ECLI:NL:RBOBR:2022:922

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
C/01/376847 / BP RK 21-626
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van arbiter in een geschil binnen een familiebedrijf met betrekking tot arbitrageovereenkomsten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 1 maart 2022 een beschikking gegeven inzake de benoeming van een arbiter. Het verzoek tot benoeming van een arbiter werd ingediend omdat er niet binnen de gestelde termijn van drie maanden na aanhangig maken van de zaak een arbiter was aangewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat hij op grond van artikel 1027, lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd was om een arbiter aan te wijzen. De vraag naar de geldigheid van de arbitrageregeling zou later aan de orde komen bij het scheidsgerecht en eventueel bij de gewone rechter. De voorzieningenrechter benoemde mr. P. Ingelse als arbiter, die zich bereid verklaarde om de zaak te behandelen onder bepaalde voorwaarden, waaronder het vaststellen van de procesorde en het tarief voor zijn diensten. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking werd openbaar uitgesproken en is van belang voor de verdere afhandeling van het geschil binnen het familiebedrijf.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/376847 / BP RK 21-626
Beschikking van de voorzieningenrechter van 1 maart 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEHEERSMAATSCHAPPIJ LLT B.V.,
gevestigd te Casteren,
verzoeksters,
advocaat mr. J.G.A. Linssen te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ERFBOOM BEHEER B.V.,
gevestigd te Bladel,
verweerster,
advocaten mrs. M.W.E. Evers en S.J. Altena te Amsterdam,
en

1.[belanghebbende 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.G.A. Linssen te Tilburg,
2.
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.G.A. Linssen te Tilburg,
3. de stichting
[belanghebbende 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat mr. J.G.A. Linssen te Tilburg,
4.
[belanghebbende 4],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. E.H.W. van Nijnatten te Eindhoven,
5.
[belanghebbende 5],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.M.M. van Dooren te 's-Hertogenbosch,
6.
[belanghebbende 6],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.E. Johansen te Nuenen,
7.
[belanghebbende 7],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. C.R. Huiskes te Deventer,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MANHOUT B.V.,
gevestigd te Bladel,
advocaat mr. C.R. Huiskes te Deventer,
9. de stichting
[belanghebbende 9],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat mr. C.R. Huiskes te Deventer,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende 10],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat mr. C.R. Huiskes te Deventer,
11.
[belanghebbende 11],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. C.R. Huiskes te Deventer,
12.
[belanghebbende 12],
wonende te [woonplaats] ,
13.
[belanghebbende 13],
wonende te [woonplaats] ,
14.
[belanghebbende 14],
wonende te [woonplaats] ,
15. de naamloze vennootschap
E.B.M. BEHEER N.V.,
gevestigd te Arendonk,
16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE GROENE BOOM BEHEER B.V.,
gevestigd te Hoogeloon,
advocaat mr C.R. Huiskes te Deventer,
17.
[belanghebbende 17],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.M.M. van Dooren te 's-Hertogenbosch,
belanghebbenden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 24 november 2021 met 7 producties
  • de mondelinge behandeling op 6 december 2021, gelijktijdig met het door mr. Prinsen ingediende verzoekschrift tot ontheffing van mr. Prinsen uit zijn functie van arbiter in de zin van artikel 24 van het familieconvenant en ontheffing van het bestuur van het kantoor waaraan mr. Prinsen is verbonden, MannaertsAppels Advocaten van zijn taak om bij belet of ontstentenis van mr. Prinsen als arbiter in zijn vervanging te voorzien zoals bedoeld in artikel 24 van het familieconvenant. Dit verzoek is geregistreerd onder zaak- en rolnummer: C/01/376211 / BP RK 21-592.
1.2.
Het verzoek is ter zitting van 6 december 2021 aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te bereiken. Bij brief van 3 januari 2022 heeft mr. Linssen de voorzieningenrechter bericht dat partijen niet tot een regeling zijn gekomen. Vervolgens is een voortgezette mondelinge behandeling van het verzoek bepaald, die op 31 januari 2022 heeft plaatsgevonden via een verbinding via Skype. Voor die mondelinge behandeling zijn alle betrokken belanghebbenden uitgenodigd ter zitting te verschijnen.
1.3.
Ter gelegenheid van die mondelinge behandeling hebben (de advocaten van) partijen en belanghebbenden hun standpunten nader toegelicht. Vervolgens is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Deze zaak gaat over het familiebedrijf van de familie [naam ] dat in 1863 is opgericht en daarna generaties lang binnen de familie [naam ] is overgedragen. Uiteindelijk is de onderneming in handen gekomen van de broers [belanghebbende 17] en [belanghebbende 1] . Binnen de familie is een conflict ontstaan.
2.2.
Op 16 juli 2015 zijn onder begeleiding van mr. Prinsen diverse afspraken gemaakt over de
governancebinnen het familiebedrijf [belanghebbende 10] , De Groene Boom en hun groepsmaatschappijen (hierna: [belanghebbende 10] en tussen (een deel van) de betrokken (rechts)personen. Deze afspraken zijn vastgelegd in verschillende overeenkomsten (verder: de transactiedocumentatie), waaronder een vaststellingsovereenkomst (verder: de vaststellingsovereenkomst), een certificaat- en aandeelhoudersovereenkomst (verder: de certificaat- en aandeelhoudersovereenkomst) en een vaststellingsovereenkomst/familieconvenant [belanghebbende 10] (hierna: het familieconvenant). Daarbij heeft ook een herverdeling van de certificaten van aandelen in [belanghebbende 10] plaatsgevonden.
2.3.
In de vaststellingsovereenkomst tussen Erfboom, [eiser sub 1] , LLT, [eiser sub 2] , [belanghebbende 17] , [belanghebbende 1] , [belanghebbende 11] , [belanghebbende 7] , [belanghebbende 10] , De Groene Boom en [naam ] is onder meer vastgelegd dat [belanghebbende 17] en [belanghebbende 1] afstand doen van hun bestuurstaken bij Erfboom respectievelijk [eiser sub 1] , [naam ] (zowel [belanghebbende 17] als [belanghebbende 1] ), [belanghebbende 10] en De Groene Boom (beide - indirect - zowel [belanghebbende 17] als [belanghebbende 1] ). Verder is vastgelegd dat [belanghebbende 11] en [belanghebbende 7] voortaan het bestuur zullen vormen van Erfboom respectievelijk [eiser sub 1] , [naam ] (zowel [belanghebbende 11] als [belanghebbende 7] ), [belanghebbende 10] en De Groene Boom (beide zowel [belanghebbende 11] als [belanghebbende 7] , in De Groene Boom via Erfboom respectievelijk [eiser sub 1] ). Ook is opgenomen dat een raad van advies (verder: RvA) voor [naam ] , [belanghebbende 10] en De Groene Boom wordt opgericht die toezicht zal houden en ingeschakeld wordt als zich problemen voordoen.
2.4.
Sinds 16 juli 2015
 is [belanghebbende 11] enig bestuurder van Erfboom;
  • is [belanghebbende 7] enig bestuurder van [eiser sub 1] ;
  • is Erfboom houder van 75% van de certificaten van aandelen in [belanghebbende 10] en houder van 50% van de aandelen in De Groene Boom;
  • worden de overige 25% van de certificaten van aandelen in [belanghebbende 10] gehouden door [eiser sub 2] (18,75%) en LLT (6,25%);
  • worden alle aandelen in het kapitaal van [belanghebbende 10] gehouden door [naam ] en worden de andere 50% van de aandelen in De Groene Boom gehouden door [eiser sub 2] (27%), LLT (9%) en [eiser sub 1] (14%);
  • zijn [belanghebbende 11] en [belanghebbende 7] bestuurders van [belanghebbende 10] en [naam ] ;
  • bestaat de RvA voor [naam ] , [belanghebbende 10] en De Groene Boom uit [A] (hierna: [A] ), [B] en Prinsen.
2.5.
In het familieconvenant is ten aanzien van de benoeming van arbiters het volgende opgenomen:

Arbitrageregeling
(…)
23.Alle geschillen die tussen Partijen mochten ontstaan naar aanleiding van tussen hen bestaande statutaire regelingen en de Transactiedocumentatie het beleid en de gang van zaken de Groep betreffende, en alle (aanvullende) overeenkomsten en afspraken tussen Partijen voortvloeiende uit deze regelingen en overeenkomsten, alsook uit deze Vaststellingsovereenkomst en de Transactiedocumentatie voortvloeiende zullen exclusief de partijen bindend worden beslecht via arbitrage volgens de wettelijke regeling als neergelegd in de artikelen 1020 Rv en verder.
(…)
24.Partijen benoemen door ondertekening dezes tot arbiter mr. L.L.M. Prinsen van het kantoor MannaertsAppels Advocaten N.V. te Breda. Bij belet of ontstentenis van mr. L.L.M. Prinsen zal het bestuur van MannaertsAppels Advocaten N.V. op verzoek van een der partijen in vervangers voorzien. Dit gebeurt in overleg. Het bestuur van MannaertsAppels Advocaten N.V. zal de bevoegdheid hebben een arbiter de partijen bindend aan te stellen, tenzij partijen anders overeenkomen.”
2.6.
In de loop van 2018 is tussen enerzijds [belanghebbende 11] (en [belanghebbende 4] ) en anderzijds [belanghebbende 17] , [belanghebbende 5] en [belanghebbende 6] een geschil ontstaan over de positie van [belanghebbende 6] binnen [belanghebbende 10] .
2.7.
Bij brief van 28 november 2019 heeft mr. Johansen namens [belanghebbende 6] geschreven dat Prinsen als arbiter wordt gewraakt, heeft hij mr. Prinsen een tuchtklacht in het vooruitzicht gesteld en hem aansprakelijk gesteld voor schade die [belanghebbende 6] heeft geleden en nog zal lijden.
2.8.
Op 12 maart 2020 hebben [belanghebbende 17] , [belanghebbende 5] , [belanghebbende 6] en Erfboom (t.a.v. [belanghebbende 11] ) een brief ontvangen van mr. J. Linssen namens [belanghebbende 7] en [belanghebbende 1] , daarbij mede handelend namens [eiser sub 1] , LLT en [eiser sub 2] . In die brief staat dat [belanghebbende 17] en [belanghebbende 6] de artikelen 2 en 4 van het familieconvenant hebben geschonden en dat hun ge- of misdragingen aan Erfboom kunnen worden toegerekend. Gebleken zou zijn dat zij zich tegenover verschillende geïnteresseerde marktpartijen, te weten TABS Holland N.V. en het Zweedse Södra, hebben voorgedaan als degenen die uiteindelijk beslissen over een verkoop van de ondernemingen van de [naam ] Groep. Dit betekent dat zij zich – met terzijdestelling van [belanghebbende 11] als formeel bestuurder – gedragen als medebeleidsbepaler of feitelijk leidinggever van Erfboom, zodat hun gedragingen aan Erfboom kunnen/moeten worden toegerekend. Op grond daarvan spreken [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en LLT Erfboom aan uit hoofde van wanprestatie, zeggen zij de certificaat- en aandeelhoudersovereenkomst op grond van artikel 9.6 met onmiddellijke ingang op en vorderen zij op grond van de artikelen 9.6 jo 9.9 de overdracht van alle door Erfboom gehouden certificaten van aandelen in [belanghebbende 10] en aandelen in Groene Boom tegen een koopprijs gelijk aan 60% van de waarde ervan.
2.9.
[eiser sub 1] , [eiser sub 2] en LLT hebben aan Erfboom een arbitrale procedure in het vooruitzicht gesteld en zijn daarop vooruitlopend op 14 oktober 2020 een voorlopig getuigenverhoor procedure bij de rechtbank Oost-Brabant gestart. De inzet van de arbitrale procedure zal zijn - kort samengevat - dat Erfboom zal worden verplicht alle door haar gehouden certificaten van aandelen in [belanghebbende 10] en alle door haar gehouden aandelen in Groene Boom aan te bieden tegen 60% van de waarde.
2.10.
Bij brief van 20 oktober 2021 heeft mr. Linssen namens verzoeksters aan
mr. Prinsen verzocht om zijn werkzaamheden als arbiter te starten.
2.11.
Bij beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 17 december 2021 is mr. Prinsen, op zijn verzoek, ontheven van de hem in artikel 24 van het familieconvenant gegeven functie van arbiter.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 1025, lid 1 Rv bepaalt dat ingeval van een arbitraal beding een zaak aanhangig is op de dag van de ontvangst van een schriftelijke mededeling, waarbij een partij aan haar wederpartij bericht, tot arbitrage over te gaan. Die mededeling bevat een aanduiding van hetgeen de partij, die de zaak aanhangig maakt, aan arbitrage wenst te onderwerpen.
3.2.
Ingevolge het tweede lid van artikel 1027 Rv dient de benoeming van de arbiter of arbiters te geschieden binnen drie maanden nadat de zaak aanhangig is, tenzij de arbiter of arbiters reeds voordien zijn benoemd.
3.3.
Ingevolge het derde lid van artikel 1027 Rv worden, indien de benoeming van de arbiter of arbiters niet binnen de in het vorige lid bedoelde termijn plaatsvindt, de ontbrekende arbiter of arbiters, op verzoek van de meest gerede partij, benoemd door de voorzieningenrechter van de rechtbank. De wederpartij wordt in de gelegenheid gesteld, te worden gehoord. In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat de voorzieningenrechter de arbiter of arbiters benoemt, ongeacht de vraag of de overeenkomst tot arbitrage geldig is.
3.4.
Vaststaat dat partijen in het op 16 juli 2015 tussen partijen gesloten familieconvenant, een arbitragebeding zijn overeengekomen.
3.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat verzoeksters een arbitrale procedure hebben aangekondigd jegens [belanghebbende 17] [naam ] , [belanghebbende 6] [naam ] en Erfboom B.V., waarmee, op grond van het bepaalde in artikel 1025, lid 1 Rv de zaak aanhangig is gemaakt. Bij brief van 20 oktober 2021 heeft mr. Linssen namens verzoeksters ook expliciet aan mr. Prinsen verzocht om zijn werkzaamheden als arbiter te starten.
3.6.
Bij beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 17 december 2021 is mr. Prinsen, op zijn verzoek, ontheven van de hem in artikel 24 van het familieconvenant gegeven functie van arbiter. Voorts heeft mr. Linssen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 31 januari 2022 onweersproken gesteld dat het kantoor van mr. Prinsen, Mannaerts&Appels niet bereid is om tot aanwijzing van een arbiter over te gaan. In casu is derhalve sprake van de situatie dat niet binnen drie maanden na het aanhangig zijn van de zaak een arbiter is aangewezen. De voorzieningenrechter acht zich dan ook, op grond van het bepaalde in artikel 1027, lid 3 Rv, bevoegd om in casu een arbiter aan te wijzen. De vraag naar de geldigheid van de tussen partijen overeengekomen arbitrageregeling kan aan de orde komen bij het scheidsgerecht en uiteindelijk bij de gewone rechter en kan hier, gelet op het bepaalde in het vierde lid van artikel 1027 Rv, niet tot afwijzing van het verzoek leiden.
3.7.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen over de hoedanigheid van de te benoemen arbiter geen overeenstemming bereikt. De voorzieningenrechter heeft zich daarom gewend tot mr. P. Ingelse werkzaam als MfN-registermediator, arbiter en bindend adviseur bij ReulingSchutte te Amsterdam. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet mr. Ingelse geacht worden te beschikken over voldoende kennis en ervaring om als arbiter op het geschil tussen partijen te kunnen oordelen. Mr. Ingelse heeft zich daartoe ook bereid verklaard, onder de volgende voorwaarden:
  • de arbiter wijst een secretaris aan en wel mevrouw mr. Janneke Pennings (ex-advocaat en mediator bij ReulingSchutte, met ervaring als secretaris in arbitrage.
  • de arbiter stelt - na overleg met partijen - de procesorde vast.
  • tarief arbiter € 350 per uur, tarief secretaris € 295 per uur, beide exclusief 5% kantoorkosten, BTW en verdere onkosten, reistijd half uurtarief.
  • aanvaarding van de algemene voorwaarden van ReulingSchutte, waaronder een exoneratieclausule (zie de website reulingschutte.nl).
3.8.
De voorzieningenrechter ziet hierin geen beletsel voor benoeming en zal tot benoeming van mr. P. Ingelse overgaan zoals hierna onder de beslissing geformuleerd.
3.9.
Gelet op de familierelatie zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd in die zin dat elk van partijen zijn eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
benoemt tot arbiter:
mr. P. Ingelse
De Lairessestraat 137-143
1075 HJ Amsterdam
peteringelse@reulingschutte.nl,
4.2.
verstaat dat de arbiter de benoeming aanvaardt onder de volgende voorwaarden:
  • de arbiter wijst een secretaris aan en wel mevrouw mr. Janneke Pennings (ex-advocaat en mediator bij ReulingSchutte, met ervaring als secretaris in arbitrage,
  • de arbiter stelt - na overleg met partijen - de procesorde vast,
  • tarief arbiter € 350 per uur, tarief secretaris € 295 per uur, beide exclusief 5% kantoorkosten, BTW en verdere onkosten, reistijd half uurtarief,
  • aanvaarding van de algemene voorwaarden van ReulingSchutte, waaronder een exoneratieclausule (zie de website reulingschutte.nl),
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2022.