ECLI:NL:RBOBR:2023:5461

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
22/2318
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 november 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiser had op 3 oktober 2021 minder dan 35% arbeidsongeschiktheid, volgens het UWV, en zijn aanvraag werd afgewezen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat de verzekeringsarts te weinig beperkingen had aangenomen en dat er geen adequaat lichamelijk onderzoek had plaatsgevonden door een geregistreerde verzekeringsarts. Tijdens de zitting op 7 september 2023 werd er een huisartsenjournaal gepresenteerd dat niet eerder bekend was bij de rechtbank en het UWV. De rechtbank heeft de zitting geschorst om het UWV de gelegenheid te geven op dit nieuwe bewijs te reageren. Na beoordeling van de medische situatie van eiser, concludeerde de rechtbank dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op een overtuigende wijze had gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat de stelling van eiser dat hij volledig arbeidsongeschikt was, niet kon worden gevolgd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht had op de WIA-uitkering en dat de proceskosten niet vergoed zouden worden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/2318

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Akdeniz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. C.J.G. Oom-Roumen).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat hij op 3 oktober 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 22 augustus 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.
Ter zitting heeft eiser gewezen op een huisartsenjournaal dat nog niet bekend was bij de rechtbank en het UWV. De rechtbank heeft de zitting geschorst om het UWV, in het bijzonder de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B), in de gelegenheid te stellen op het huisartsenjournaal te reageren.
Op 5 oktober 2023 heeft de rechtbank de reactie van de verzekeringsarts B&B ontvangen. Vervolgens is eiser in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op de reactie van de verzekeringsarts B&B. Eiser heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Met stilzwijgende toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als magazijnmedewerker voor gemiddeld 18,36 uur per week. Op 6 oktober 2019 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Eiser is ziek uit dienst getreden. Per 28 oktober 2019 heeft het UWV eiser ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 3 oktober 2021 minder dan 35%, namelijk 2,9%, arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 8 augustus 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 augustus 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 19 augustus 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij is van mening dat de verzekeringsarts te weinig beperkingen heeft aangenomen en dat de arbeidsdeskundige hierdoor is uitgegaan van onjuiste informatie. Eiser stelt dat hij onverminderd volledig arbeidsongeschikt is en daarom niet in staat is om de geduide functies te kunnen verrichten. Verder is eiser van mening dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de hieraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen alsmede de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht, waaronder het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Ten onrechte heeft er geen fysiek onderzoek door een verzekeringsarts plaatsgevonden. Eiser voert daarnaast aan dat het bestreden besluit op een onjuiste feitelijke grondslag berust. Ter zitting voert eiser aan dat hij na de datum in geding (3 oktober 2021) maandelijks epileptische aanvallen heeft gehad. Deze aanvallen duren tussen de vier en vijftien minuten, waarbij eiser buiten bewustzijn is. Dit volgt uit het huisartsenjournaal dat eiser na de zitting heeft overgelegd. Ook stelt eiser dat uit het huisartsenjournaal (specifiek het verslag van de spoedeisende hulp) blijkt dat hij na een insult pas na een uur weer aanspreekbaar is. Na de zitting heeft eiser ook informatie van het Rughuis overgelegd.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 3 oktober 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 3 oktober 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Zij heeft eiser gesproken tijdens een hoorzitting via beeldverbinding en informatie opgevraagd bij de neuroloog van eiser. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
10. Ten aanzien van de stelling van eiser dat er geen lichamelijk onderzoek door een geregistreerde verzekeringsarts heeft plaatsgevonden verwijst de verzekeringsarts B&B naar het rapport van 7 december 2021 (de primaire beoordeling). Hierin staat een lichamelijk onderzoek beschreven. Een verzekeringsgeneeskundige beoordeling van de functionele mogelijkheden is voorbehouden aan de verzekeringsarts. Dat wil volgens de verzekeringsarts B&B niet zeggen dat een (basis)arts geen deugdelijk lichamelijk onderzoek zou kunnen verrichten. De verzekeringsarts B&B twijfelt niet aan de onderzoeksbevindingen van de primaire arts en de bevindingen komen voor zover beschreven overeen met dat van de neuroloog uit april 2021.
11. De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat eiser is onderzocht door een arts (niet zijnde een geregistreerde verzekeringsarts) het medisch onderzoek niet onzorgvuldig maakt. De rechtbank merkt op dat een spreekuurcontact één van de onderzoekshandelingen is om de medische feiten in een concreet geval vast te stellen. Het verrichten van een spreekuurcontact (lichamelijk en/of psychisch onderzoek) behoort niet tot het specifieke specialistische terrein van een geregistreerde verzekeringsarts; iedere afgestudeerde arts is in staat en bevoegd om dit adequaat te doen. Hiervoor is dus wel een arts, maar geen verzekeringsgeneeskundige deskundigheid nodig. Die deskundigheid is wel nodig voor de vertaalslag van die medische feiten naar beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (of FML), maar die is gewaarborgd door de contrasignering door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 3 oktober 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
13. Met het rapport van 5 oktober 2023 heeft de verzekeringsarts B&B gereageerd op de medische informatie die eiser op 12 september 2023 heeft overgelegd, te weten het huisartsenjournaal en brieven van het Rughuis. Volgens de verzekeringsarts B&B komen uit de brieven van het Rughuis geen nieuwe medische feiten naar voren. De eindrapportage van het Rughuis was al meegewogen in de bezwaarfase. In de (reeds in het dossier aanwezige) brief van de neuroloog van 12 oktober 2021 wordt de periode geëvalueerd vanaf de eerste epilepsieaanval op 24 juni 2021. In de periode van instellen op medicatie traden blijkens de informatie nog een tweetal aanvallen op. De verzekeringsarts B&B merkt op dat uit het schrijven van de neuroloog naar aanleiding van het telefonisch consult van 12 oktober 2021 blijkt dat de situatie na de medicatiewisseling en op datum in geding stabiel was. Verder benoemt de verzekeringsarts B&B dat in de informatie van de huisarts is gedocumenteerd dat anderhalve maand na datum in geding weer een epileptische aanval heeft plaatsgevonden in de eerste week van november 2021 en een tweede aanval op 19 december 2021. Bij nadere klinische analyse blijkt deze uitgelokt te worden door slaapdeprivatie (slaaptekort). Goede slaap is dus van groot belang stelt de verzekeringsarts B&B. De verzekeringsarts B&B wijst erop dat in de FML al een beperking is opgenomen voor verhoogd persoonlijk risico en voor beroepsmatig vervoer. Personenvervoer is op medische gronden niet toegestaan maar openbaar vervoer is dat wel waardoor er geen beperking in mobiliteit is aan te nemen. Ook is er in de FML al een beperking opgenomen ten aanzien van werken in de nacht. De verzekeringsarts B&B is van mening dat het huisartsenjournaal geen aanleiding geeft tot bijstelling van de FML. Nadere analyse van de epilepsie leidt tot de conclusie dat slaaptekort een grote uitlokkende factor is, maar wellicht niet de enige. De andere oorzaak (juveniele myoclonus epilepsie) is echter niet verder in de FML te vertalen. De aanvallen zijn maandelijks en duren een dag met daarna een dag recuperatie. Dat is volgens de verzekeringsarts B&B te weinig voor een aanvullende medische urenbeperking. Ook is deze frequentie niet zodanig dat dit tot excessief verzuim zal leiden. De verzekeringsarts B&B wijst erop dat nieuwe medische feiten na datum in geding buiten beschouwing zullen moeten blijven. De verzekeringsarts B&B concludeert dat de ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. De rechtbank kan de toelichtingen van de verzekeringsarts B&B volgen.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 3 oktober 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
15. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de juistheid van de medische beperkingen en daarmee tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De rechtbank ziet daarom geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 3 oktober 2021 met de middelste van de drie geduide functies 97,10% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 2,90% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 3 oktober 2021 geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 november 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.