In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, op 11 november 2022, zijn de beroepen van eiser tegen de besluiten van het UWV om zijn Ziektewet (ZW) uitkering te beëindigen en om hem geen Wet WIA uitkering toe te kennen, beoordeeld. Eiser, die sinds 1 november 2018 als pakketbezorger werkte, meldde zich op 12 april 2019 ziek vanwege een afgescheurde pees in zijn linkermiddelvinger. Na beëindiging van zijn dienstverband op 30 april 2019, ontving hij een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 24 maart 2021, omdat het de arbeidsongeschiktheid van eiser op minder dan 35% inschatte. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde zijn bezwaren ongegrond.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met zijn klachten en beperkingen, beoordeeld. Eiser voerde aan dat zijn psychische klachten, als gevolg van persoonlijke omstandigheden, niet goed waren ingeschat. De rechtbank oordeelde dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen recht heeft op een ZW-uitkering en ook geen recht op een WIA-uitkering. De rechtbank concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de conclusies logisch voortvloeiden uit de onderzoeksbevindingen. Eiser heeft geen medische gegevens overgelegd die de bevindingen van het UWV konden onderbouwen.
De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een ZW-uitkering per 24 maart 2021 en geen recht op een WIA-uitkering per 9 april 2021. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.