ECLI:NL:RBOBR:2022:5632

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
01/231665-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. T. van de Woestijne
  • mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging
  • mr. J. Woestenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ISD-maatregel na diefstal en beschadiging van goederen in supermarkt

Op 23 december 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1987, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee strafbare feiten: diefstal van broodjes en beschadiging van een kluisje in een supermarkt te Eindhoven op 13 september 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte heeft tijdens de zitting aangevoerd dat hij (strafrechtelijke) immuniteit toekomt, maar dit werd door de rechtbank niet onderbouwd en verworpen. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, en de verdediging heeft dit niet betwist.

De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en verklaringen van het personeel van de supermarkt, geoordeeld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft ook de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen. Ondanks aanwijzingen voor een ernstige psychotische stoornis, concludeerde de rechtbank dat er geen contra-indicaties waren voor het opleggen van de ISD-maatregel. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten en vertoont een onverbeterlijke criminele houding.

De rechtbank heeft de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opgelegd, met inachtneming van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de tijd in voorlopige hechtenis af te trekken van de duur van de maatregel. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.231665.22
Datum uitspraak: 23 december 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortedatum] 1987,
thans gedetineerd te P.I. Vught, PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 december 2022.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 november 2022. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 13 september 2022 te Eindhoven,
broodjes, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan de [supermarkt] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 13 september 2022 te Eindhoven,
opzettelijk en wederrechtelijk
kluisjes, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan de [supermarkt] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is en dat de rechtbank bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Verdachte heeft aangevoerd dat hem (strafrechtelijke) immuniteit/onschendbaarheid toekomt. Verdachte heeft dit niet nader onderbouwd en naar het oordeel van de rechtbank is zulks ook niet gebleken. De officier van justitie kan ook overigens in de vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het standpunt van de officier van justitie niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank [1] .
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten op basis van de inhoud van de hierna weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. de feiten 1 en 2:
1.
Een geschrift van R.L.C. Lemmens namens [supermarkt] , bijlage bij het proces-verbaal van aangifte, met nummer PL2100-2022199637-5 (pagina 3-9), opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] op 3 juni 2022, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op 13 september 2022 zagen wij dat de verdachte zich bijzonder gedroeg in onze winkel. Op dat moment had hij één blik bier vast en liep hij richting broodafdeling. Wij zagen
dat hij een aantal broodjes in een zakje had gedaan. Bij de kassa heeft hij één blik bier betaald en na deze transactie hebben wij hem aangesproken. Eerst gaf hij aan dat hij de broodjes al betaald had maar tussendoor had ik de beelden al bekeken en wist ik zeker dat deze niet betaald waren
.Vervolgens is hij mee naar achteren gelopen.
(…)
Vervolgens gaven wij aan dat we op de politie wachtten en dat hij beter even kon gaan zitten. Hierop ging hij zitten met zijn rug naar de kluisjes om vervolgens twee maal met zijn rechter elleboog tegen onze kluisjes aan te slaan. Hierdoor zijn de kluisjes ingedeukt
.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen , met nummer PL2100-2022199637-9 (pagina 19), opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 2] op 13 september 2022, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Ik zag op de camerabeelden met zicht op de broodafdeling van de [supermarkt] het navolgende:
Ik zag dat een man, welke ik herken als [verdachte] voor de bakken met
broodjes staat. Ik zag dat hij met zijn rug naar de camera stond. Ik zag de verdachte een broodproduct uit een van de bakken pakken. Ik zag dat hij het product in een plastic zak stopte en de zak in zijn jaszak stak. Ik zag dat de verdachte een blik bier pakte en wegliep.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer PL2100-2022199637-6 (pagina 10-11), opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] op 13 september, , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Wij waren op 13 september 2022 in de [supermarkt] . Wij hoorden het personeel zeggen dat de man een kluisje vernield had. Wij zagen in een van de kluisjes een flinke deuk zitten.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.

De bewezenverklaring.

Op grond van de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
T.a.v. feit 1:
hij op 13 september 2022 te Eindhoven,
broodjes,
die aan de [supermarkt] toebehoorden,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;.
T.a.v. feit 2:
hij op 13 september 2022 te Eindhoven,
opzettelijk en wederrechtelijk
een kluisje,
dat aan de [supermarkt] toebehoorde,
heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

De verdediging heeft betoogd dat verdachte ten tijde van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar in de zin van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) was.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Artikel 39 Sr bepaalt dat niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap niet kan worden toegerekend.
In het verslag van het NIFP Zuid-Nederland d.d. 5 oktober 2022 betreffende een ISD Trajectconsult wordt opgemerkt dat bij verdachte evidente aanwijzingen aanwezig zijn voor psychiatrische pathologie in de vorm van een als ernstig overkomende en mogelijk reeds langere tijd bestaande psychische stoornis. De kans op een volledige doorwerking van de vermoedelijke stoornis op de betreffende feiten is door de rapporteur echter klein geacht.
Uit het rapport kan daarom niet de conclusie worden getrokken dat de bewezenverklaarde feiten verdachte in het geheel niet kunnen worden toegerekend. Ter terechtzitting heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte weliswaar recalcitrant was en vragen van de rechtbank niet adequaat beantwoordde, maar dat hij de vragen van de rechtbank wel goed leek te begrijpen. Ook op grond van het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank niet zonder meer concluderen dat het bewezenverklaarde hem niet kan worden toegerekend. Ook overigens is dit niet aannemelijk geworden.
Uit het voorgaande volgt dat het betoog van de verdediging niet slaagt en dat verdachte als een strafbare dader moet worden beschouwd.

Oplegging van maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren geëist.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de oplegging van een ISD-maatregel niet passend is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de sanctiebepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, te weten een diefstal van broodjes en een beschadiging van een kluisje. Dit zijn feiten die naast materiële schade ook overlast hebben veroorzaakt voor [supermarkt] . Daarnaast heeft de verdachte er geen blijk van gegeven waarde te hechten aan de eigendommen van [supermarkt] . Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte sinds 2016 al meerdere malen is veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens het plegen van (winkel)diefstallen. Verdachte toont zich onverbeterlijk in zijn criminele en overlast gevende gedrag.
In voormeld rapport van 5 oktober 2022 wordt gesteld dat er ondanks de vermoedelijke ernstige psychotische stoornis geen contra indicaties zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel, al dient er bij plaatsing rekening worden gehouden met de vermoedelijke psychotische problematiek van verdachte.
De GGZ Reclassering Limburg heeft een rapport van 24 november 2022 over verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt - voor zover hier van belang - het volgende in. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog. Criminogene factoren in relatie tot delictgedrag zijn huisvesting, dagbesteding, financiën, psychosociaal functioneren, houding en mogelijk middelengebruik. De enige mogelijke steunende factor voor verdachte is zijn gezin van herkomst in Polen. Betrokkene is zonder vaste woon- en verblijfplaats en wordt gekenmerkt door een vermoedelijke psychotische stoornis. Op basis van het Uittreksel Justitiële Documentatie is er sprake van een pro criminele houding. Er lijkt bij verdachte wegens zijn vermoedelijke ernstige psychotische stoornis geen sprake te zijn van probleembesef. Daarbij is er bij verdachte geen sprake van motivatie voor gedragsverandering. Verder is het EU-verblijfsrecht van verdachte in 2021 beëindigd en heeft hij geen verblijfstitel in Nederland. Dit maakt dat de reclassering in het kader van een toezicht ook geen mogelijkheden heeft om een plan van aanpak op te stellen.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Illegale vreemdelingen komen niet in aanmerking voor een extramurale fase. De ISD-maatregel is dan gericht op terugkeer naar het land van herkomst.
Omdat uit het verslag van 5 oktober 2022 blijkt dat er bij verdachte vermoedelijk sprake is van een ernstige psychotische stoornis, komt verdachte alsnog in aanmerking voor een extramurale fase, indien hij wordt geplaatst in een penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) of een psychiatrisch ziekenhuis. Gezien het ontbreken van een geldige verblijfsstatus kan geen invulling worden gegeven aan een verplicht reclasseringscontact bij een voorwaardelijke veroordeling. Verdachte voldoet aan de algemene voorwaarden voor het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
De rechtbank concludeert op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier dat aan de voorwaarden voor oplegging van de ISD-maatregel conform artikel 38m Sr is voldaan. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast is verdachte blijkens het op zijn naam gestelde Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 oktober 2022 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze (taak)straffen.
De rechtbank overweegt dat ook is voldaan aan de gestelde voorwaarden in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers.. Verdachte is namelijk een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
Op grond van bovenstaande, alsmede de inhoud van het reclasseringsrapport, dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan waardoor de veiligheid van (personen of) goederen in het geding zal komen.
De ISD-maatregel kan, zoals in het rapport van de reclassering wordt opgemerkt, extramuraal worden uitgevoerd bij plaatsing in een PPC of een psychiatrisch ziekenhuis, dan wel zijn gericht op terugkeer naar het land van herkomst. Aldus strekt de maatregel tot beveiliging van de maatschappij, de beëindiging van de recidive en aanpak van de problematiek van verdachte. De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie dat voor deze maatregel ruim de tijd moet worden genomen en zal daarom de ISD-maatregel voor de duren van twee jaren opleggen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, af te trekken van de duur van de ISD-maatregel.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
38m, 38n, 310, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal.
T.a.v. feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. J. Woestenburg, leden,
in tegenwoordigheid van G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 23 december 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2022199825, afgesloten op 13 september 2022, aantal doorgenummerd pagina’s: 25.