ECLI:NL:RBOBR:2023:3677

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
10538318 EJ VERZ 23-280
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet na geweldsincident op de werkvloer

In deze zaak heeft de kantonrechter op 17 juli 2023 uitspraak gedaan over het ontslag op staande voet van een medewerker van Stichting Dichterbij. De verzoekster, die in de procedure werd vertegenwoordigd door mr. H.M. Paijmans, had op 4 april 2023 een glas in de richting van een manager gegooid en deze manager vervolgens een klap in het gezicht gegeven. De kantonrechter oordeelde dat deze gedragingen een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren. De verzoekster had aangevoerd dat het glas niet opzettelijk was gegooid en dat zij per ongeluk de manager had geraakt, maar deze stelling vond geen steun in het dossier. De kantonrechter benadrukte dat geweld op de werkvloer volstrekt ontoelaatbaar is en dat de verzoekster haar frustraties op een andere, gepaste manier had moeten uiten.

De kantonrechter wees de verzoeken van de verzoekster tot toekenning van een billijke vergoeding en een gefixeerde schadevergoeding af, omdat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was. Ook het verzoek om een wettelijke transitievergoeding werd afgewezen, omdat de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormden, ook een ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de verzoekster opleverden. De kantonrechter concludeerde dat de verzoekster ongelijk kreeg en veroordeelde haar in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de verweerster, Stichting Dichterbij, waren vastgesteld op € 793,00. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door de kantonrechter en is een belangrijke bevestiging van de strikte regels rondom ontslag op staande voet in geval van geweld op de werkvloer.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10538318 EJ VERZ 23-280
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter van 17 juli 2023 in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H.M. Paijmans.
tegen
Stichting Dichterbij,
gevestigd te Gennep,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.P.J. Cordang.
Partijen zullen hierna “ [verzoekster] ” en “Dichterbij” worden genoemd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 juli 2023.
Partijen zijn verschenen.
Na de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter ter zitting mondeling de volgende uitspraak gedaan.

1.1. De beslissing

De kantonrechter:
1.1.
wijst de verzoeken af;
1.2.
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Dichterbij tot en met vandaag vastgesteld op € 793,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
1.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
Voldoende vast staat dat [verzoekster] op 4 april 2023 een glas in de richting van een manager van Dichterbij heeft gegooid en diezelfde manager een klap in het gezicht heeft gegeven. [verzoekster] heeft weliswaar aangevoerd dat zij het glas niet in de richting [naam] heeft gegooid en zij [naam] enkel in het voorbijgaan per ongeluk in het gezicht heeft geraakt, maar dit vindt geen steun in het dossier. De kantonrechter is van oordeel dat deze handelswijze een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert.
2.2.
Het gebruik van geweld op de werkvloer is volstrekt ontoelaatbaar. In artikel 7:678 lid 2 sub e van het Burgerlijk Wetboek (BW) is niet voor niets expliciet bepaald dat een dringende reden onder andere aanwezig geacht kan worden wanneer de werknemer zijn medewerknemers mishandelt.
De aanleiding voor het incident en de omstandigheid dat [verzoekster] , zoals zij stelt en Dichterbij betwist, overmand is geraakt door emoties en zij al langere tijd burn-out achtige klachten en hoofdpijn had vormen geen rechtvaardiging voor het uitoefenen van geweld. Het had op de weg van [verzoekster] gelegen om haar frustratie over het aanpassen van het werkrooster op andere, gepaste wijze kenbaar te maken, door bijvoorbeeld het gesprek daarover met een leidinggevende aan te gaan. Ook de omstandigheid dat zij achteraf spijt heeft betuigd, plaatst de verweten gedraging niet in een ander perspectief.
[verzoekster] heeft met haar handelen een zodanige situatie in het leven geroepen dat van Dichterbij redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dichterbij is dan ook met recht overgegaan tot het geven van het ontslag op staande voet. [verzoekster] heeft nog aangevoerd dat zij een relatief lang en goed dienstverband had, er nooit eerder incidenten zijn geweest die duiden op het verlies van zelfbeheersing, en dat het ontslag op staande voet grote financiële consequenties voor haar heeft.
Naar het oordeel van de kantonrechter leidt een afweging van deze persoonlijke omstandigheden, afgezet tegen de aard en ernst van de dringende reden, niet tot de conclusie dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd zou zijn. Dichterbij heeft [verzoekster] terecht op staande voet ontslagen.
2.3.
De verzoeken van [verzoekster] tot toekenning van een billijke vergoeding en een gefixeerde schadevergoeding zijn gebaseerd op de stelling dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. Nu hiervan geen sprake is zullen deze verzoeken worden afgewezen.
2.4.
Het verzoek tot toekenning van de wettelijke transitievergoeding zal eveneens worden afgewezen. Hoewel betoogd kan worden dat een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen, in dit geval ook een ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verzoekster] op. De door [verzoekster] geschetste persoonlijke omstandigheden zijn onvoldoende om te concluderen dat het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
2.5.
[verzoekster] krijgt ongelijk en wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. J.A.M. van den Berk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2023.