ECLI:NL:RBOBR:2023:5060

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
C/01/363278 / HA ZA 20-645
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid vervoerder voor schade door verkeerde stuwing van varkensvlees en contaminatie met vliegen en maden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, staat de aansprakelijkheid van de vervoerder centraal in verband met schade aan varkensvlees tijdens transport. De eiseres, bestaande uit twee B.V.'s en de rechtspersoon Chubb European Group SE, heeft de vervoerder aangeklaagd voor schade die is ontstaan door het vallen van het varkensvlees, dat volgens hen het gevolg was van een verkeerde stuwing. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 30 maart 2022 de vervoerder opgedragen tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat de verkeerde stuwing de oorzaak was van het vallen van het vlees. Na het horen van getuigen en het inbrengen van rapporten, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de vervoerder niet in staat is geweest om het tegenbewijs te leveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het vallen van het vlees heeft bijgedragen aan de schade, die verder is verergerd door contaminatie met vliegen en maden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schadeveroorzakende factoren in gelijke mate hebben bijgedragen aan de schade, waardoor de vervoerder slechts aansprakelijk is voor de helft van de schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 17.027,32, plus rente en kosten. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/363278 / HA ZA 20-645
Vonnis van 25 oktober 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] B.V.,

gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen [eiser 1] ,
2.
[eiser 2] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen [eiser 2] ,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
CHUBB EUROPEAN GROUP SE,
gevestigd te Courbevoie (Frankrijk),
hierna te noemen Chubb,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] c.s. ,
advocaat: mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[gedaagde],
gevestigd te [plaats] ( [land] ),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.B. Houtappel te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 maart 2022
- de akte eiser na tussenvonnis van [eisers] c.s.
- de antwoordakte gedaagde na tussenvonnis van [gedaagde]
- de akte uitlaten na tussenvonnis van [eisers] c.s.
- de antwoordakte uitlaten na tussenvonnis (tweede) van [gedaagde]
- het getuigenverhoor van 24 november 2022
- het getuigenverhoor van 5 juni 2023
- de conclusie na enquête van [eisers] c.s.
- de antwoordconclusie na enquête van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 30 maart 2022 is Chubb opgedragen tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat het vallen van het varkensvlees is veroorzaakt door een verkeerde stuwing door [eiser 2] .
2.2.
Chubb heeft als getuigen voorgebracht [getuige 1] , commercieel directeur van de [eiser 2] groep (hierna: [getuige 1] ), en [getuige 2] , schade- expert (hierna: [getuige 2] ). Daarnaast heeft Chubb als productie P-21 een rapport van [getuige 2] van 10 augustus 2022 in het geding gebracht.
[gedaagde] heeft in contra-enquête als getuigen voorgebracht [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ), en [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ).
2.3.
[getuige 1] heeft verklaard over de gebruikelijke wijze van stuwing waarbij er onder meer haken waaraan hammen hangen over de buisbanen in de trailer worden geschoven en er om de drie à vier haken een blokkering wordt geactiveerd door het slaan van pinnen in bevestigingspunten. Als de trailer vol is worden volgens [getuige 1] de laatste blokkeringen geactiveerd. Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat hij zelf niet heeft geconstateerd of de pinnen in de laatste bevestigingspunten bij de stuwing wel of niet waren aangebracht. [getuige 2] heeft overeenkomstig de strekking van zijn rapport van 10 augustus 2022 verklaard dat hij in juni 2019 ongeveer twintig minuten ter plaatse is geweest om de situatie in de trailer te beoordelen en dat hij zich niet specifiek herinnert dat hij aandacht heeft gehad voor de laatste blokkeringen van de eurohaken zoals die achter in de trailer moeten zijn aangebracht.
De rechtbank heeft bij vonnis van 30 maart 2022 overwogen dat uit de door [gedaagde] gestelde feiten en omstandigheden, met name het tegen de achterdeur opgestapelde vlees met twee haken erin, volgt dat het niet instellen van de laatste blokkade(n) tot gevolg kan hebben dat de (euro)haken uit de rails glijden en het vlees valt en dat door de ruimte die ontstaat er vervolgens nog meer vlees kan vallen. Met de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] is het hierop gebaseerde vermoeden dat de verkeerde stuwing het vallen van het vlees heeft veroorzaakt, niet weerlegd. [getuige 1] en [getuige 2] hebben immers niet verklaard dat zij hebben vastgesteld dat de stuwing correct was in de zin dat de pinnen in de laatste bevestigingspunten waren aangebracht. Daarnaast volgt uit de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] dat de haken, als daar hammen aan hangen, niet van de buisbaan los kunnen komen, anders dan door aan het uiteinde daarvan af te schuiven. Om van het uiteinde van de buisbaan af te kunnen glijden moeten de blokkeringen van die buisbaan hebben ontbroken zoals [getuige 1] ook heeft verklaard. Vast staat dat er in elk geval twee haken met hammen daaraan op de bodem van de trailer lagen. Bovendien heeft [getuige 1] verklaard dat vlees op de bodem van de trailer valt doordat de meatbracket uit de eurohaak schiet, als er tijdens het rijden veel beweging is door stoppen en optrekken, en doordat het touwtje waarmee de hammen zijn vastgemaakt, kapot gaat of niet goed is vastgeknoopt. [getuige 2] heeft verklaard enerzijds dat de stuwing tegen een flinke remactie moet kunnen en anderzijds dat het ophangsysteem niet bestand is tegen heel stevig remmen of een sterke manoeuvre naar links of rechts. [getuige 2] weet niet welke krachten precies nodig zijn voordat een meatbracket uitrekt of breekt. [getuige 4] die als chauffeur het transport van het vlees heeft verzorgd, heeft verklaard dat hij geen noodstops heeft hoeven maken en ook nergens voor heeft hoeven uitwijken. Volgens [getuige 1] ontstaat er een domino-effect wanneer er vlees op de grond valt zodat er nog meer vlees op de grond valt. Ook door deze nadere verklaringen wordt niet ontkracht dat ondeugdelijke stuwing tot het vallen van het vlees heeft geleid.
2.4.
Chubb is niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs tegen de door de rechtbank voorshands bewezen geachte stelling. Daardoor staat nu vast dat het vallen van het varkensvlees is veroorzaakt door een verkeerde stuwing door [eiser 2] . Het vallen van het vlees is een schadeveroorzakende factor die heeft bijgedragen aan de schade omdat het gevallen vlees vleessappen en bloed heeft afgegeven waardoor contaminatie met vliegen en maden heeft plaatsgevonden en de ontvanger het vlees heeft geweigerd.
2.5.
Bij vonnis van 30 maart 2022 is tevens bepaald dat Chubb de gelegenheid krijgt om zich bij akte er over uit te laten in hoeverre beide schadeveroorzakende factoren, de contaminatie met vliegen en maden enerzijds en de verkeerde stuwing anderzijds, hebben bijgedragen aan de schade. Chubb heeft bij akte eiser na tussenvonnis van de haar geboden gelegenheid gebruik gemaakt waarna [gedaagde] bij antwoordakte heeft gereageerd.
2.6.
Chubb heeft gesteld dat vlees dat op de trailervloer valt gemiddeld € 0,175 per kilo in waarde vermindert en dat gelet op de hoeveelheid vlees die in dit geval op de vloer is beland, de schade door de beweerdelijk verkeerde stuwage in totaal € 1.321,62 bedraagt. Voorts heeft Chubb gesteld dat vlees door de contaminatie met vliegen en maden geen waarde meer heeft en dat de schade door die contaminatie € 32.983,03 bedraagt. [gedaagde] heeft de stellingen van Chubb weersproken en onder meer gesteld dat de schade niet zou zijn ingetreden als het vlees niet was gevallen omdat er dan geen sappen naar buiten zouden zijn gestroomd die vliegen hebben aangetrokken.
De schade is gelegen in de omstandigheid dat het vlees waardeloos is geworden doordat er contaminatie met vliegen en maden heeft plaatsgevonden. Die contaminatie is het gevolg van het feit dat het vlees is gevallen waarbij er sappen en bloed zijn vrijgekomen die vliegen kunnen aantrekken en dat die vliegen en maden daadwerkelijk bij het vlees zijn gekomen doordat de afsluiting van de trailer niet deugdelijk was. Chubb heeft weliswaar gesteld dat er slechts geringe schade zou zijn indien het vlees alleen gevallen zou zijn maar miskent daarmee dat de schade waarvan zij vergoeding vordert mede kon ontstaan door het vallen van het vlees en niet zou zijn ontstaan als het vlees niet zou zijn gevallen. Het vallen van het vlees heeft daarmee een belangrijke bijdrage geleverd aan het ontstaan van de schade. Daarnaast heeft ook de toegankelijkheid van de trailer voor vliegen een belangrijke bijdrage geleverd aan het ontstaan van de schade. Zonder dat de vliegen in de trailer hadden kunnen komen zou er immers een geringere schade zijn ontstaan omdat niet de gehele partij vlees waardeloos zou zijn geworden. De ene schadeoorzaak kan niet worden geacht in meerdere mate dan de andere schadeoorzaak te hebben bijgedragen aan de schade. De schadeoorzaak waarvoor Chubb aansprakelijk is heeft in dezelfde mate aan het ontstaan van de schade bijgedragen als de schadeoorzaak waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is en gelet hierop is [gedaagde] slechts aansprakelijk voor de helft van het bedrag aan schadevergoeding dat Chubb aan [eisers] en [eiser 2] heeft uitgekeerd. Toewijsbaar is een bedrag van € 17.027,32. [gedaagde] heeft de hierover vanaf 24 juni 2019 gevorderde CMR-rente van 5% per jaar niet weersproken zodat deze zal worden toegewezen.
2.7.
De vorderingen ter zake expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten, waarover de CMR geen regeling inhoudt, zullen worden beoordeeld naar Nederlands recht, zijnde het recht waarop Chubb deze vordering kennelijk baseert en waartegen [gedaagde] zich niet heeft verweerd. Deze vorderingen zijn door [gedaagde] niet betwist en zullen worden toegewezen, met dien verstande dat aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 945,27 zal worden toegewezen, gerelateerd aan de toe te wijzen hoofdsom.
2.8.
Bij vonnis van 30 maart 2022 heeft de rechtbank onder 4.13 al overwogen dat de vorderingen van [eisers] en [eiser 2] zullen worden afgewezen.
2.9.
[eisers] c.s. en [gedaagde] zijn over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. In verband daarmee zullen tussen hen de kosten van deze procedure worden gecompenseerd als na te melden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Chubb c.s. te betalen een bedrag van € 17.027,32, te vermeerderen met de CMR rente van 5% per jaar over het toegewezen bedrag, met ingang van 24 juni 2019, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Chubb te betalen een bedrag van € 2.003,03 aan expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 24 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Chubb te betalen een bedrag van € 945,27 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 24 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.5.
verklaart dit vonnis onder 3.1 tot en met 3.3 uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.