[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering en voert daartoe het volgende aan.
Er is sprake van overmacht. Op enig moment heeft [gedaagde] niet meer aan haar betalingsverplichtingen kunnen voldoen door de sluiting van de winkel vanwege de Coronamaatregelen en de daarmee verband houdende daling van de omzet. Aangezien [gedaagde] in 2020 met haar onderneming [bedrijf] is begonnen kwam zij niet in aanmerking voor enige compensatie vanuit de overheid voor de geleden schade wegens de sluiting van haar winkel. Deze omstandigheden zijn [gedaagde] niet toe te rekenen.
Semtex heeft met betrekking tot de betaling van de facturen steeds contact gehad met de dochter van [gedaagde] maar uit het Handelsregister blijkt dat enkel [gedaagde] bevoegd is om de onderneming te vertegenwoordigen.
[gedaagde] heeft nooit een sommatie of ingebrekestelling van Semtex ontvangen. De door Semtex overgelegde WhatsApp berichten kunnen niet als zodanig worden aangemerkt en de aangetekende brief van 24 september 2022 heeft [gedaagde] niet ontvangen. Het is niet haar handtekening die op de ontvangstbevestiging staat.
Semtex heeft aan [gedaagde] kenbaar gemaakt dat niet verkochte voorraad terug geleverd mag worden.
Op grond van artikel VI lid 1 van de algemene voorwaarden van Semtex blijft Semtex eigenaar van de geleverde kledingstukken in het geval Semtex nog enige vordering op [gedaagde] heeft. Door dit eigendomsvoorbehoud was [gedaagde] in de veronderstelling dat zij de voornoemde kledingstukken niet mocht verkopen. Semtex heeft verzuimd uitvoering te geven aan artikel VI door de kledingstukken niet bij [gedaagde] op te halen. Hierdoor is Semtex in schuldeiserverzuim gekomen en kan aan de zijde van [gedaagde] geen sprake zijn van verzuim. Gelet op het bepaalde in de algemene voorwaarden had het op de weg van Semtex gelegen de geleverde kleding op te halen en de schade voor [gedaagde] te beperken.
Het door Semtex gelegde conservatoire beslag is onrechtmatig en buitenproportioneel. Ondanks dat Semtex in het beslagrekest stelt dat er wellicht niet veel op de bankrekening van [gedaagde] staat, wordt er toch verlof gevraagd om beslag te leggen op de bankrekening.
Het in rekening gebrachte tarief van € 1.130,95 voor het beslag op roerende zaken is veel te hoog omdat de gerechtsdeurwaarder slechts 30 minuten bij [gedaagde] binnen is geweest. De verhoging ex artikel 7 Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag) die de gerechtsdeurwaarder aanhaalt, geldt uitsluitend voor het beslag ter plaatse en wanneer de ambtshandeling meer dan 1,5 uur heeft geduurd. Dat is in dit geval niet aan de orde. Dat de gerechtsdeurwaarder mogelijk op kantoor nog een nadere aanduiding van de inbeslaggenomen goederen heeft gemaakt, kan niet voor rekening van [gedaagde] komen omdat zij daar geen enkele controle op heeft gehad. Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat het conservatoire beslag terecht is gelegd, dient dat deel van de beslagkosten te worden afgewezen.