ECLI:NL:RBOBR:2023:125

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
22/2515T en 22/2656
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak voorzieningenrechter inzake omgevingsvergunning uitbreiding supermarkt in Oss

In deze tussenuitspraak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 10 januari 2023 een verzoek om voorlopige voorzieningen beoordeeld met betrekking tot de omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een supermarkt in Oss. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Busse, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, dat op 10 mei 2021 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de verbouwing en uitbreiding van de supermarkt in winkelcentrum 'De Ruwert'. Eiseres betwist de parkeerbehoefte die in het bestreden besluit is vastgesteld en stelt dat er onvoldoende parkeerplaatsen zijn voor de nieuwe situatie. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, vooral met betrekking tot de parkeerbehoefte en de beschikbaarheid van parkeerplaatsen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de uitbreiding van de supermarkt bijna gereed is, maar heeft het college de gelegenheid gegeven om de gebreken in het besluit te herstellen. De voorzieningenrechter heeft een termijn van acht weken gesteld voor het college om de benodigde informatie te verstrekken en heeft aangegeven dat eiseres en vergunninghoudster binnen vier weken kunnen reageren op de herstelpoging van het college. De voorzieningenrechter heeft verder geen voorlopige voorziening getroffen, gezien de bijna afgeronde uitbreiding en de mogelijke tijdelijke parkeeroplossingen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 22/2515T en SHE 22/2656
tussenuitspraak van de voorzieningenrechter van 10 januari 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Busse),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss (het college)

(gemachtigden: Th.M.A. van Zandvoort, P.H. Megens en S.P.M. van Lith).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[vergunninghoudster]uit [plaats] , vergunninghoudster (gemachtigde: mr. A. Kamphuis).

Inleiding

1. In deze tussenuitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen het bestreden besluit van 13 september 2022 op het bezwaar van eiseres. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2. Het college heeft in het besluit van 10 mei 2021 een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen en uitbreiden van een supermarkt in het winkelcentrum “De Ruwert” in Oss. In het bestreden besluit is het college bij het besluit tot het verlenen van een vergunning gebleven. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld (SHE 22/2515) en later een verzoek om voorlopige voorziening (SHE 22/2656) ingediend, toen bleek dat vergunninghoudster niet bereid was om te stoppen met de bouwwerkzaamheden.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [namen] namens eiseres en de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van het college, [naam] en de gemachtigde van vergunninghoudster.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter zet eerst de feiten op een rij en beoordeelt daarna het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd en het college krijgt de gelegenheid dit gebrek te herstellen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af omdat de bouw al bijna is afgerond.
De feiten
4. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten:
 Winkelcentrum “De Ruwert” is een winkelcentrum in Oss waar onder andere een Albert Heijn (AH), Nettorama, Kruidvat en een aantal andere winkels is gevestigd. Vergunninghoudster is eigenaar van het winkelcentrum. In de omgeving van het winkelcentrum zijn diverse openbare voorzieningen gevestigd waaronder het fysiotherapiecentrum en zwembad van eiseres. deze voorzieningen liggen direct tegenover het winkelcentrum.
 Op 5 maart 2021 is een aanvraag ingediend voor de renovatie van winkelcentrum de Ruwert in Oss. Op twee plaatsen komt er een uitbreiding, daarnaast worden bestaande gevels en entreepartijen vernieuwd. In de aanvraag is bij het onderdeel “Bouwen” aangegeven dat de Bruto vloeroppervlakte (BVO) van het hoofdgebouw van de supermarkt (AH) verandert van 1.969 in 2.468 m2. Daarnaast zijn er kleine uitbreidingen bij enkele bestaande winkels en wijzigingen in de gevel van het complex.
 Op het perceel waarop de uitbreiding van winkelcentrum “De Ruwert” is voorzien, geldt het bestemmingsplan “Ruwaard-Oss 2010”. De gronden hebben daarin de bestemming “Verkeer-Verblijf”. Hierop mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 De uitbreiding van de AH is nagenoeg gereed. Desgevraagd heeft vergunninghoudster aangegeven dat begin januari 2023 de bouwwerkzaamheden zijn afgerond en dat in het eerste kwartaal van 2023 de interne herinrichting en verbouwing van de AH zal plaatsvinden.
5.1
In het besluit van 10 mei 2021 heeft het college aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen en uitbreiden van winkelcentrum “De Ruwert”. Met de omgevingsvergunning wordt een uitbreiding van de Albert Heijn vergund. De uitbreiding van de AH betreft qua oppervlakte een uitbreiding van circa 500 m2 BVO. Het college heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 4, lid 1 van Bijlage II van het Bor een omgevingsvergunning verleend.
5.2
Tegen dit besluit heeft onder andere eiseres bij het college bezwaar gemaakt. Bij brief van 12 december 2021 heeft eiseres haar bezwaar onder voorbehoud ingetrokken. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen het besluit van 10 mei 2021. Zij heeft ook een verzoek om voorlopige voorziening ingediend (SHE 22/1686). Eiseres heeft dit verzoek om voorlopige voorziening op 22 september 2022 ingetrokken. Bij uitspraak van 17 augustus 2022 in zaak SHE 22/1687 heeft de rechtbank - naar aanleiding van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar - geoordeeld dat nog steeds sprake is van een aanhangig bezwaar. Verder heeft de rechtbank het beroep wegens het niet tijdig beslissen kennelijk gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen 2 weken een beslissing op het bezwaar te nemen, op straffe van een te verbeuren dwangsom van € 100,- per dag.
5.3
In het bestreden besluit van 13 september 2022 heeft het college de bezwaren ongegrond verklaard en het besluit van 10 mei 2021 met aanvulling van de motivering in stand gelaten.
Beoordeling beroepsgronden
6.1
Eiseres vindt dat de parkeerbehoefte van de AH in de nieuwe situatie onjuist is bepaald. Oorspronkelijk is er van uitgegaan dat de AH na de verbouwing een totaaloppervlakte krijgt van 2.645 m2 BVO. Dat is een vloeroppervlakte van meer dan 2.500 m2. Volgens de “Parkeernormen 2017 Gemeente Oss” moet voor een dergelijke grote supermarkt worden uitgegaan van 7,7 parkeerplaatsen per 100 m2 BVO. In het parkeeronderzoek 2019 is uitgegaan van een parkeernorm van 5,1 parkeerplaatsen per 100 m2 BVO. Dit is niet correct en niet voldoende voor een supermarkt van deze omvang.
6.2
Het college is uitgegaan van het BVO zoals dat is aangevraagd in de bouwaanvraag.
6.3
Vast staat dat een BVO is aangevraagd van minder dan 2.500 m2. Het college had geen aanleiding om een hogere parkeernorm te hanteren. Volgens de voorzieningenrechter heeft het college terecht de toename van de parkeerbehoefte van de AH op 27 parkeerplaatsen bepaald.
7.1
Volgens eiseres is de totale parkeerbehoefte van het winkelcentrum en het nabij gelegen gezondheidscentrum en wijkcentrum verkeerd bepaald. Ook zijn er nog veel details over het nieuwe gezondheidscentrum onbekend. In het winkelcentrum zijn ook andere winkels uitgebreid zodat er ook voor die winkels meer parkeerplaatsen nodig zijn. Er is volgens eiseres nu al een tekort. Omdat er in de nieuwe situatie ook een tekort is, is de voorziene uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen na herinrichting van het parkeerterrein rondom het winkelcentrum onvoldoende. Dat betekent dat bezoekers van het winkelcentrum gaan parkeren op de parkeerplaatsen bij het zwembad en de fysiopraktijk van eiseres. De gebruikers van beide faciliteiten, onder wie veel ouders van kinderen die zwemles krijgen, moeten dan ergens anders gaan parkeren met alle overlast van dien.
7.2
Het college heeft zich gebaseerd op het Parkeeradvies Ruwaard-Centrum van 24 december 2019 dat ten behoeve van de uitbreiding van het winkelcentrum “De Ruwert” en de herinrichting van het openbaar gebied rondom het winkelcentrum door Ingenieursbureau Iv-Infra b.v. is opgesteld. Dit is een update van een eerder parkeeradvies van hetzelfde bureau uit 2016. Het advies beschrijft de parkeerbehoefte in de bestaande situatie en in de toekomst (in drie fases) in een plangebied rondom het winkelcentrum. Het plangebied bestaat uit het gebied dat omsloten wordt door de Paganinistraat, Schaepmanlaan, Brederostraat en Joost van den Vondellaan. Fase 1 is een nieuw wijkcentrum, fase 2 is de uitbreiding van de AH en fase 3 is de realisatie van een nieuw gezondheidscentrum. De grootste toename in de parkeerbehoefte vindt plaats in fase 3.
De herinrichting voorziet in een uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen in het plangebied van 276 naar 370 parkeerplaatsen. De herinrichting is voorzien na fase 3. Het oude gezondheidscentrum is al deels gesloopt en dat terrein ligt braak.
7.3
Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dat bij de beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening behoort te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan en dat een bestaand tekort als regel buiten beschouwing wordt gelaten (zie de uitspraak van de Afdeling van 11 oktober 2017 [1] ). De bestaande parkeerbehoefte dient in zekere mate objectief vastgesteld te kunnen worden. Hierbij hoeft niet alleen rekening te worden gehouden met een vergunde situatie (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2012 [2] ).
7.4
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de omgevingsvergunning alleen voorziet in een uitbreiding van de AH. Daarom is slechts relevant wat de toename is van de parkeerbehoefte als gevolg van de uitbreiding van de AH. Een op dit moment bestaand tekort aan parkeerplaatsen kan reeds daarom buiten beschouwing worden gelaten. Voor de realisatie van een nieuw gezondheidscentrum is ook een omgevingsvergunning nodig. Hiervoor zal apart de toename in de parkeerbehoefte moeten worden bepaald en zal moeten worden bekeken of daarvoor genoeg parkeerplaatsen zijn. De rechtmatigheid van de bestreden omgevingsvergunning voor de AH is niet afhankelijk van de toekomstige omgevingsvergunning voor het gezondheidscentrum. De voorzieningenrechter neemt hierbij wel in aanmerking dat er tot op heden nog geen aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het gezondheidscentrum is ingediend, voor zover bekend. Daarom gaat de voorzieningenrechter niet in op de beroepsgronden over de bepaling van de toekomstige parkeerbehoefte van andere ruimtelijke ontwikkelingen. Dat heeft het college terecht ook niet gedaan in het bestreden besluit.
7.5
De voorzieningenrechter stelt verder vast dat de hoeveelheid bestaande parkeerplaatsen is bepaald in het parkeeradvies uit 2016. De voorzieningenrechter kan uit het parkeeradvies uit 2019 echter niet opmaken of het college wel heeft bekeken of al die parkeerplaatsen er ook daadwerkelijk waren op het moment van het nemen van het bestreden besluit. Dat had het college wel moeten doen.
7.6
Het college heeft ook aangegeven dat op dit moment de realisatie van het gezondheidscentrum nog onzeker is. Pas na de realisatie van dit gezondheidscentrum vindt de herinrichting van het terrein plaats. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college er niet zonder meer van uit mocht gaan dat in de toekomstige situatie na de herinrichting daadwerkelijk 370 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Dit aantal lijkt namelijk mede te zijn gekoppeld aan de realisatie van het gezondheidscentrum. Het is nu ook nog niet bekend of (en zo ja, wanneer) de herinrichting zal gaan plaatsvinden als het nieuwe gezondheidscentrum onverhoopt niet wordt gerealiseerd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de realisatie van de benodigde 27 extra parkeerplaatsen voor de uitbreiding van de AH onvoldoende vaststaat. Daarvoor had het college in het bestreden besluit moeten onderbouwen dat er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn om te voorzien in de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de uitbreiding van de AH als het nieuwe gezondheidscentrum niet wordt gerealiseerd. Ook had het college moeten aangeven wanneer die extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Dit alles blijkt niet uit het parkeeradvies van 2019. Het bestreden besluit is dus onvoldoende gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

8.1
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd zodat niet kan worden uitgesloten dat de vrees van eiseres voor parkeeroverlast op haar terrein bewaarheid wordt.
8.2
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. Nu toepassing wordt gegeven aan artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van deze bevoegdheid gebruik maken. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen de gebreken, als bedoeld in de overwegingen 7.5 en 7.6 te herstellen. Dat herstellen kan met een nadere motivering van het bestreden besluit of met een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres. De voorzieningenrechter bepaalt de termijn waarbinnen het college de gebreken kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat het college ter zitting heeft aangegeven gebruik te willen maken van de geboden gelegenheid. De voorzieningenrechter geeft het college de volgende aanwijzingen:
 Het college zal in ieder geval het aantal feitelijk aanwezige en beschikbare parkeerplaatsen in het plangebied van het parkeeradvies moeten aangeven.
 Het college zal moeten aangeven op welk moment en op welke wijze het plangebied zal worden heringericht als het nieuwe gezondheidscentrum niet wordt gerealiseerd. Hierbij zal het college moeten toelichten of (en zo ja waar) de extra parkeerplaatsen ten behoeve van de uitbreiding van de AH worden gerealiseerd en wanneer dat zal gebeuren.
8.3
De voorzieningenrechter zal eiseres en vergunninghoudster in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. De voorzieningenrechter zal in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8.4
De voorzieningenrechter overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Hij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
9. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het treffen van de door eiseres gevraagde voorlopige voorziening. De uitbreiding van de AH is bijna klaar en de gevolgen van een schorsing van de omgevingsvergunning zijn groot gezien de nauwkeurige planning van de interne verbouwing van de supermarkt. De voorzieningenrechter neemt verder in aanmerking dat het college onweersproken heeft aangegeven dat tijdelijke parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd op het braakliggende terrein van het gesloopte deel van het oude gezondheidscentrum.
10. De voorzieningenrechter merkt ten overvloede het volgende op. Eiseres heeft aangegeven dat er ook andere manieren zijn om parkeeroverlast op haar terrein te voorkomen. Zij wil hierover het gesprek met de gemeente aangaan. Het lijkt de voorzieningenrechter verstandig als partijen dit gesprek ook daadwerkelijk gaan houden en samen gaan kijken wat de mogelijkheden zijn.
11. De voorzieningenrechter houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat hij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
 stelt het college in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
 houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op10 januari 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.