.
3.2.2.
Ten aanzien van de stoelen heeft [eiser] de bedoelde stoelen ingeleverd en heeft aan zijn verplichting conform het vonnis voldaan. [eiser] is van mening dat hij de stoelen in goede staat heeft afgegeven. In het vonnis is voorts ook niet bepaald dat de stoelen ‘in goede’ staat dienen te worden afgegeven. De witte vlekken waaraan Whyled c.s. de stelling ontleent dat de stoelen beschadigd zouden zijn, zijn eenvoudig te verwijderen. [eiser] meent dan ook dat hij de stoelen in goede staat heeft afgeleverd.
3.2.3.
Ten aanzien van de scooter betwist [eiser] de stellingen van Whyled c.s.. Op enkele gebruikssporen na heeft [eiser] de scooter in correcte staat ingeleverd, met accu, met bijbehorende accu met stekkers en zonder vastzittend wiel.
3.2.4.
[eiser] heeft de led-panelen conform het vonnis ingeleverd. In het vonnis zijn de panelen niet gespecificeerd. Dat er op de dozen een sticker zit van EasyLed in plaats van Whyled c.s. doet daar niets aan af.
3.3.
Whyled c.s. voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In het incident.

4.1.
Vast staat dat Whyled c.s. voorafgaande aan de zitting nog geen aanvang genomen hadden met de executie van het vonnis van 14 juli 2021. Ter zitting is namens Whyled c.s. toegezegd dat zij geen executiehandelingen zullen laten uitvoeren totdat vonnis zal zijn gewezen in dit kort geding. Gelet hierop heeft [eiser] geen belang bij de incidentele vordering en zal deze worden afgewezen.
In de hoofdzaak.
4.2.
[eiser] vordert staking van de executie van het vonnis van 14 juli 2021 en heeft hiermee een executiegeschil aanhangig gemaakt in de zin van artikel 438 lid 2 Rv.
4.3.
De vraag of daadwerkelijk dwangsommen zijn verbeurd dient in een executiegeschil door de executierechter ‘vol’ te worden getoetst, waarbij de bewijslast rust op de executerende partij (HR 12 juli 2013, NJ 2013/435). Bij de beoordeling of het dictum is overtreden en er dwangsommen zijn verbeurd omdat een verbod niet of onvoldoende is nageleefd, dient de rechter zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte rechtshandelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dient de rechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen zodanig dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (HR 15 november 2002, NJ 2004/410). Bovendien moet in aanmerking worden genomen dat een in het dictum uitgesproken veroordeling steeds moet worden gelezen in verband met de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen waarop zij steunt.
4.4.
Het is aan de executant (Whyled c.s.) om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en - bij betwisting - aannemelijk te maken waaruit blijkt dat geëxecuteerde ( [eiser] ) niet aan de met dwangsommen bedreigde veroordeling heeft voldaan.
4.5.
De kernvraag in dit kort geding is dus of Whyled c.s. terecht aanspraak maken op beweerdelijk door [eiser] verbeurde dwangsommen wegens het niet nakomen van het vonnis van 14 juli 2021.
4.6.
In dit executiegeschil verschillen partijen van mening over de vraag of [eiser] heeft voldaan aan het vonnis van 14 juli 2021. Meer in het bijzonder verschillen zij van menig over de vraag of [eiser] de (juiste) goederen zoals omschreven in het vonnis heeft afgegeven. Om die vraag te kunnen beantwoorden moet de in het vonnis gegeven veroordeling worden uitgelegd.
4.7.
In rechtsoverweging 2.25. van het vonnis van 14 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter ten aanzien van het onderdeel 2.9. van het dictum als volgt overwogen:
“…)
a. een eet/vergadertafel
[eiser] erkent dat hij deze tafel heeft meegenomen, zodat WhyLed c.s. wordt vermoed eigenaar te zijn. WhyLed c.s. stelt onder overlegging van een betalingsbewijs dat deze tafel is gekocht van een bedrijf waar [gedaagde sub 4] en [eiser] werkzaam waren. Aan [eiser] is door Whyled Finance een bedrag betaald voor de overname van onder meer inventaris die bij hem in bezit waren.
[eiser] stelt dat WhyLed c.s. erkent dat de tafel van [eiser] was en vindt dat het betaalbewijs niet overtuigt, maar daarbij ziet [eiser] over het hoofd dat de tafel in het bezit van WhyLed c.s. is gekomen, waar [eiser] de tafel vervolgens heeft weggenomen. [eiser] heeft onvoldoende tegenbewijs geleverd, zodat wordt vastgesteld dat WhyLed c.s. terecht een beroep op revindicatie doet. Ten aanzien van deze tafel wordt de vordering dus toegewezen.
b. een drietal stoelen,
[eiser] erkent dat hij de stoelen bij WhyLed c.s. heeft weggenomen, zodat WhyLed c.s. wordt vermoed eigenaar te zijn. WhyLed c.s. stelt onder overlegging van een factuur waaruit blijkt dat zij de stoelen heeft gekocht. [eiser] overlegt een verklaring van de firma waarvan WhyLed c.s. stelt de stoelen te hebben gekocht, waarin staat dat die factuur onbekend is bij die firma. Ook hier geldt dat het tegenbewijs dat [eiser] heeft geleverd ontoereikend is om het bewijsvermoeden, gestut door het bewijs van WhyLed c.s., onderuit te halen. Ook deze stoelen moet [eiser] dus teruggeven aan WhyLed c.s.
(…);
f. een scooter, Bohit Bastard Pro, kenteken DST-54-T
WhyLed c.s. heeft een aankoopbon overgelegd. Partijen zijn het erover eens dat WhyLed c.s. de twee scooters heeft gekocht. [eiser] heeft erkend dat hij deze scooter heeft weggenomen. WhyLed c.s. wordt dus gesteund door het bewijsvermoeden. Het had op de weg van [eiser] gelegen daarom aan te tonen dat hij de rechthebbende was. Dat stelt hij wel, maar van enig bewijs op dat vlak is geen sprake. Ten aanzien van de scooter wordt de vordering tot revindicatie dus toegewezen.
(…);
h. 2 dozen LED-Panels en
i. 2 stuks Office Led-Panels,
[eiser] erkent dat deze eigendom zijn van WhyLed c.s. en moet ze teruggeven.
(…);
s. Kentekenbewijs Tesla
Helder is dat [eiser] de Tesla heeft gebruikt, hij moet dan ook het kentekenbewijs hebben ontvangen, de Tesla heeft hij ingeleverd, maar het kentekenbewijs niet. Dat zal hij alsnog moeten inleveren. Deze vordering wordt toegewezen.
2.26
Ten aanzien van de eet/vergadertafel, het drietal stoelen, de scooter, 2 dozen LED-Panels, 2 stuks Office Led-Panels en het kentekenbewijs van de Tesla zal [eiser] worden veroordeeld om deze goederen terug te geven. [eiser] zal dat moeten doen binnen twee weken na dit vonnis. De gevorderde dwangsom zal de rechtbank beperken en maximeren als vermeld in de beslissing”.
(…)’
4.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn het doel en de strekking van de veroordeling – voorzover hier relevant – om de goederen zoals genoemd in het vonnis weer in het bezit van Whyled c.s. te brengen.
4.9.
Nu Whyled c.s. stellen dat [eiser] zich niet heeft gehouden aan de veroordeling, zodat volgens haar de dwangsommen verschuldigd zijn, en [eiser] dit betwist, rust op Whyled c.s. de bewijslast daarvan.
4.10.
Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.11.
Whyled c.s. hebben genoegzaam aangetoond dat [eiser] niet de juiste eettafel heeft ingeleverd. Op de foto’s (productie 4 bij dagvaarding) is duidelijk te zien welke tafel door [eiser] is meegenomen. Hiervan zijn video-opnames gemaakt door de bewakingscamera. De ingeleverde inklapbare campingtafel is derhalve niet de houten tafel die [eiser] aan Whyled c.s. had moeten retourneren. In zoverre is niet aan het vonnis voldaan. Whyled c.s. hebben voorts aannemelijk gemaakt met fotomateriaal (productie 4 Whyled c.s.) dat de door [eiser] ingeleverde Led-Panels en Office Led- Panels niet de panels zijn die door [eiser] bij Whyled c.s. zijn weggenomen. Whyled c.s. hebben dit aannemelijk gemaakt door te verwijzen naar de productcodes en de maatvoering. De stelling van [eiser] dat in het vonnis van 14 juli 2021 niet duidelijk is gemaakt over welke tafel en welke panels het zou moeten gaan, gaat gelet op het vorenstaande niet op. Whyled c.s. hebben als productie 4 de akte houdende overlegging van bewijsstukken in reconventie overgelegd waartoe zij waren opgedragen in het tussenvonnis van 1 april 2020. Blijkens de bij die akte bijgevoegde bijlagen hebben Whyled c.s. aangetoond dat zij eigenaren zijn van de eet/vergadertafel, het drietal stoelen, de scooter, 2 dozen LED-Panels, 2 stuks Office Led-Panels en het kentekenbewijs van de Tesla. Whyled c.s. hebben het eigendom onder meer aangetoond door aankoopbonnen te overleggen (waarop voor wat betreft de panels productcodes zijn vermeld). Gelet hierop heeft de rechtbank reden gezien [eiser] te veroordelen om (onder andere) deze goederen aan Whyled c.s. te retourneren. Voor [eiser] was dus voldoende duidelijk welke goederen geretourneerd moesten worden.
4.12.
Slotsom is dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk is dat [eiser] door niet de juiste eettafel en de juiste panels in te leveren niet volledig heeft voldaan aan doel en strekking van de veroordeling, namelijk het teruggeven van de door Whyled c.s. aangetoond en onderbouwd met stukken bedoelde goederen. Gelet hierop kan dus in het midden blijven of de ingeleverde scooter al dan niet met accu is ingeleverd en of de eettafelstoelen bij wegneming al de geconstateerde witte vlekken hadden.
4.13.
Nu Whyled c.s. hebben aangetoond dat [eiser] een deel van de goederen niet juist heeft geretourneerd heeft [eiser] niet volledig aan de veroordeling voldaan. De omstandigheid dat een werknemer van Whyled c.s., te weten J. [A] , getekend heeft voor ontvangst doet daar niet aan af. Uit de door [A] afgegeven verklaring is genoegzaam gebleken dat hij niet wist dat [eiser] goederen zou komen afgeven. [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat [A] bevoegd was namens Whyled c.s. het eenzijdig door [eiser] opgestelde briefje waaruit zou moeten blijken dat [eiser] de juiste goederen heeft geretourneerd te tekenen, zodat aan dat briefje geen betekenis kan worden gehecht.
4.14.
Nu voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [eiser] dwangsommen heeft verbeurd resteert de vraag of voldoende grond bestaat om de executie van die dwangsommen te schorsen danwel te verbieden.
4.15.
De maatstaf voor de beoordeling van een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak in kort geding is door de Hoge Raad partieel heroverwogen in zijn arrest van 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026 (De Zeester). In dit arrest is de Hoge Raad teruggekomen op de maatstaf zoals die was geformuleerd in het Ritzen/Hoekstra-arrest (HR 22 april 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4575). Volgens het nieuwste arrest geldt dat er - meer - ruimte is voor rechterlijk ingrijpen op grond van een afweging van belangen, in geval van uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraken waartegen een rechtsmiddel is ingesteld, zoals in dit geval.
4.16.
In dit geval is sprake van de voorgenomen tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing waartegen door [eiser] hoger beroep is ingesteld. De beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beslissing in reconventie in het vonnis van 14 juli 2021 is niet gemotiveerd. Dat betekent – in het licht van de hiervoor onder 4.15 geschetste toetsingsmaatstaf – dat de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing totdat op het rechtsmiddel (hoger beroep) is beslist, toewijsbaar is als er omstandigheden zijn die meebrengen dat het belang van [eiser] bij schorsing van de executie van de beslissing zwaarder weegt dan het belang van Whyled c.s. om tot tenuitvoerlegging van die beslissing over te kunnen gaan.
4.17.
Door [eiser] is naar voren gebracht dat de incassering van de dwangsommen voor hem als privépersoon een enorme impact zal hebben. [eiser] heeft dit echter niet aannemelijk gemaakt. Door [eiser] zijn geen op overige concrete feiten en
omstandigheden gebaseerde belangen aangevoerd die, afgezet tegen het – in beginsel gegeven - belang van Whyled c.s. om het vonnis ten uitvoer te kunnen leggen, met zich brengen dat de (verdere) tenuitvoerlegging dient te worden opgeschort totdat het Hof in hoger beroep over de zaak heeft geoordeeld.
4.18.
Bovenstaande overwegingen leiden tot de conclusie dat van een reden tot schorsen van de executie geen sprake is en dat alle tot schorsing van de executie strekkende vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen.
4.19.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Whyled c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.683,00
4.20.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Whyled c.s. tot op heden begroot op € 1.683,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2022.