ECLI:NL:RBOBR:2023:2818

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
23/1178
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing en beperking van gebruik van Padelbanen in Veldhoven

Op 8 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bouw van drie Padelbanen in Veldhoven. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hekwerk boven de glazen wand van de Padelbaan niet als ballenvanger kan worden beschouwd, omdat het onderdeel uitmaakt van het spel. Hierdoor is de bouw van de Padelbanen in strijd met het bestemmingsplan, dat een maximale bouwhoogte van 3 meter voorschrijft. Ondanks deze strijdigheid heeft de voorzieningenrechter besloten de bouw van de Padelbanen toe te staan, maar met de beperking dat het gebruik van de banen tussen 21:00 en 10:00 uur verboden is. Dit besluit is genomen om de geluidsoverlast voor de omwonenden te beperken, aangezien de woning van de verzoeker op 130 meter afstand van de Padelbanen ligt. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat het akoestische onderzoek dat door het college is uitgevoerd, onvoldoende rekening houdt met de geluidshinder die Padel met zich meebrengt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening gedeeltelijk toegewezen, wat betekent dat het college het griffierecht aan de verzoeker moet terugbetalen en de proceskosten moet vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging tussen de bouwplannen en de rechten van omwonenden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/1178
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juni 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. F.K. van den Acker)
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven, het college
(gemachtigden: M. Diemmel, N. Vlemmix en N. van Deusecom).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Veldhovens Lawn Tennis Clubuit [vestigingsplaats] (de vergunninghoudster).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen het bestreden besluit van 11 april 2023 waarbij het college een omgevingsvergunning heeft verleend voor het bouwen van drie Padelbanen op de locatie [adres] (de locatie) in [vestigingsplaats] . Het betreft een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.1.
Verzoeker heeft op 27 april 2023 bezwaar gemaakt tegen de verlening van de omgevingsvergunning.
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghoudster heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigden van het college en namens de vergunninghoudster [naam] en [naam] .
1.4
Na afloop heeft vergunninghoudster nog gereageerd op door verzoeker direct voor zitting ingediende stukken.

Beoordeling door de rechtbank

2. De voorzieningenrechter zet eerst de feiten op een rij en beoordeelt daarna het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van verzoeker. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
De feiten
4. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten:
 Op de locatie bevinden zich de tennisbanen van Veldhovens Lawn Tennis Club. De vergunninghoudster heeft op 16 februari 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vervangen en uitbreiden van baan 10 door drie Padelbanen. Voor de uitbreiding van de tennisactiviteiten is op 20 februari 2023 een melding op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer ingediend.
 Het geldende bestemmingsplan voor de locatie is het bestemmingsplan “Veldhoven-dorp 2017” (het bestemmingsplan). Ter hoogte van de locatie van het bouwplan geldt op basis van dit bestemmingsplan de bestemming ‘Sport’.
 Verzoeker woont aan de [adres] te [woonplaats 2] , op een afstand van circa 130 meter tot het project.
 Padel is een balspel met een combinatie van tennis en squash. Padel wordt gespeeld op een baan van circa 10 x 20 m waarbij de baan omsloten wordt door een kooi. De kooi bestaat voor een deel uit dik gehard glas (in een u vorm) rondom de kopse einden van de baan met een hoogte van ongeveer 3 meter met daarboven een hek bestaande uit gaaswerk. Padel wordt gespeeld met een kort racket en een met een bal die vergelijkbaar is met een tennisbal maar iets kleiner en zachter is. Dat geeft een ‘pok’-geluid.
5. Volgens verzoeker leidt Padel tot meer geluidsoverlast dan tennis, en wordt hiermee onvoldoende rekening gehouden. Ook leidt de omgevingsvergunning tot lichthinder. Verzoeker heeft op de zitting aangevoerd dat de bouw van de Padelbanen in strijd is met artikel 10.2.2 onder g, van de planregels omdat de bouwhoogte van de glazen wand en het gaaswerk daarboven hoger is dan 3 meter.
5.1.
Volgens het college is geen sprake van strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft dan ook geen aanleiding gezien om rekening te houden met mogelijke geluidsoverlast. Overigens heeft het college ook gewezen op het akoestisch onderzoek dat vergunninghoudster heeft meegestuurd met de melding ingevolge het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm). Het college merkt het gaaswerk boven de glazen wanden aan als ballenvangers en die mogen op basis van artikel 10.2.2 onder c 8 meter hoog zijn.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat bij Padel gebruik mag worden gemaakt van de glazen wanden en het hekwerk als de bal eerst heeft gestuiterd op de baan. Alleen bij de service mag de bal niet tegen het hekwerk komen, daarna wel.
5.3.
Volgens de voorzieningenrechter is het hekwerk geen ballenvanger. Hoewel de term ‘ballenvanger’ geen eigen definitie heeft in het bestemmingsplan, is de essentie van een ballenvanger (bij een tennisbaan of hockeyveld) om een bal tegen te houden en te zorgen dat de bal niet uit het veld op een andere plek terecht komt. Het is niet de bedoeling om tegen een ballenvanger te gaan slaan in het spel zelf. Het hekwerk boven de glazen wand heeft juist de bedoeling om te zorgen dat de bal in het spel blijft en daartegen mag worden geslagen. De glazen wand en het hekwerk erboven maken dus onderdeel uit van het spel. Daarom is het hekwerk geen ballenvanger. Het hekwerk moet dus voldoen aan artikel 10.2.2 onder g, van de planregels. Dat doet het niet en dus heeft het college het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 2.10, eerste lid onder c, van de Wabo. De voorzieningenrechter concludeert dat de omgevingsvergunning zoals die is verleend, niet in stand kan blijven.
6. De voorzieningenrechter wijst er ook op dat de bezwaarfase de mogelijkheid biedt om fouten te herstellen. Daarom kijkt de voorzieningenrechter wel vooruit, mede naar aanleiding van wat partijen op zitting hebben gezegd en omdat de voorzieningenrechter alle belangen afweegt.
7. De aanvraag moet worden aangemerkt als een aanvraag om af te wijken van het bestemmingsplan (op basis van artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo). Artikel 10.3.1 onder c, van de planregels biedt het college de bevoegdheid om af te wijken van de maximale bouwhoogte voor overige bouwwerken als het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast. Het college mag afwijken, maar is daartoe niet verplicht. Het college moet hierbij beoordelen of afwijken niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening (artikel 2.12, eerste lid onder a onder 1, van de Wabo) en zal een belangenafweging moeten maken waarbij ook de belangen van de omgeving (en dus ook de belangen van verzoeker) worden betrokken.
7.1.
Ter zitting heeft het college verwezen naar het akoestisch onderzoek en gesteld dat geen geluidsoverlast valt te verwachten. Hierover overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Het akoestische onderzoek is bij de melding Abm gedaan om aan te tonen dat aan het Abm wordt voldaan. Hierbij is geen rekening gehouden met het stemgeluid van spelers of andere bezoekers van de Padelbanen (artikel 2.18, eerste lid onder b van het Abm). Ook het piekgeluid verbonden aan de sport zelf wordt buiten beschouwing gelaten (artikel 2.18, derde lid onder b van het Abm). Het ‘pok’-geluid van het racket tegen de bal of de bal tegen de wand lijkt in het akoestisch onderzoek ook niet te zijn meegenomen. Dat moet wel gebeuren om te kijken of de Padelbanen wel of niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving. De verwijzing naar het akoestisch onderzoek alleen is niet genoeg. In de bezwaarfase zal nader onderzoek moeten worden verricht.
7.2.
De voorzieningenrechter betrekt ook een aantal andere aspecten bij de belangenafweging.
  • De drie Padelbanen liggen wel midden op een sportterrein met tennisbanen en hockeyvelden. Het geluid vanwege het gebruik van dit terrein zal van invloed zijn op het omgevingsgeluid. Tussen de woning van verzoeker en de Padelbanen liggen hockeyvelden.
  • In bijlage 3 bij het akoestische onderzoek bij de melding Abm staan meetresultaten en daaruit blijkt dat op 31 meter op 5 meter het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau met stemgeluid niet hoger is dan 45 dB(A). In het Abm is dat de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde niveau in de avondperiode. De voorzieningenrechter kan niet afleiden of hierbij het ‘pok’-geluid van het racket tegen de bal of de bal tegen de wand is betrokken.
  • Op de website van bureau M+P ( https://mp.nl/verhaal/geluid-van-Padelbanen) wordt aangegeven dat minimaal 50 meter tussen Padelbanen en woningen zou moeten liggen. Op de website van de Nederlandse Stichting Geluidhinder (https://www.nsg.nl/file/698/) wordt gepleit voor een afstand van 200 meter. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' geldt een richtafstand van 50 meter tussen woningen en tennisbanen en een veldsportcomplex (met verlichting).
  • Vergunninghoudster heeft ter zitting aangegeven dat zij leden van de tennisvereniging en omwonenden heeft betrokken bij haar plannen en groot belang heeft bij snel duidelijkheid over het realiseren van de Padelbanen in verband met het contract met de aannemer en het aanmelden voor de landelijke competities.
7.3.
De voorzieningenrechter vindt vooral van belang dat de Padelbanen echt midden op een sportcomplex worden gerealiseerd. Daarom betwijfelt de voorzieningenrechter of de geluidsbelasting van de Padelbanen boven al het geluid van het sportcomplex zal uitkomen. Verzoeker heeft geen ‘recht’ op een volledig stille omgeving. Verzoeker woont in de buurt van een sportcomplex en zal daarom wat geluidhinder en lichthinder moeten aanvaarden. Niet iedere vorm van aantasting van de woonomgeving is verboden, alleen de onevenredige aantasting van de woonomgeving. De voorzieningenrechter weet niet zeker of sprake zal zijn van een onevenredige aantasting van de woonomgeving. Later op de avond (als andere activiteiten op het sportcomplex stoppen) of in de vroege ochtend zal het geluid van de Padelbanen beter hoorbaar zijn.
7.4.
Omdat de voorzieningenrechter niet op voorhand uitsluit dat de toestemming voor het afwijken van het bestemmingsplan in de beslissing op bezwaar kan worden verleend, ziet hij geen aanleiding om nu de bouw van de Padelbanen te verbieden. Vergunninghoudster mag dus gaan bouwen. Als ze gaat bouwen, doet zij dit voor eigen risico. Er wordt nog over de vergunning geprocedeerd. De voorzieningenrechter zal wel het gebruik van de Padelbanen tussen 21:00 en 10:00 verbieden. Deze voorlopige voorziening vervalt zes weken nadat het college heeft beslist op het bezwaarschrift van verzoeker.
8. Omdat het verzoek om voorlopige voorziening gedeeltelijk wordt toegewezen, moet het college het griffierecht aan verzoeker terugbetalen. Ook moet het college de proceskosten van verzoeker vergoeden. De kosten voor juridische bijstand bedragen € 837,00 voor het bijwonen van de zitting door de gemachtigde.

Beslissing:

De voorzieningenrechter;
  • treft de voorlopige voorziening dat de Padelbanen niet mogen worden gebruikt tussen 21:00 en 10:00 uur;
  • wijst het verzoek voor het overige af;
  • bepaalt dat deze voorlopige voorziening vervalt zes weken nadat het college heeft beslist op het bezwaarschrift van verzoeker;
  • bepaalt dat het college aan verzoeker het griffierecht à € 184,00 vergoedt;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker à € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.J.A.B. Elsman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Artikel 2.10 van de Wabo
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
b. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gesteld bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van de Woningwet dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van die wet;
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;
e. de activiteit een wegtunnel als bedoeld in de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels betreft en uit de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden blijkt dat niet wordt voldaan aan de in artikel 6, eerste lid, van die wet gestelde norm.
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Het bestemmingsplan “Veldhoven-dorp 2017”
Artikel 10 Sport
10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
sportvoorzieningen;
ondergeschikte detailhandel;
ondergeschikte recreatieve voorzieningen;
evenementen;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
tuinen, erven en verhardingen;
groenvoorzieningen;
(openbaar toegankelijke) speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
fiets- en/of voetpaden;
verkeers- en parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaald in 23.4 en 24.3;
nutsvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
laad- en losvoorzieningen;
geluidwerende voorzieningen.
10.2
Bouwregels
10.2.1
Algemene regels met betrekking tot het bouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' niet worden overschreden;
de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
e bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,2 meter;
In afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals fietsenbergingen, en overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, uitsluitend indien de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter en de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 10 m2.
10.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
antenne-installaties dienen minimaal 1 meter van de perceelsgrens te worden geplaatst en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 meter;
masten dienen minimaal 1 meter van de perceelsgrens te worden geplaatst en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 16 meter;
de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 8 meter;
e bouwhoogte van tribunes mag niet meer bedragen dan 5 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
voor schotelantennes geldt:
schotelantennes mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 meter en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
schotelantennes mogen niet aan de voorgevel van een hoofdgebouw worden opgericht en de grens van het bouwvlak niet overschrijden;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.