ECLI:NL:RBOBR:2023:2235
Rechtbank Oost-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een woning in relatie tot de gemeente
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van zijn woning. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 621.000 per waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser, eigenaar van een woonboerderij uit 1710, betwist deze waarde en stelt dat er meer speelt dan alleen de WOZ-waarde. De rechtbank kan echter alleen oordelen over de vastgestelde waarde en niet over andere aspecten van de relatie met de gemeente.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De heffingsambtenaar heeft vier vergelijkingsobjecten gebruikt ter onderbouwing van de waarde, die voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiser. Eiser heeft geen gegevens ingebracht die de heffingsambtenaar zouden dwingen tot een andere waardering. De rechtbank concludeert dat de negatieve liggingsaspecten en de kwaliteit van de woning voldoende zijn meegenomen in de waardering.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst erop dat partijen het recht hebben om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal. De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.