ECLI:NL:RBOBR:2022:5724
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing door de heffingsambtenaar
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van zijn woning. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 413.000, per waardepeildatum 1 januari 2020, en dit werd gehandhaafd in de uitspraak op bezwaar. Eiser, eigenaar van een vrijstaande woning uit 1890, betwistte deze waarde en stelde een lagere waarde van € 381.000 voor, onderbouwd met een taxatierapport. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank concludeert dat de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar zijn gebruikt, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiser. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar rekening heeft gehouden met de relevante verschillen tussen de woningen en dat de waardebepaling niet op onjuiste uitgangspunten berust. Eiser heeft met zijn taxatierapport geen twijfel gezaaid over de juistheid van de vastgestelde waarde. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2022.