ECLI:NL:RBOBR:2022:5068

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
21/1670
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering op basis van zorgvuldig medisch en arbeidskundig onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 november 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die als huishoudelijke hulp werkte, had zich op 28 december 2018 ziekgemeld en verzocht om een uitkering op grond van de Wet WIA. Het UWV heeft haar aanvraag afgewezen op basis van een medisch en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat zij op 25 december 2020 voor 5,27% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig te werk is gegaan bij het opstellen van de functionele mogelijkhedenlijst (FML) en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden. Eiseres had aangevoerd dat de FML op onjuiste medische gronden was opgesteld en dat er meer beperkingen waren dan het UWV had aangenomen. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om deze claims te onderbouwen. De verzekeringsartsen hadden alle relevante medische informatie in hun beoordeling meegenomen en de rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan de juistheid van hun bevindingen te twijfelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-uitkering door het UWV terecht was. Eiseres kreeg geen gelijk en haar verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, in aanwezigheid van griffier mr. L. Zwager.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/1670

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.M. Gijzen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. J.W. van Schaik).

Procesverloop

Met het besluit van 15 december 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 1 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De ex-werkgever van eiseres heeft verklaard niet als derde-partij aan het geding te willen deelnemen, maar wel de uitspraak van de rechtbank te willen ontvangen.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Vooraf

1. Niet gebleken is dat eiseres toestemming heeft gegeven om medische gegevens te delen met haar ex-werkgever. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever hiervan alsnog kennisneemt.

Wat ging er aan deze procedure vooraf

2. Eiseres werkte als huishoudelijke hulp voor gemiddeld 12,72 uur per week. Zij heeft zich op 28 december 2018 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
3. Op 17 september 2020 heeft eiseres een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
4. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 25 december 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 4 december 2020. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als huishoudelijke hulp, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze drie functies 94,73% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 5,27%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen in de FML van 4 december 2020 juist vastgesteld. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij voert aan dat de FML op onjuiste (medische) gronden tot stand is gekomen en deze kan dan ook niet worden gehandhaafd. Eiseres stelt zich op het standpunt dat er voldoende reden is om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen om een oordeel te geven. Eiseres heeft zich het recht voorbehouden om nadere gronden en/of stukken in te dienen.

Waarover gaat het in deze zaak

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres op 25 december 2020 voor 5,27% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 25 december 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank

8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 25 december 2020 voor 5,27% arbeidsongeschikt is en geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres, onder andere de medische gegevens van de bedrijfsarts en van de behandelaars van eiseres, bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en lichamelijk en psychisch onderzocht. Ook heeft de verzekeringsarts een anamnese uitgevoerd. Hij heeft de klachten, de diagnosen en de prognose beschreven.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 25 mei 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en kennis genomen van de bezwaargronden. Ook heeft hij eiseres gesproken en geobserveerd tijdens de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
12. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres, de eigen bevindingen uit (lichamelijk en psychisch) onderzoek en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de medische situatie van eiseres hebben gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat bij eiseres lichamelijke aandoeningen zijn vastgesteld, maar dat niet alle door eiseres geuite klachten volledig verklaard kunnen worden vanuit medisch objectiveerbare afwijkingen. Hij acht het daarom plausibel dat sprake is van een vermindering van benutbare mogelijkheden, maar de mate waarin eiseres belemmeringen ervaart kan niet volledig gevolgd worden. In de FML van 4 december 2020 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
14
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 25 mei 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de verzekeringsarts in voldoende mate rekening heeft gehouden met de klachten van eiseres bij het opstellen van de beperkingen voor het verrichten van arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte (of gebrek). Hij acht de beperkingen passend, afdoende en adequaat, gezien de mate en ernst van de medische aandoening. De fysiek zwaarder belastende factoren zijn in afdoende mate afgegrensd en verder is rekening gehouden met een beperkte psychische belastbaarheid en ook belastende sociale factoren zijn beperkt. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische noodzaak om een duurbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat meer of aanvullende beperkingen gezien de feitelijk bestaande medische problemen en de beschreven ernst daarvan niet zijn te verantwoorden.
15. Eiseres voert aan dat zij meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen. Zij stelt zich op het standpunt dat de FML op onjuiste (medische) gronden tot stand is gekomen en dat deze daarom niet kan worden gehandhaafd.
16
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiseres heeft in eerste instantie aangekondigd nadere medische documenten in te sturen, maar heeft dit uiteindelijk niet gedaan (ook niet nadat haar daarvoor nog een aanzienlijke termijn is geboden). Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Gelet op voorgaande is er – anders dan eiseres stelt – dan ook geen reden om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen en dat verzoek wordt dan ook afgewezen.
17. De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen twijfel bestaat aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Eiseres moet op 25 december 2020 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 4 december 2020.
De arbeidskundige beoordeling
18. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen, zoals verwoord in de FML van 4 december 2020, en de door de arbeidsdeskundige gegeven onderbouwing voor de geselecteerde functies, ziet de rechtbank geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Eiseres heeft dit verder ook niet betwist.
19. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres op 25 december 2020 met de middelste van de drie geduide functies 94,73% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als huishoudelijke hulp, zodat eiseres voor de overige 5,27% arbeidsongeschikt is. De rechtbank ziet gezien het beroepschrift van eiseres geen reden om de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden.

De conclusie van de rechtbank

20. Het UWV heeft de aanvraag van eiseres om een WIAuitkering per 25 december 2020 terecht afgewezen, omdat zij op die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
21. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, wordt het verzoek van eiseres om vergoeding van de door haar geleden schade afgewezen en worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst af het verzoek om schadevergoeding.
Deze uitspraak is gedaan op 3 november 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.