In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 13 september 2023, worden de beroepen van eiseres tegen twee besluiten van het UWV beoordeeld. Eiseres, die voorheen als verpleegkundige werkte, heeft zich op 13 mei 2019 ziekgemeld en heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het UWV heeft haar in eerste instantie een arbeidsongeschiktheid van 57,60% toegekend, maar na een herbeoordeling op 4 april 2022 is dit percentage verhoogd naar 68,83%. Eiseres is het niet eens met de besluiten van het UWV, waarin haar arbeidsongeschiktheid op 6 oktober 2021 op 75,32% en op 25 juli 2022 op 68,82% is vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische en arbeidskundige beoordeling zorgvuldig heeft uitgevoerd, waarbij de verzekeringsartsen B&B de relevante medische informatie hebben meegewogen. Eiseres heeft verschillende medische rapporten ingediend ter ondersteuning van haar standpunt, maar de rechtbank oordeelt dat er geen objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen dan die in de FML zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat is om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. De beroepen van eiseres worden ongegrond verklaard, en het UWV wordt opgedragen het griffierecht van € 100,- aan eiseres te vergoeden.