ECLI:NL:RBOBR:2023:345

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
21/2356
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. R.E. de Vries, en het UWV, vertegenwoordigd door E.A.M. Vervoort. De eiser had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die door het UWV was afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Eiser had zich op 18 januari 2017 ziekgemeld en na een eerdere afwijzing van zijn WIA-aanvraag in 2020, deed hij opnieuw een aanvraag in december 2020, waarbij hij stelde dat zijn gezondheid was verslechterd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de aanvraag op zorgvuldige wijze heeft beoordeeld. De verzekeringsarts heeft de medische situatie van eiser onderzocht en een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waaruit bleek dat eiser in staat was om bepaalde functies uit te oefenen, ondanks zijn beperkingen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd had waarom de in beroep ingebrachte informatie van eiser niet leidde tot aanvullende beperkingen. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling van de belastbaarheid van eiser op 11 januari 2021 correct was en dat het UWV terecht had besloten dat eiser geen recht had op een WIA-uitkering.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Eiser kreeg geen gelijk, wat betekende dat hij de proceskosten en het griffierecht niet vergoed zou krijgen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/2356

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.E. de Vries),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: E.A.M. Vervoort).

Procesverloop

Met het besluit van 28 januari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 23 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De ex-werkgever van eiser heeft aangegeven een kopie van deze uitspraak te willen ontvangen. Eiser heeft toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als mechatronica monteur voor 40 uur per week. Hij heeft zich op
18 januari 2017 ziekgemeld voor dit werk. Bij de beoordeling per het einde van de wachttijd is aan eiser geen WIA-uitkering toegekend, vanwege een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.
2
.Eiser heeft op 16 december 2020 opnieuw een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan. Hij heeft aangegeven dat zijn gezondheid slechter is geworden, door dezelfde ziekteoorzaak. Het UWV heeft opnieuw de arbeidsongeschiktheid van eiser beoordeeld, met een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 11 januari 2021 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. Aanvullend heeft hij een reservefunctie geselecteerd. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 67,09% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek meldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 32,91%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft reden gezien om aanvullende beperkingen op te nemen in de FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft niet alle geduide functies passend geacht en heeft er twee verworpen. Na raadpleging van het CBBS heeft hij twee andere functies geselecteerd. Op basis van de middelste van de voor de schatting gebruikte functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 34,02%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij verzoekt om de in bezwaar genoemde gronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen forsere beperkingen aanneemt. Hij is door zijn klachten niet in staat om 8 uur per dag en 40 uur per week te werken. Dit is ook gebleken gedurende zijn re-integratie. Ook bij deels werken was recuperatie nodig. Verder vindt eiser dat de beperking voor afleiding door anderen en samenwerken breder moet gelden dan alleen voor geluidsprikkels. Volgens eiser blijven zijn pijn- en vermoeidheidsklachten bovendien toenemen. Ter onderbouwing van zijn klachten heeft eiser medische informatie ingebracht.
6. Verder stelt eiser dat de geduide functies ‘medewerker post’ en ‘medewerker atelier’ niet passend zijn. Eiser heeft moeite met het bewaren van overzicht, terwijl dit in de functie van ‘medewerker post’ noodzakelijk is. Volgens eiser volgt uit de functieomschrijving dat het werk niet volledig georganiseerd is, ondanks de stelling van de arbeidsdeskundige. Ook is eiser beperkt voor afleiding door anderen, maar dit is volgens hem te nauw opgevat doordat de arbeidskundige alleen heeft gekeken naar afleiding door geluid. Afleiding kan ook worden veroorzaakt door activiteiten van anderen. In de functie ‘medewerker atelier’ kan afleiding door geluid vermeden worden door het dragen van oordoppen. Eiser betwist of van hem gevraagd kan worden een hele dag oordoppen te dragen. Ook stelt eiser dat in deze functie er geen aandacht is geweest voor afleiding, anders dan via geluidsprikkels.
7. Eiser verzoekt om een schadevergoeding.

Waarover het gaat in deze zaak

8. Wanneer iemand bij het einde van de wachttijd geen recht heeft op een WIA-uitkering, kan dit recht later ontstaan op grond van de artikelen 48, eerste lid, onder b en 55, eerste lid, onder b van de Wet WIA. Hierbij is van belang dat er sprake is van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid (35% of meer), of volledige arbeidsongeschiktheid (80 tot 100%) en dat dit binnen vijf jaar na het einde van de wachttijd ontstaat. Ook moet dit voortkomen uit dezelfde oorzaak, als op grond waarvan diegene gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van arbeid.
9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen WIA-uitkering kan krijgen, vanwege een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om toegenomen beperkingen in de periode van het einde van de wachttijd, 10 februari 2020, tot de datum in geding, 11 januari 2021.

Wat de rechtbank vindt

10
.Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
11. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
12. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gezien en onderzocht op een spreekuur. Ook heeft hij de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. Gelet hierop vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op een zorgvuldige en duidelijke manier de klachten van eiser, (onder andere) de vermoeidheid, prikkelgevoeligheid en pijnklachten, heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De medische beoordeling
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische belastbaarheid van eiser in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 9 augustus 2021 beschreven aanleiding te zien om de FML te wijzigen. Hij acht een toename van de beperkingen ten opzichte van februari 2020 onaannemelijk, omdat het in de verwachting ligt dat de klachten door autisme en overbelasting gelijk zijn gebleven, dankzij de begeleiding die eiser heeft gehad. Ook is er geen geobjectiveerde verslechtering. Verder geldt voor autisme dat deze aandoening permanent aanwezig is en permanent voor dezelfde beperkingen zorgt. Variatie in de klachten zijn verschijnselen van over- of onderbelasting. De ervaren toename van klachten is het gevolg van niet-medische factoren en geen uiting van ziekte. Wel blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit zijn onderzoek dat met de aangenomen beperkingen per het einde van de wachttijd nog onvoldoende rekening is gehouden met de gestelde diagnose. Hij vult de FML aan met beperkingen voor afleiding door anderen, specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren (namelijk moeite met organiseren, plannen en overzicht over een groter geheel bewaren), mate van zelfstandigheid en geluidsbelasting.
15
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep ingebrachte informatie niet leidt tot aanvullende beperkingen. Over het revalidatierapport geeft hij aan dat het intakeverslag met de revalidatiediagnose al bekend was. Dat de doelstellingen niet zijn behaald, eiser een toename van klachten ervaart en de fysieke belastbaarheid niet is verbeterd, ziet niet op de datum in geding. Over de informatie van de internist geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat het gestelde verband tussen diabetes en de vermoeidheid speculatief is, omdat de ernst van de geclaimde vermoeidheid niet in verhouding staat tot de hoogstens milde vermoeidheid die bij diabetes voorkomt. Ten aanzien van de overgelegde informatie van de arts van het centrum voor ME geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep – kort gezegd – aan dat hij het stellen van de diagnose CVS niet kan volgen, op basis van het onderzoek, de resultaten en de onderbouwing van de arts. Over de informatie van de psycholoog heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat hij de diagnose ‘autistische burnout’ niet kan volgen, omdat dit geen geaccepteerde classificerende stoornis is. De uitputting is deel van de chronische vermoeidheid. In de FML is bovendien rekening gehouden met de autistische beperkingen. Voor de rechtbank zijn deze toelichtingen begrijpelijk. Daarbij overweegt de rechtbank dat in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet de ervaren klachten of diagnose doorslaggevend zijn, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid op de datum in geding als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Hij heeft toegelicht dat hij bij eigen onderzoek alleen aanwijzingen heeft gehad voor auditieve overprikkeling. Hiervoor zijn ook beperkingen gesteld. Over de urenbeperking heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat deze niet kan worden toegepast, omdat de ervaren stress een symptoom is van het autisme. Het stellen van de diagnose en de gevolgde psycho-educatie zouden redelijkerwijs moeten leiden tot inzicht, herkenning en begrip, met afname van stress als gevolg. Verder is de gestelde verslechtering van de nachtrust en vermoeidheid niet goed vast te stellen. Als laatste heeft eiser al lange tijd autisme en hij heeft hier ook voltijd mee gewerkt. Het is moeilijk te begrijpen dat voltijd werken niet meer mogelijk zou zijn, ook omdat arbeid met de aangenomen beperkingen volledig is aangepast aan het autisme. De rechtbank vindt deze onderbouwing voldoende duidelijk. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing voor verdergaande beperkingen op 11 januari 2021.
17. De rechtbank heeft geen twijfel aan de medische beoordeling van de belastbaarheid van eiser per 11 januari 2021. Dat betekent dat eiser geacht wordt in staat te zijn werkzaamheden te verrichten, rekening houdend met de beperkingen zoals deze zijn opgenomen in de FML van 9 augustus 2021.
De arbeidskundige beoordeling
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML van
9 augustus 2021 functies gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (111180) Algemeen Medewerker;
- (315133) Medewerker Post;
- (111160) Medewerker Atelier.
Aanvullend heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een reservefunctie geselecteerd: (267051) Montagemedewerker.
19. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat in de functies ‘medewerker post’ en ‘medewerker atelier’ geen rekening is gehouden met afleiding, anders dan door geluid, oordeelt de rechtbank dat dit niet kan slagen. De beperking voor afleiding door anderen (item 1.8.1) is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegespitst op auditieve prikkels. Hierover heeft de rechtbank al geoordeeld dat zij geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen.
20. De stelling van eiser dat hij niet meerdere taken op een dag kan doen en dat meerdere dagen achter elkaar actief zijn leidt tot een toename van klachten, is in feite ook gericht tegen de medische beoordeling. Ook hiervan heeft de rechtbank al geoordeeld dat zij geen reden ziet om hieraan te twijfelen.
21. Verder heeft eiser aangevoerd dat de functie van ‘medewerker post’ niet geschikt is, omdat eiser in deze functie geacht wordt overzicht te bewaren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ten aanzien hiervan in zijn rapport van 13 augustus 2021 gemotiveerd dat het om eenvoudige, routematige werkzaamheden gaat, die georganiseerd zijn. Het is niet nodig om zelf het overzicht over het grotere geheel te bewaren. Voor de rechtbank is deze toelichting voldoende. Uit de FML volgt niet, anders dan eiser stelt, dat het werk volledig moet zijn georganiseerd.
22. Voor wat betreft de functie van ‘medewerker atelier’ vindt de rechtbank dat het dragen van oordoppen geen onredelijke eis is, die niet van een medewerker gevergd mag worden.
23. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 11 januari 2021 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 65,98% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als mechatronica monteur, zodat eiser voor de overige 34,02% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

24. Omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is heeft het UWV de aanvraag voor een WIAuitkering terecht afgewezen.
25. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.
26. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 19 januari 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.