ECLI:NL:RBOBR:2023:443
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing door de heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde vastgesteld op € 511.000 per waardepeildatum 1 januari 2020, met een beschikking van 27 februari 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar de heffingsambtenaar heeft de waarde gehandhaafd in de uitspraak op bezwaar van 24 september 2021. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij de rechtbank op 21 december 2022 de zaak heeft behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning voldoende heeft onderbouwd met vergelijkingsobjecten en dat de toegepaste indexering niet onjuist is. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde te betwisten. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de door hem vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.
De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2023. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.