ECLI:NL:RBOBR:2023:4532

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
22/2924 en 22/2926
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in het kader van UWV-besluiten

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 13 september 2023, worden de beroepen van eiseres tegen twee besluiten van het UWV beoordeeld. Eiseres, die voorheen als verpleegkundige werkte, heeft zich op 13 mei 2019 ziekgemeld en heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het UWV heeft haar in eerste instantie een arbeidsongeschiktheid van 57,60% toegekend, maar na een herbeoordeling op 4 april 2022 is dit percentage verhoogd naar 68,83%. Eiseres is het niet eens met de besluiten van het UWV, waarin haar arbeidsongeschiktheid op 6 oktober 2021 op 75,32% en op 25 juli 2022 op 68,82% is vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische en arbeidskundige beoordeling zorgvuldig heeft uitgevoerd, waarbij de verzekeringsartsen B&B de relevante medische informatie hebben meegewogen. Eiseres heeft verschillende medische rapporten ingediend ter ondersteuning van haar standpunt, maar de rechtbank oordeelt dat er geen objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen dan die in de FML zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat is om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. De beroepen van eiseres worden ongegrond verklaard, en het UWV wordt opgedragen het griffierecht van € 100,- aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/2924 en 22/2926

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: M.A.M. Vromans),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.W.G. Bombeeck).

Inleiding

22/2926
Met het besluit van 4 april 2022 heeft het UWV bepaald dat eiseres op 6 oktober 2021 voor 68,83% arbeidsongeschikt is. De hoogte van de loongerelateerde WGA [1] -uitkering van eiseres wijzigt daardoor niet.
Met het besluit van 19 oktober 2022 (bestreden besluit I) is het UWV in bezwaar bij dit besluit gebleven. De mate van arbeidsongeschiktheid is in bezwaar gewijzigd naar 75,32%.
22/2924
Met het besluit van 6 mei 2022 heeft het UWV bepaald dat de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres per 25 juli 2022 overgaat in een loonaanvullingsuitkering op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid 68,83%.
Met het besluit van 19 oktober 2022 (bestreden besluit II) is het UWV in bezwaar bij dit besluit gebleven. De mate van arbeidsongeschiktheid is gewijzigd naar 68,82%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen beide bestreden besluiten.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als verpleegkundige in de wijk voor gemiddeld 35,86 uur per week. Op 13 mei 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) gedaan. Het UWV heeft aan eiseres per einde wachttijd, na medisch en arbeidskundig onderzoek, een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 57,60%.
3. Op 21 oktober 2021 heeft eiseres aan het UWV laten weten dat haar gezondheidssituatie is veranderd. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een herbeoordeling gedaan en met het besluit van 4 april 2022 bepaald dat eiseres per 6 oktober 2021 voor 68,83% arbeidsongeschikt is. Vervolgens heeft het UWV met het besluit van 6 mei 2022 bepaald dat de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres per 25 juli 2022 overgaat in een loonaanvullingsuitkering op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid 68,83%.
4. Tegen beide besluiten is eiseres in bezwaar gegaan. De beslissingen op bezwaar zijn in de inleiding genoemd.

Wat vindt het UWV

5. In de zaak 22/2926 vindt het UWV dat eiseres op 6 oktober 2021 voor 75,32% arbeidsongeschikt is. In de zaak 22/2924 vindt het UWV dat eiseres op 25 juli 2022 voor 68,82% arbeidsongeschikt is.
6. Het UWV heeft de medische grondslag van de bestreden besluiten I en II gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 16 september 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 september 2022.
7. Het UWV heeft de arbeidsdeskundige grondslag van de bestreden besluiten I en II gebaseerd op (verschillende) rapporten van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 13 oktober 2022.

Wat vindt eiseres

8. Eiseres is het met beide bestreden besluiten van het UWV niet eens. Zij stelt dat zij niet in staat is om 20 uren arbeid per week te verrichten. Ter onderbouwing van haar standpunt wijst zij op het in bezwaar ingebrachte neuropsychologisch onderzoek van Schoonderbeek van 21 juni 2022, een arbeidskundig onderzoek van Kijvekamp van 16 augustus van 2022 en een zelfgeschreven persoonlijke situatiebeschrijving. Uit het onderzoek van Kijvekamp blijkt dat eiseres maximaal 15 uren per week arbeidsmogelijkheden heeft, met een werkonderbreking na twee uren. Eiseres acht zelf deze arbeidsmogelijkheid op termijn pas aanwezig. Zij wijst er verder op dat Kijvekamp heeft aangegeven dat rekening gehouden moet worden met een hoger uitvalrisico vanwege een wisselende prestatie in belastbaarheid. De focus kan volgens eiseres beter liggen op de lange termijn. Haar herstel (toename van energie en kracht) gaat zo langzaam en is zo fragiel dat zij – indien nu terugkerend voor 20 uren per week in het arbeidsproces – binnen de kortste keren genoodzaakt is die arbeid te staken, omdat die eenvoudigweg niet vol te houden is. Samengevat acht eiseres zichzelf voorlopig niet in staat tot het op stabiele wijze verrichten van arbeid en wenst de gelegenheid te krijgen om dusdanig te herstellen dat zij op termijn wel in staat zal zijn tot het verrichten van parttime arbeid (15 tot 20 uren). Eiseres heeft ter verdere onderbouwing van haar standpunt een brief van de psycholoog van 7 februari 2023 en een brief van de verpleegkundig specialist van het Borstkankercentrum van 9 maart 2023 overgelegd.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres op 6 oktober 2021 voor 75,32% arbeidsongeschikt is en op 25 juli 2022 voor 68,82%.
10. De rechtbank vindt dat het UWV dit terecht heeft beslist. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Zij heeft eiseres via een beeldbelspreekuur gezien en onderzocht en de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in haar beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. Aan beide bestreden besluiten ligt het rapport van de verzekeringsarts B&B van 16 september 2022 ten grondslag. De FML van 16 september 2022 is ook van toepassing op beide data in geding (16 oktober 2021 en 25 juli 2022) en ligt ook aan beide bestreden besluiten ten grondslag.
13. De verzekeringsarts B&B (Van Heugten) stelt dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Er wordt namelijk niet voldaan aan de criteria uit het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Er was op de data in geding geen sprake van opname in een ziekenhuis of instelling, bedlegerigheid, afhankelijkheid van derden bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen of van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Verder stelt de verzekeringsarts B&B dat de opgenomen fysieke beperkingen in de FML in voldoende mate tegemoetkomen aan de energetische belastbaarheid van eiseres. Ten aanzien van het neuropsychologisch onderzoek geeft de verzekeringsarts B&B aan dat de gegevens die hieruit naar voren komen aansluiten bij de visie van de primaire verzekeringsarts dat de ervaren mentale klachten multifactorieel bepaald zijn. De primaire verzekeringsarts heeft beperkingen aangenomen ten aanzien van storingen en onderbrekingen, deadlines en productiepieken en leidinggeven. Gezien de gegevens uit het neuropsychologisch onderzoek en in het verlengde van de beperking ten aanzien van persoonlijk risico voegt de verzekeringsarts B&B daar aan toe dat eiseres geen functies moet gaan doen waarbij ze beroepsmatig moet autorijden. Volgens de verzekeringsarts B&B is eiseres aangewezen op taken die overwegend routinematig zijn. Verder is eiseres gezien haar prikkelgevoeligheid aangewezen op een werkplek waar geen sprake is van veel herrie of mensen die steeds dicht langs haar werkplek lopen. Ten aanzien van de urenbeperking ziet de verzekeringsarts B&B geen aanleiding om af te wijken van de door de primaire verzekeringsarts aangenomen urenbeperking van 4 uur per dag. Het werk als verpleegkundige stelt immers hogere eisen dan de werkzaamheden die passen bij de aangepaste FML. Daarnaast wijst de verzekeringsarts B&B erop dat zorgtaken buiten beschouwing worden gelaten. Ook komt er op basis van het neuropsychologisch onderzoek, dat een dag duurde en een forse mentale inspanning vraagt gedurende die dag, geen indicatie voor een verdergaande urenbeperking naar voren naast de al genoemde beperkingen in de FML.
14. In het rapport van 12 mei 2023 heeft de verzekeringsarts B&B (Van Paridon) uitgelegd waarom de brieven van de psycholoog en de verpleegkundig specialist die eiseres heeft overgelegd niet tot een ander oordeel leiden. De verzekeringsarts B&B heeft in de beroepsfase aan de FML toegevoegd dat eiseres is aangewezen op taken die overwegend routinematig zijn. De verzekeringsarts B&B had dat in haar rapport van 16 september 2022 wel benoemd, maar is het vergeten op te nemen in de FML.
15. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen B&B de medische belastbaarheid van eiseres in de rapporten van 16 september 2022 en 12 mei 2023 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden hebben gemotiveerd.
16. Ten aanzien van het arbeidskundig onderzoek van Kijvekamp stelt het UWV in het verweerschrift dat het de uitsluitende taak van de verzekeringsarts is om beperkingen in kaart te brengen en vast te leggen in een FML. Verzekeringsartsen van het UWV maken daarbij een eigen afweging en zijn niet gebonden aan de door de bedrijfsarts opgestelde lijst met beperkingen. Het onderzoek van de bedrijfsarts is bedoeld om re-integratiemogelijkheden in kaart te brengen en heeft dus een ander doel dan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA. De rechtbank kan het UWV hierin volgen.
17. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen.
18. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsartsen B&B hebben vastgesteld.
19. Het UWV heeft de FML in beroep gewijzigd. Daarmee staat vast dat de bestreden besluiten niet zorgvuldig zijn voorbereid en niet van een deugdelijke motivering zijn voorzien. Deze schending van de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat aannemelijk is dat eiseres door deze schending niet is benadeeld. Want ook als dit gebrek zich niet had voorgedaan, zou het UWV besluiten met een gelijke uitkomst hebben genomen.

Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit

20. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

Conclusie en gevolgen

21. Het UWV heeft terecht bepaald dat eiseres op 6 oktober 2021 voor 75,32% arbeidsongeschikt is en op 25 juli 2022 voor 68,82%.
22. De beroepen van eiseres zijn ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Vanwege toepassing van artikel 6:22 van de Awb bepaalt de rechtbank dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van in totaal € 100,- moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 100,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 13 september 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA = Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.