ECLI:NL:RBOBR:2023:5411

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
22/182
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundigen en gegrond beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser, die een WIA-uitkering ontvangt, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV waarin zijn arbeidsongeschiktheid op 43,33% is vastgesteld. Eiser had een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 39,31% en heeft bezwaar gemaakt tegen de herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid na een verslechtering van zijn gezondheid. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting en heeft deskundigen benoemd om de medische situatie van eiser te beoordelen. De deskundigenrapporten van neuroloog Portegies en verzekeringsarts Verhage wezen op een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week, wat in strijd is met de eerdere beoordeling van het UWV. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, rekening houdend met de conclusies van de deskundigen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN BOSCH

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/182

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. van den Os),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. B.N. van Driel).

Procesverloop

Met het besluit van 22 april 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV bepaald dat de uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wijzigt, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 43,33%.
Met het besluit van 13 december 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 13 december 2022. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.
Aan het einde van de online zitting is het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft later besloten het onderzoek te heropenen om een deskundige te benoemen.
Op 20 april 2023 heeft de rechtbank het deskundigenrapport van neuroloog Portegies van Expertise Centrum MediLibra ontvangen. Vervolgens zag de rechtbank aanleiding om in aanvulling op dit deskundigenrapport een verzekeringsarts als deskundige te benoemen. Op 20 september 2023 heeft de rechtbank het deskundigenrapport van internist/verzekeringsarts Verhage van WPEX ontvangen.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld te reageren op de deskundigenrapporten.
Vervolgens heeft de rechtbank partijen toestemming gevraagd om de zaak verder schriftelijk af te doen. Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een tweede zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Wat er aan deze procedure voorafging
1. Eiser had een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 39,31%. Het UWV heeft naar aanleiding van de melding van eiser dat zijn gezondheid is verslechterd een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiser.
2. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 1 november 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 56,67% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek meldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 43,33%. Daarom krijgt eiser per 1 november 2020 een WIA-uitkering naar dit percentage.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts B&B zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige B&B kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

4. Eiser is het niet met het UWV eens. Allereerst geeft eiser aan dat hetgeen door hem in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Eiser vindt verder dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Volgens eiser is zijn medische situatie eind 2020 verslechterd omdat hij werkzaamheden is gaan verrichten als verkoopmedewerker. Deze functie is qua belastbaarheid vergelijkbaar met een aantal van de eerder door het UWV voor hem passend geachte functies. Sinds eiser is gaan werken, vanaf 26 november 2020, is er sprake van een toename van het aantal absences (aanvallen van epilepsie) naar 10 of meer per week. Tot aan november 2020 had hij 1 tot 2 absences per week. Eiser stelt dat de verzekeringsarts ten onrechte aan dit gegeven voorbij gaat. Re-integratiepogingen voor minder uren per week in nog lichtere werkzaamheden zijn eveneens niet geslaagd. Eiser voert aan dat de eerdere beslissingen van het UWV in de praktijk dus niet haalbaar zijn. Eiser acht het onbegrijpelijk dat in de sociaal-medische beoordeling wordt gesteld dat er geen sprake is van een gewijzigde belastbaarheid. Volgens eiser is er wel degelijk sprake van een verslechtering van zijn gezondheid en een gewijzigde belastbaarheid. Daarnaast voert eiser aan dat de verzekeringsarts zijn gehoorproblemen niet correct heeft ingeschat. Omdat eiser zich niet kan vinden in de FML, vindt hij ook de geduide functies niet passend. Eiser heeft een brief van zijn behandelend neuroloog overgelegd.
5. Ter zitting benadrukt eiser dat hij van mening is dat een verdergaande urenbeperking is aangewezen. Hij stelt dat een urenbeperking van 4 uur per dag noodzakelijk is. Eiser verwijst ter zitting ook naar het expertiserapport van verzekeringsarts Leunisse-Walboomers (hierna: Leunisse) van 9 april 2020.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 43,33% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen heeft ingebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op
1 november 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De verzekeringsarts van het UWV gaat uit van de diagnoses epilepsie, depressieve stoornis, psoriasis, urolithiasis/nierkoliek en overige doofheid. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen en werktijden. Voor het aannemen van een urenbeperking zag de verzekeringsarts geen aanleiding. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 8 december 2021 uiteengezet waarom de beoordeling van de verzekeringsarts in stand kan blijven volgens hem.
8. Ter zitting heeft eiser herhaald dat hij zeker geen hele dagen kan werken. Aan het begin van de middag moet hij rusten, anders nemen de klachten toe. Eiser vindt een urenbeperking van 4 uur per dag aangewezen. Hij wijst ter zitting ook op de resultaten van het Werkfit-traject van het UWV dat hij heeft doorlopen en het verzekeringsgeneeskundige expertiserapport van Leunisse.
9. De rechtbank stelt vast dat Leunisse in haar rapport aanleiding ziet voor een urenbeperking op preventieve gronden van 4 uur per dag en 20 uur per week. De datum van haar rapport, 9 april 2020, is niet ver verwijderd van de datum in geding, 1 november 2020. De rechtbank constateert dat het oordeel van het UWV en het standpunt van Leunisse met betrekking tot de urenbeperking in aanzienlijke mate van elkaar verschillen. Hierin heeft de rechtbank aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en een deskundige te benoemen. De rechtbank verwijst naar haar heropeningsbeslissing van 27 december 2022.
10. Vanwege de aard van de klachten van eiser heeft de rechtbank een neuroloog als deskundige benoemd. Neuroloog Portegies komt in zijn deskundigenrapport tot de conclusie dat eiser last heeft van moeilijk te behandelen focale epilepsie met, ondanks medicatie, regelmatig aanvallen, variërend van één keer per week tot vier keer per dag. De beperkingen die eiser ervaart zijn een direct gevolg daarvan. Verder stelt Portegies dat de epileptische aanvallen, met de onvoorspelbaarheid van optreden, het lastig maken om vaste activiteiten zoals werk uit te voeren. De hoge aanvalsfrequentie leidt bij elke epilepsiepatiënt en dus ook bij eiser tot onzekerheid in het sociaal functioneren en ook tot handicaps op het niveau van sociale rolvervulling gericht op de arbeidsrol. De rechtbank kan de bevindingen van Portegies volgen.
11. Omdat Portegies van oordeel is dat het niet tot zijn deskundigheid behoort om uitspraken te doen over de FML en de geschiktheid van de functies, heeft de rechtbank ook een verzekeringsarts als deskundige benoemd. Verzekeringsarts Verhage heeft in zijn deskundigenrapport aangegeven dat hij de bevindingen van Portegies als uitgangspunt neemt voor zijn verzekeringsgeneeskundige beoordeling. Dat heeft er in geresulteerd dat zijn bevindingen overeenkomen met die van Leunisse. Verhage stelt dat het grootste deel van de klachten zoals eiser deze ervaart een rechtsreeks of indirect gevolg zijn van de epilepsie. Het betreft klachten van vermoeidheid, overprikkeld zijn, emotieregulatie problemen, behoefte hebben aan recuperatie/terugtrek momenten, toename van aanval frequentie en toename van psychische klachten. Voorts zijn er beperkingen ten aanzien van het geheugen ten gevolge van absences. Verhage stelt vast dat, uitgaande van een dagelijkse behoefte aan rust, een urenbeperking van maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week verdedigbaar is. Volgens Verhage geldt deze urenbeperking minimaal omdat de thuissituatie alleen al wat betreft blootstelling aan prikkels van buitenaf niet vergelijkbaar is met een werksituatie. De rechtbank kan de bevindingen van Verhage volgen.
12. Naar vaste rechtspraak van de CRvB [1] geldt als uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen als deze hem overtuigend voorkomt. De rapporten van Portegies en Verhage komen de rechtbank beide overtuigend voor en de rechtbank zal deze rapporten dus volgen.
13. Naar aanleiding van de deskundigenrapporten van Portegies en Verhage stelt eiser dat, gezien de urenbeperking, alle drie de geduide functies dienen te vervallen. Eiser voert aan dat, nu er geen functies meer resteren, hij automatisch volledig arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet WIA. Daarnaast wijst eiser erop dat Verhage aangeeft dat de beperkingen naar alle waarschijnlijkheid duurzaam zijn, wat wil zeggen dat hij in aanmerking gebracht dient te worden voor een IVA-uitkering.
14. Het UWV heeft niet gereageerd op de deskundigenrapporten.
15. De rechtbank oordeelt dat het UWV een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met inachtneming van de conclusies van Portegies en Verhage, in het bijzonder ten aanzien van de urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week. Naar aanleiding van een nieuw medisch en eventueel arbeidskundig onderzoek zal de arbeidsongeschiktheid van eiser opnieuw moeten worden vastgesteld.

De conclusie van de rechtbank

16. De rechtbank is van oordeel dat de deskundigenrapporten gevolgd dienen te worden en dat het UWV een nieuwe beslissing op bezwaar zal moeten nemen.
17. Het beroep van eiser is gegrond. De rechtbank ziet daarom aanleiding het UWV te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,5‬0 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na verslag van deskundigenonderzoek met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1). Daarnaast dient het UWV het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het UWV op binnen 8 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.092,5‬0.
Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 30 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:274.