ECLI:NL:RBOBR:2023:4641

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
22/1230
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen herziening studiefinanciering niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de minister die haar recht op studiefinanciering herzien en een terugvordering en boete opgelegd hadden. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk was, omdat zij dit meer dan acht weken na de besluiten had ingediend, terwijl de wet een termijn van zes weken voorschrijft. Eiseres had geen goede redenen om buiten deze termijn bezwaar te maken, ondanks haar argumenten over persoonlijke omstandigheden zoals het overlijden van haar oom en haar drukke werk- en studieperiode. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende had onderbouwd dat zij tijdelijk niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de minister.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1230

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

12 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister

(gemachtigde: mr. M.M. Remmelts).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 12 september 2023 op zitting behandeld. Hierbij was de gemachtigde van de minister aanwezig. Eiseres is niet verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten en vervolgens na een onderbreking voor raadkameroverleg op de zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Motivering

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van 21 april 2022. Met twee besluiten van 2 november 2021 heeft de minister het recht van eiseres op een uitwonende beurs herzien naar een thuiswonende beurs. Met twee andere besluiten van 2 november 2021 heeft de minister het daardoor te veel betaalde bedrag aan studiefinanciering van eiseres teruggevorderd en haar een boete opgelegd. Onder deze vier besluiten stond dat eiseres daartegen binnen zes weken bezwaar kon maken, dus tot en met 14 december 2021.
2. Eiseres heeft met een ongedateerde brief bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. Op de envelop zit een poststempel van PostNL met de datum van 28 december 2021. Op het bezwaarschrift is door de minister een datumstempel van 30 december 2021 aangebracht. Die laatste datum is de datum waarop het bezwaarschrift door de minister is ontvangen. Gelet hierop staat vast dat eiseres buiten de wettelijke termijn van zes weken [1] en dus te laat bezwaar heeft gemaakt.
3. De minister heeft in bezwaar onderzocht of eiseres hiervoor een goede reden had of – zoals het in de wet staat – dat zij redelijkerwijs niet in verzuim was. [2] De minister vindt dat hiervan geen sprake is en heeft haar bezwaar niet-ontvankelijk verklaard met het besluit van 21 april 2022. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
4. Eiseres vindt dat zij wel goede redenen had waarom zij te laat bezwaar heeft gemaakt. Eiseres dacht dat ze tot eind december 2021 de tijd had om bezwaar te maken. Verder was het voor haar een hectische periode. Ze moest haar opleiding afronden en veertig uur per week in nachtdiensten werken bij PostNL. Ook is haar oom in oktober 2021 overleden waarvoor zij de overbrenging naar Marokko moest regelen. Dat verlies heeft haar ook nog eens zwaar getroffen, omdat eiseres haar oom als tweede vader zag.
5. De rechtbank is het met de minister eens dat eiseres geen goede reden had om te laat bezwaar te maken. In alle besluiten staat heel duidelijk dat er binnen zes weken bezwaar moest worden gemaakt. Met weinig inspanning is vast te stellen dat dit uiterlijk 14 december 2021 betrof. Dat eiseres dacht meer tijd te hebben, is een vergissing van haar die voor haar rekening en risico moet blijven. Ook heeft eiseres niet toegelicht waarom ze dacht dat ze tot eind december 2021 tijd had om bezwaar te maken.
6. Het is bekend dat de afronding van een opleiding een hectische periode kan zijn. De rechtbank vindt het dan ook aannemelijk dat dit in het geval van eiseres zo was. De rechtbank snapt ook dat dit nog eens extra pittig voor eiseres werd toen haar oom overleed waar ze veel van heeft gehouden. Het is zeker te prijzen dat eiseres ook in deze omstandigheden veertig uur per week nachtdiensten kon draaien bij PostNL, maar tegelijkertijd is dat laatste ook een persoonlijke keuze. De rechtbank acht het verder niet aannemelijk dat haar werkgever eiseres in de door haar geschetste omstandigheden geen vrije dag zou willen geven om een (kort) bezwaarschrift te schrijven. Eiseres heeft overigens ook niet gesteld dat haar werkgever haar geen vrij zou willen geven.
7. De rechtbank heeft kennisgenomen van de conclusie van raadsheer-advocaat-generaal Widdershoven over het redelijkerwijs (niet) in verzuim zijn. [3] Deze conclusie is op de zitting besproken. De rechtbank heeft onder andere stilgestaan bij het daarin besproken tijdelijk ontbreken van doenvermogen om tijdig bezwaar te maken. (Doenvermogen is het vermogen om in actie te komen en vol te houden, zelfs bij tegenslagen.) Zelfs als naar aanleiding van deze conclusie het criterium “redelijkerwijs (niet) in verzuim zijn” ruimhartiger moet worden ingevuld dan tot op heden in de rechtspraak het geval is, dan is wel nodig dat eiseres kan onderbouwen dat dit doenvermogen in haar geval (tijdelijk) ontbrak. Op basis van wat eiseres aanvoert zijn daar wel aanwijzingen voor, maar alleen aanwijzingen zijn zonder verdere onderbouwing onvoldoende. Eiseres is ook (zonder afmelding) niet op de zitting verschenen om te onderbouwen dat bij haar (tijdelijk) het doenvermogen ontbrak om bezwaar te maken.
8. Al met al is niet aannemelijk geworden dat eiseres niet in staat was om tijdens de bezwaarperiode van zes weken een bezwaarschrift in te dienen. Dit betekent dat de minister het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2023 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. F.C. Meulemans, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:11 van de Awb.
3.Conclusie RAG 7 september 2023, ECLI:NL:CBB:2023:476.