ECLI:NL:RBOBR:2022:671

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
C/01/377667 / FA RK 12-5861
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve beschikking over gezag na overlijden van de moeder van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 februari 2022 een ambtshalve beschikking gegeven over het gezag van de minderjarige A, geboren te Eindhoven. De vader van A had het kind voor de geboorte erkend, maar door het overlijden van de moeder kort na de geboorte was er geen gezamenlijk gezag geregeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse wet geen mogelijkheid biedt voor samenwonenden om voorafgaand aan de geboorte gezamenlijk gezag te regelen. Na het overlijden van de moeder is er een gezagsvacuüm ontstaan, wat de rechtbank noopte om ambtshalve te voorzien in het gezag.

De vader had een affectieve relatie met de moeder en samen hadden zij twee kinderen, waaronder A. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder een kennisgeving van de gemeente over het overlijden van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2022 was de vader aanwezig via Skype, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank oordeelde dat het in het belang van A is dat de vader met het gezag wordt belast. De vader had al de zorg voor zijn kinderen op zich genomen en had hulp van professionele instanties ingeschakeld. De rechtbank concludeerde dat de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van A bij de vader ligt, en heeft hem daarom belast met het ouderlijk gezag over A. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/377667 / FA RK 21-5861
Uitspraak : 25 februari 2022
Ambtshalve beschikking over gezag
In de zaak over de minderjarige:
[minderjarige A] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , hierna te noemen: [A] .
De rechtbank merkt aan als belanghebbende:
[naam vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
In het kader van zijn wettelijke taak is in de procedure betrokken:
de
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING EINDHOVEN, gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen: de raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • een kennisgeving in de zin van artikel 1:301 BW van de gemeente [naam] van 15 december 2021;
  • een brief van het Centraal Testamentenregister van 23 december 2021;
  • een e-mail van de raad van 2 februari 2022;
  • een e-mail van de raad van 7 februari 2022;
  • een brief van de raad van 11 februari 2022 met als bijlage een rapportage raadsonderzoek van 10 februari 2022.
1.2.
De zaak is mondeling behandeld op 17 februari 2022. Verschenen zijn de vader, via een daartoe tot stand gebrachte Skype-verbinding en [naam] namens de raad. De rechter heeft de oma moederszijde bijzondere toegang verleend om via Skype bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn.

2.De feiten

2.1.
De vader had een affectieve relatie met [naam moeder] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , hierna te noemen: de moeder. Zij woonden samen.
2.2.
Uit de relatie van de vader en de moeder zijn twee kinderen geboren:
- [minderjarige B] , te Eindhoven op 20 januari 2020 (hierna te noemen: [B] ) en;
- [minderjarige A] , te Eindhoven op [geboortedatum] (hierna te noemen: [A] ).
2.3.
De vader heeft zowel [B] als [A] erkend.
Het gezag over [B] berustte bij de ouders, omdat zij op gezamenlijk verzoek daarvan aantekening hebben laten maken in het gezagsregister.
Ten aanzien van [A] heeft deze aantekening in het gezagsregister niet plaatsgevonden, zeer waarschijnlijk als gevolg van de hierna onder 2.4. genoemde omstandigheid
2.4.
Uit de hiervoor onder de procedure genoemde kennisgeving van de gemeente [naam] blijkt dat de moeder op [datum] te [gemeente] is overleden.
2.5.
Als gevolg van het overlijden van de moeder op [datum] is niet langer voorzien in het gezag over [A] .

3.De beoordeling

3.1.
In artikel 1:253g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat als van de ouders diegene overlijdt die het gezag over hun minderjarige kinderen alleen uitoefent, de rechter bepaalt dat de overlevende ouder of een derde met het gezag over deze kinderen wordt belast. De rechter kan dit op grond van het tweede lid ook ambtshalve doen.
3.2.
Nadat de rechtbank van de gemeente [naam] de hiervoor onder de procedure genoemde kennisgeving van overlijden van de moeder ontving, heeft de rechtbank de raad ambtshalve verzocht onderzoek te doen naar welke voorziening in het gezag in het belang is van [A] .
3.3.
Uit de stukken en uit de mondelinge behandeling blijkt dat de ouders met [B] en [A] een gezin vormden. De ouders woonden samen, de vader heeft [B] erkend en de ouders hebben het gezamenlijk gezag over [B] geregeld. De vader heeft ook [A] voorafgaand aan de geboorte erkend. Toen de moeder 37 weken zwanger was van [A] is zij ernstig ziek geworden als gevolg van het coronavirus en [A] moest daarom prematuur geboren worden. De moeder is ruim twee weken na de geboorte van [A] in het ziekenhuis overleden.
3.4.
De vader heeft verklaard dat hij wel wist dat het gezag over [A] nog moest worden geregeld, maar dat hij dit door alle omstandigheden rondom het ziekbed van de moeder en de voortijdige geboorte van [A] is vergeten.
De rechtbank acht dit, net als de raad, volstrekt begrijpelijk. De rechtbank stelt zich zelfs de vraag of de moeder ooit nog in staat is geweest om haar toestemming voor gezamenlijk gezag te geven.
Het Nederlandse wettelijke systeem maakt het voor niet-gehuwden helaas niet mogelijk om voorafgaand aan de geboorte het gezamenlijk gezag te regelen. Ook de erkenning die de vader heeft gedaan voorafgaand aan de geboorte, leidt ná de geboorte nog steeds niet automatisch tot gezamenlijk gezag. De ouders hebben tussen de geboorte van [A] en het moment van overlijden van de moeder geen reële mogelijkheid gehad om het gezamenlijk gezag over [A] te regelen, waardoor nu een gezagsvacuüm is ontstaan en het nodig is dat de rechtbank daarin moet voorzien met een voor de vader belastende procedure, zeker in emotioneel opzicht.
3.5.
De rechtbank heeft er, net als de raad, geen enkele twijfel over dat het in het belang is van [A] dat de vader wordt belast met het gezag over hem. Met het wegvallen van de moeder rust op de vader een zware zorgtaak voor twee zeer jonge kinderen. Die zorgtaken neemt de vader echter in de praktijk al adequaat op zich met behulp van zijn netwerk. Ook blijkt uit het raadsrapport dat de vader hulp van professionele instanties weet te vinden als dat nodig is. Het zal tijd kosten voor de vader om - na dit grote verlies - zijn gezin met de kinderen weer opnieuw vorm te gaan geven, maar de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [A] hoort zonder twijfel, net als voor [B] ,bij de vader.
3.6.
De rechtbank zal daarom de vader belasten met het ouderlijk gezag over [A] .

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
belast de heer
[naam vader], met het gezag over
[minderjarige A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
4.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.R. de Meyere, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 25 februari 2022.
Conc: MKa
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.