ECLI:NL:RBOBR:2023:4121

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
C/01/367658 / HA ZA 21-101
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van overwaarde en rechtsgeldigheid van woninglevering in echtscheidingszaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, zijn partijen, een vrouw en een man, met elkaar gehuwd geweest maar inmiddels gescheiden. De vrouw heeft diverse vorderingen ingesteld die verband houden met twee woningen waarvan zij en de man gezamenlijk eigenaar waren tijdens hun huwelijk. Na een tweede mondelinge behandeling op 11 juli 2023, waarin nieuwe feiten aan het licht kwamen, heeft de rechtbank bepaald dat er een vonnis zal worden gewezen. De rechtbank komt echter nog niet tot een eindoordeel, omdat een uitspraak over een deel van de vorderingen zou kunnen leiden tot tegenstrijdige beslissingen indien een derde partij, de koper van een van de woningen, niet in de procedure wordt betrokken.

De vrouw heeft oorspronkelijk gevorderd dat de man de overwaarde van een woning aan haar betaalt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning is verkocht voor € 235.000,-, maar de vrouw heeft niet bewezen dat de woning voor meer is verkocht. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot betaling van € 24.000,-, zijnde de overwaarde van de woning na aftrek van de hypothecaire schuld. Daarnaast heeft de vrouw gevorderd dat de man meewerkt aan de verkoop van een andere woning, maar de man heeft gesteld dat hij deze woning al heeft verkocht en geleverd zonder toestemming van de vrouw. De rechtbank oordeelt dat de huidige koper van de woning in rechte moet worden betrokken om de rechtsgeldigheid van de levering te kunnen vaststellen. De vrouw wordt gelast om de huidige koper op te roepen als derde partij in het geding, zodat deze zich kan uitlaten over de vorderingen van de vrouw.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/367658 / HA ZA 21-101
Vonnis van 23 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.A.M. van Weely te Waalwijk,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.A.J. Kemps te Eindhoven.

1.De zaak in het kort

1.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest, maar zij zijn inmiddels gescheiden. De vrouw heeft diverse vorderingen ingesteld – en nadien gewijzigd/vermeerderd – die verband houden met de twee woningen waarvan partijen eigenaren zijn geweest ten tijde van het huwelijk. Op 11 juli 2023 heeft een tweede mondelinge behandeling plaatsgevonden, mede in verband met nieuwe feiten die na de eerste mondelinge behandeling en na het tussenvonnis van 9 november 2022 aan het licht waren gekomen. Na afloop van de tweede mondelinge behandeling heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.
1.2.
Met dit vonnis komt de rechtbank nog niet tot een eindoordeel, omdat een oordeel over een deel van het gevorderde zou kunnen leiden tot tegenstrijdige beslissingen als niet ook een derde (namelijk de koper van de woning in [plaats] ) in deze procedure worden betrokken. De vrouw wordt in de gelegenheid gesteld de derde als partij in dit geding op te roepen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 april 2023 en de daarin genoemde stukken,
- de akte na tussenvonnis van de man van 17 mei 2023,
- de tweede mondelinge behandeling van 11 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

3.De verdere beoordeling

De woning in [plaats]
3.1.
De vrouw vorderde oorspronkelijk wat de woning in [plaats] betreft dat wat in randnummer 4.16 van het tussenvonnis van 9 november 2022 is weergegeven – kortweg dat de man wordt veroordeeld de overwaarde van de woning aan de vrouw te betalen. Nadien heeft de vrouw haar vordering gewijzigd in de zin dat aanvullend wordt gevorderd de (nadien gebleken) gesloten koopovereenkomst en gepasseerde leveringsakte met betrekking tot de woning nietig te verklaren althans te vernietigen en de man te veroordelen aan het meewerken aan het verkopen van de woning [1] . Tijdens de tweede mondelinge behandeling heeft de vrouw toegelicht dat de vorderingen aldus moeten worden begrepen dat zij
primairbetaling vordert van de overwaarde van de woning en
subsidiairvordert de koopovereenkomst en leveringsakte nietig te verklaren althans te vernietigen en de man te veroordelen tot het meewerken aan de verkoop van de woning.
3.2.
Hieronder wordt eerst de primaire vordering (tot betaling van de overwaarde van de woning) behandeld.
3.3.
Vaststaat dat de woning is verkocht. In het tussenvonnis van 9 november 2022 heeft de rechtbank overwogen dat de man de opbrengst van de woning opzettelijk heeft verzwegen en dat de vrouw recht heeft op betaling van de verzwegen opbrengst. Partijen zijn het niet eens over de hoogte van de verzwegen opbrengst. Volgens de man bedroeg de opbrengst € 24.000,-, omdat de woning was verkocht voor € 235.000,- en de hypothecaire schuld € 211.000,- bedroeg, maar volgens de vrouw is de woning voor meer verkocht dan € 235.000,-. Vervolgens heeft de rechtbank de vrouw in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de woning voor meer dan € 235.000,- is verkocht. Naar aanleiding daarvan heeft de vrouw bewijs overgelegd.
3.4.
De rechtbank overweegt wat het overgelegde bewijs aangaat als volgt.
3.5.
De vrouw heeft vrouw niet bewezen dat de woning voor meer dan € 235.000,- is verkocht.
3.6.
De man heeft een koopovereenkomst en een leveringsakte overgelegd waarin melding wordt gemaakt van een koopsom van € 235.000,-. Ook heeft de man een nota van afrekening van de notaris overgelegd waarin melding wordt gemaakt van € 235.000,- als koopsom (onderverdeeld in een post ‘koopsom’ van € 230.249,75 en een post ‘aandeel in reservefonds VvE’ van € 4.750,25). De koopovereenkomst, de leveringsakte en de nota van afrekening duiden er dus op dat de woning voor € 235.000,- is verkocht.
3.7.
De vrouw heeft hiertegenover een schermafdruk van een SMS bericht van het kadaster overgelegd die er als volgt uitziet:
3.8.
Deze schermafdruk duidt er weliswaar op dat de woning voor meer is verkocht (namelijk voor € 340.500,-), maar met het overleggen van deze afdruk heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende bewezen dat de man de woning voor meer dan € 235.000,- heeft verkocht.
3.9.
Uit niets blijkt dat de schermafdruk (waarin een koopsom van € 340.500,- is opgenomen) gaat over de verkoop van de woning door de man.
3.10.
Verder is in de procedure door de vrouw een zeer vergelijkbare schermafdruk
overgelegd, te weten:
3.11.
Uit deze schermafdruk blijkt dat de woning voor € 235.000,- is verkocht, hetgeen in strijd is met de aanduiding op de andere afdruk (waar een koopsom van € 340.500,- is vermeld). Volgens de vrouw moet geen waarde worden gehecht aan de schermafdruk waarin de koopsom van € 235.000,- is vermeld en wel aan de schermafdruk waarin de koopsom van € 340.500,- is vermeld, maar de rechtbank volgt de vrouw daarin niet. Beide afdrukken zijn op de koopsom na, dezelfde. Zonder nadere toelichting is er geen reden om minder waarde te hechten aan de schermafdruk waarin de koopsom van € 235.000,- is vermeld dan aan de afdruk waarin de koopsom van € 340.500,- is opgenomen. De vrouw heeft ook niet toegelicht waarom dat zou moeten, ook niet nadat zij op de overeenkomsten tussen de schermafdrukken met randnummer 3.13 van het tussenvonnis van 19 april 2023 is gewezen.
3.12.
Voor de levering van de woning heeft de koper € 29.000,- betaald aan de man. Voor zover de vrouw heeft bedoeld te zeggen dat deze € 29.000,- bij de koopsom van € 235.000,- moet worden opgeteld, is dat standpunt onjuist. De € 29.000,- die is betaald, is in mindering gebracht op de koopsom. Dat blijkt uit de onbetwiste nota van afrekening van de notaris.
3.13.
Aangezien niet is bewezen dat de woning voor meer dan € 235.000,- is verkocht, zal worden uitgegaan van dat bedrag. Dit betekent dat de man zal worden veroordeeld tot betaling van € 24.000,-, zijnde de koopsom (€ 235.000,-) minus de hypothecaire schuld (€ 211.000,-).
3.14.
Aangezien de primaire vordering zal worden toegewezen, behoeft de subsidiaire vordering geen behandeling.
De woning in [plaats]
3.15.
De vrouw vorderde oorspronkelijk wat de woning in [plaats] betreft dat wat in randnummer 4.2 van het tussenvonnis van 9 november 2022 is weergegeven – kortweg dat de man aan verkoop en levering van de woning meewerkt.
3.16.
Na het tussenvonnis van 9 november 2022 heeft de man gesteld dat hij de woning heeft verkocht en heeft geleverd. Volgens de vrouw zijn de koopovereenkomst / de levering(sakte) nietig althans vernietigbaar, omdat de man beschikkingsonbevoegd was, nu de vrouw ook eigenares was en zij toestemming had moeten geven. Zij heeft dan ook na het bericht van de man dat hij de woning had verkocht en geleverd haar vordering gewijzigd in de zin dat zij ook vordert de gesloten koopovereenkomst en gepasseerde leveringsakte nietig te verklaren althans te vernietigen (weergegeven in randnummer 3.2 van het tussenvonnis van 19 april 2023). Tijdens de tweede mondelinge behandeling heeft de vrouw toegelicht dat zij dit laatste vordert voor het geval dat nodig is om de woning opnieuw te verkopen en de man te veroordelen hieraan mee te weken. Volgens de vrouw kan de woning echter worden verkocht en kan de man al worden veroordeeld tot het meewerken daaraan zonder dat de koopovereenkomst en de leveringsakte nietig worden verklaard althans worden vernietigd.
3.17.
De man erkent dat hij geen toestemming heeft van de vrouw voor het verkopen en leveren van de woning, maar volgens hem blijft de huidige koper [2] [koper] , eigenaar van de woning, omdat de huidige koper te goeder trouw was bij de koop en levering, en is hij (de man) geen eigenaar meer.
3.18.
De rechtbank overweegt als volgt.
3.19.
Om de man te kunnen veroordelen mee te werken aan de verkoop en levering van de woning is vereist dat vaststaat dat de man (mede)eigenaar is van de woning. De vrouw baseert haar vordering (tot het meewerken aan verkoop en levering) immers op artikel 3:296 BW op grond waarvan, kortweg, een partij kan worden veroordeeld een verbintenis die hij heeft na te komen. Nakoming kan echter niet worden afgedwongen, als degene die nakoming vordert daarbij geen belang heeft, of als nakoming blijvend onmogelijk is (geworden). Met zijn stelling dat hij de woning inmiddels heeft verkocht en heeft geleverd stelt de man dat hij geen eigenaar meer is en daarmee in feite dat nakoming van de verbintenis tot het meewerken aan verkoop en levering onmogelijk is geworden althans dat de vrouw geen belang heeft bij een veroordeling daartoe.
3.20.
Over de vraag of de man (mede)eigenaar is van de woning zijn partijen het niet eens.
3.21.
Dat de man geen eigenaar meer is van de woning heeft de man aannemelijk gemaakt, omdat hij heeft gesteld / uit zijn stellingen volgt en niet is betwist dat hij de woning heeft verkocht en dat een leveringsakte is gepasseerd.
3.22.
Daartegenover staat het ook vast dat de vrouw in ieder geval mede-eigenaar is geweest en dat de man geen toestemming had van de vrouw om de woning te verkopen en te leveren. Volgens artikel 3:190 BW kan een deelgenoot in een bijzondere gemeenschap als de onderhavige niet beschikken over zijn aandeel in een tot de gemeenschap behorend goed afzonderlijk, zonder toestemming van de overige deelgenoten. De man zou dus niet bevoegd zijn geweest over zijn aandeel in de woning te beschikken, laat staan ook het aandelen van de vrouw daarin, zodat ingevolge artikel 3:84 BW uitgangspunt zou zijn dat de eigendom daarvan niet is overgegaan en alsnog verdeling dient plaats te vinden.
3.23.
Gezien de tegenover elkaar gestelde standpunten is een uitspraak over de rechtsgeldigheid van de levering van de woning en daarmee over het eigendom van de man van de woning, vereist. Dat vereist weer dat de huidige koper in rechte wordt betrokken, omdat een dergelijke uitspraak ook gaat over zijn eigendomsrecht op de woning. Als hij niet in rechte wordt betrokken, kan dit leiden tot tegenstrijdige uitspraken over de rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst / levering(sakte). De rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst / levering(sakte) zou immers ook onderwerp kunnen zijn van een procedure tussen de huidige koper en de nieuwe koper(s) als de woning opnieuw door de man (en vrouw) zou worden verkocht en de rechter in die procedure is niet zonder meer gehouden om de uitkomst in de onderhavige procedure te volgen als in de onderhavige procedure niet de huidige koper ook is betrokken.
3.24.
De rechtbank zal daarom de vrouw, als de partij die een uitspraak over de nietigheid / vernietigbaarheid / rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst / levering(sakte) vordert, gelasten de huidige koper als partij in het geding op te roepen op de voet van artikel 118 Rv met vermelding van haar vordering ten aanzien van de woning in [plaats] zoals vermeerderd (randnummer 3.12 van het tussenvonnis van 19 april 2023) en de grondslag daarvan.
3.25.
Indien een derde met toepassing van het bepaalde in artikel 118 Rv in het geding wordt betrokken, moet van geval tot geval worden bezien welke positie die derde in het geding inneemt. De op te roepen derde zal daarom – voor zover hij verschijnt – in de gelegenheid worden gesteld om bij conclusie zijn standpunt ten aanzien van de vorderingen kenbaar te maken.
3.26.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
gelast de vrouw om [koper] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, op de voet van artikel 118 Rv - dus met inachtneming van de voor dagvaarding geldende termijnen - als derde in het geding op te roepen tegen de rolzitting van
woensdag 20 september2023, zodat hij zich over de vorderingen van de vrouw als hiervoor onder randnummer 3.24 bedoeld, kan uitlaten;
4.2.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 20 september 2023voor het overleggen door de vrouw van een kopie van de oproeping;
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023.

Voetnoten

1.weergegeven in randnummer 3.2 van het tussenvonnis van 19 april 2023.
2.Met “huidige koper” wordt de koper aangeduid die de woning in [plaats] van de man heeft gekocht.