Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
1.De procedure
2.De feiten
“Voorts vindt het hof van belang dat [eiser] verzuimd heeft aan te geven onder welke omstandigheden, anders dan het vermoeden van [eiser] dat het hier gaat om een poging van [familienaam gedaagde sub 1] en [gedaagde 2] om [E] financieel te treffen, het verplicht dan wel onverplicht, bevraagd dan wel ongevraagd verstrekken van stukken aan [F] door [familienaam gedaagde sub 1] , [gedaagde 2] enlof [gedaagde 3] aan [F] beschouwd kan worden als een onrechtmatig handelen jegens [eiser] .”
“Do you still think that what you told Mr [I] and which he repeated in his founding affidavit was correct?”, heeft [gedaagde 3] geantwoord:
“Of course, yes.”
“So, Mr [I] said that he engaged you as an investigator, to investigate that relationship. Is that correct?”, heeft [gedaagde 3] geantwoord: “
I am not sure what his perception is. I would have done so on the basis of my connection with the late Mr [familienaam gedaagde sub 1] because he was adamant before his death that I should try to do anything in my power to open up, structure basically and to reveal the structure on his behalf and on
“Were you paid to conduct this investigation?”,heeft [gedaagde 3] geantwoord:
“No”.
“You said that after Mr [familienaam gedaagde sub 1] died you found
“Yes.”(productie 12 van [eiser] , pagina’s 36, 38 en 71).