ECLI:NL:RBOBR:2023:2112

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
22/210
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leges voor omgevingsvergunning met binnenplanse afwijking; geschil over aanslag en zorgvuldigheidsbeginsel

In deze zaak heeft eiser een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de aanbouw aan zijn woning, waarbij de goothoogte van de aanbouw 3,1 meter bedraagt. Het bestemmingsplan staat een maximale goothoogte van 3 meter toe, met een afwijkingsmogelijkheid van 10%. De gemeente Helmond heeft de aanvraag goedgekeurd, maar eiser is aangeslagen voor leges, waaronder een bedrag voor de binnenplanse afwijking. Eiser betwist de leges voor de binnenplanse afwijking, omdat hij meent dat de gemeente hem had moeten wijzen op de overschrijding van het bestemmingsplan, zodat hij zijn bouwplan had kunnen aanpassen.

De rechtbank heeft op 2 mei 2023 het beroep van eiser behandeld en geconcludeerd dat de aanslag voor de binnenplanse afwijking terecht is. Eiser heeft niet aangetoond dat hij voorafgaand aan de aanvraag heeft aangegeven dat het voor hem belangrijk was om binnen de planregels te blijven. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders niet onzorgvuldig heeft gehandeld door eiser niet te wijzen op de overschrijding. Eiser had zelf de overschrijding kunnen vaststellen door het bestemmingsplan online te raadplegen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en merkt op dat de invorderingskosten in deze procedure niet aan bod komen. Eiser heeft het bedrag van € 327 voor de leges tot op heden niet voldaan, wat heeft geleid tot extra invorderingskosten. De rechtbank kan de rechtmatigheid van de invordering niet beoordelen, en eiser moet zich hiervoor wenden tot de invorderingsambtenaar. De uitspraak op bezwaar is niet in strijd met de wet, en de rechtbank ziet geen aanleiding om het beroep gegrond te verklaren. De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. L.T.H. Verhagen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/210

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

2 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Helmond, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: mr. S. Thijssen).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 2 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten en vervolgens uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Motivering van de beslissing

1. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de aanbouw aan zijn woning. De goothoogte van de aanbouw van eiser is 3,1 meter. In het toepasselijke bestemmingsplan is als maximale goothoogte voor dat bouwwerk 3 meter opgenomen met een (binnenplanse) afwijkingsmogelijkheid van 10%. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond heeft op eisers aanvraag (voor hem) positief beslist en met het toepassen van een binnenplanse afwijking ook de goothoogte van het bouwwerk op 3,1 meter goedgekeurd. Het college moest op grond van de wet de aanvraag van eiser ook opvatten als een verzoek om af te wijken van het bestemmingsplan. [1]
2. In de Legesverordening Helmond 2020 staat dat leges kunnen worden geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. [2] Het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk [3] en het naar aanleiding van die aanvraag toepassen van een zogenaamde binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan [4] zijn twee van die diensten. [5] De heffingsambtenaar heeft aan eiser op 23 februari 2021 een aanslag van in totaal € 846,58 opgelegd voor beide diensten gezamenlijk. De aanslag is gehandhaafd met de uitspraak op bezwaar van 17 december 2021.
3. Het bedrag van € 519,58 voor de eerste dienst is niet in geschil. Wat wel in geschil is, is of eiser terecht is aangeslagen voor een bedrag van € 327 voor de binnenplanse afwijking. De rechtbank stelt vast dat het belastbaar feit zich heeft voorgedaan en dat het bedrag waarvoor eiser is aangeslagen overeenkomstig de toepasselijke legesverordening is vastgesteld. Het tegendeel is ook niet door eiser gesteld. Dat betekent in beginsel dat eiser terecht voor dit bedrag is aangeslagen.
4. Eiser vindt het college hem in het overleg dat voorafging aan zijn aanvraag voor zijn bouwplan erop had moeten wijzen dat zijn bouwplan resulteerde in een minimale overschrijding van het bestemmingsplan. Het college had hem vervolgens in de gelegenheid moeten stellen zijn bouwplan aan te passen zodat hij daarmee binnen de planregels bleef. In dat geval zou hij namelijk niet (tevens) voor een bedrag van € 327 zijn aangeslagen. Door dit alles niet te doen heeft het college gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel wat – zo begrijpt de rechtbank – moet doorwerken in de aanslagoplegging door de heffingsambtenaar en wat tot gevolg moet hebben dat de aanslag voor zover in geschil moet worden vernietigd.
5. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Eiser dan wel de door hem ingeschakelde architect heeft op geen enkel moment voorafgaand aan of bij het indienen van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning benadrukt dat hij (vanwege de legeskosten) met zijn bouwplan binnen de planregels van het bestemmingsplan wilde blijven. Juist als dit voor eiser zo belangrijk was, zoals hij nadien heeft gezegd, had dit op zijn weg gelegen zodat het college daarmee rekening had kunnen houden. Dat het college c.q. de heffingsambtenaar onzorgvuldig zou hebben gehandeld, is bij deze stand van zaken dan ook niet gebleken. Verder heeft de rechtbank op de zitting besproken dat het vrij eenvoudig is om online informatie in te winnen over het toepasselijke bestemmingsplan, wat eiser ook heeft erkend. Uit het bestemmingsplan blijkt onmiskenbaar de toepasselijke goothoogte. Een inspanning als deze mag van een burger worden gevergd en had eiser dan wel zijn architect dit gedaan dan had hij ook zelf die overschrijding voor het indienen van de aanvraag kunnen vaststellen.
6. Eiser heeft het bedrag van € 327 tot op heden niet voldaan, zodat het bij het doen van de uitspraak op bezwaar in verband met de invorderingskosten inmiddels was opgelopen tot € 420. Eiser vindt dat niet terecht, maar de rechtbank kan in deze procedure niet de rechtmatigheid van de invordering beoordelen. Daarvoor moet eiser bij de invorderingsambtenaar van de gemeente Helmond zijn. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat nergens in de wet staat dat het maken van bezwaar de betalingsverplichting opschort. Eisers is er verder in de aanslag op gewezen dat hij die moet betalen, ook als hij bezwaar maakt. Dat eiser om hem moverende redenen vindt dat hij dat niet hoeft, kan dan ook niet tot een andere uitkomst leiden. Onvrede over een regel betekent immers nog geen vrijstelling daarvan.
7. Eiser voert tot slot aan dat in de uitspraak op bezwaar staat dat zijn bezwaar gegrond is, terwijl uit de overwegingen het tegendeel blijkt. Eiser vindt dat de uitspraak op bezwaar in zoverre innerlijk tegenstrijdig is. De heffingsambtenaar heeft aangegeven dat het woord “gegrond” een kennelijke verschrijving is, juist omdat – zoals eiser ook zelf al heeft geconcludeerd – uit de overwegingen van de uitspraak op bezwaar onmiskenbaar blijkt dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank kan dat volgen en ziet dan ook geen aanleiding het beroep gegrond te verklaren en de uitspraak op bezwaar vanwege die kennelijk verschrijving te vernietigen. Ook heeft de heffingsambtenaar tijdig op eisers bezwaar beslist en bestaat ook in zoverre geen aanleiding het beroep gegrond te verklaren.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.T.H. Verhagen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Artikel 2.10, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Legesverordening Helmond 2020.
3.Zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.
4.Zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a en 1°, van de Wabo.
5.Zie: de artikelen 2.3.1.1.1 en 2.3.3.1 in de tarieventabel bij de Legesverordening Helmond 2020.