ECLI:NL:RBOBR:2023:266
Rechtbank Oost-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een woning met aandacht voor vergelijkingsobjecten en liggingsaspecten
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van zijn woning. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 516.000 per waardepeildatum 1 januari 2020, wat geldt voor het kalenderjaar 2021. Eiser heeft tegen deze vaststelling beroep ingesteld, waarbij hij een lagere waarde van € 405.000 bepleit. De rechtbank heeft op 16 januari 2023 de zaak behandeld, waarbij de heffingsambtenaar de waarde heeft onderbouwd met drie vergelijkingsobjecten, die volgens de rechtbank voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiser.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de negatieve liggingsaspecten van de woning, zoals de nabijheid van een grondverwerkingsbedrijf en een appelboomgaard. De rechtbank concludeert dat de liggingscorrectie van 40% die door de heffingsambtenaar is toegepast, adequaat is. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de heffingsambtenaar ook voldoende rekening heeft gehouden met de kwaliteit en onderhoudstoestand van de woning, ondanks de bezwaren van eiser over de kosten van asbestsanering.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is en verklaart het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.