ECLI:NL:RBOBR:2023:557

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
22/908
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van een werknemer met arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 9 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om zijn WIA-uitkering te beëindigen per 1 december 2021 beoordeeld. Eiser, die voorheen werkzaam was als medewerker inkomende goederen, had zich ziek gemeld op 7 april 2014 en ontving een loongerelateerde WGA-uitkering. Het UWV concludeerde dat eiser vanaf 1 december 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat hij meer beperkingen had dan het UWV had vastgesteld.

De rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de medische situatie van eiser. De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiser op 1 december 2021 vastgesteld en geconcludeerd dat hij niet volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts voldoende rekening heeft gehouden met de klachten van eiser en dat de medische grondslag van het bestreden besluit overtuigend is gemotiveerd. Eiser heeft geen objectieve medische onderbouwing kunnen geven voor zijn klachten die zijn arbeidsongeschiktheid zouden rechtvaardigen.

Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige B&B functies vastgesteld die eiser in theorie kan vervullen, ondanks zijn beperkingen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser in staat is om arbeid te verrichten die in overeenstemming is met zijn medische belastbaarheid. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/908

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.W. Weehuizen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: G. Diebels )

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om de vervolguitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 1 december 2021 te beëindigen.
Het UWV heeft bepaald dat eiser vanaf 1 december 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, waardoor hij geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 29 maart 2022 (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep en vragen van de rechtbank gereageerd met een verweerschrift, en rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft was voor 40 uur per week werkzaam als medewerker inkomende goederen bij [naam] B.V. Hij meldde zich voor dit werk ziek op 7 april 2014. Het UWV heeft eiser vanaf 4 april 2016 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 40,19%. De loongerelateerde WGA-uitkering is op 4 juni 2018 geëindigd, waarna het UWV eiser een WGA-vervolguitkering heeft toegekend.
2. Op 27 oktober 2020 heeft de ex-werkgever van eiser een aanvraag gedaan voor een herbeoordeling. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 7 september 2021 genomen. In bezwaar is de mate van arbeidsongeschiktheid aangepast, maar onveranderd onder 35%. Het UWV heeft haar besluit in bezwaar gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser vanaf 1 december 2021 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35%, namelijk 29,91%, arbeidsongeschikt is.
4. De medische grondslag van het bestreden besluit is gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 5 maart 2022. De medische belastbaarheid van eiser is in bezwaar aangescherpt door de verzekeringsarts B&B en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 maart 2022.
5. De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is gebaseerd op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 10 maart 2022.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij verzoekt om het bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser stelt meer beperkingen te hebben door afwijkingen in zijn rug, heupen en linkerbeen. Hij betwist het standpunt van de verzekeringsarts en stelt dat deze bij twijfel nader specialistisch onderzoek had kunnen doen. Eiser heeft ter onderbouwing stukken ingebracht van zijn huisarts, het Jeroen Bosch ziekenhuis, de orthopedisch chirurg en een overzicht van zijn behandelverslagen.
7. Ten aanzien van de geduide functies stelt eiser dat hij geen functies kan uitvoeren, waarbij opleidingsniveau 3 is vereist. Eiser geeft aan dat de functies productiemedewerker industrie en archiefmedewerker niet passend zijn bij zijn beperkingen en dat hij ook niet voldoet aan de opleidingseisen. De functie assemblagemedewerker elektro-producten acht eiser ook niet passend met zijn beperkingen en vanwege zijn nikkelallergie.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 29,91% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 1 december 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft het dossier en het bezwaar van eiser bestudeerd, heeft eiser gezien op de hoorzitting en aanvullend onderzocht. Ook heeft hij de ingebrachte medische informatie meegenomen in zijn beoordeling. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van (onder andere) de klachten aan de rug, linkerheup en -been en de nikkel- en kobaltallergie. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het standpunt van eiser dat nader specialistisch onderzoek gedaan had moeten worden: de verzekeringsarts B&B heeft zorgvuldig onderzoek gedaan en heeft zijn standpunt duidelijk gemotiveerd. De rechtbank ziet geen blijk van twijfel door de verzekeringsarts B&B.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 1 december 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 5 maart 2022 toegelicht dat eiser niet op medische gronden volledig arbeidsongeschikt is te achten. Ook is er geen reden voor psychische beperkingen, nu eiser geen psychische klachten aangeeft, er geen psychische behandeling loopt en er bij het eigen onderzoek ook geen afwijkingen zijn gevonden. Verder zijn de klachten aan de rug, heup en het linkerbeen aspecifiek en niet passend bij een wervelkolomafwijking. Bij het eigen onderzoek heeft de verzekeringsarts B&B geen afwijkingen geobjectiveerd. Hij ziet geen reden om de aangenomen forse dynamische en statische beperkingen verder aan te scherpen. Wel heeft eiser aangetoond een nikkelallergie te hebben. De verzekeringsarts B&B heeft hiervoor een beperking aangenomen in de FML van 5 maart 2022.
12. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De verzekeringsarts B&B heeft aangegeven dat er rekening is gehouden met de klachten aan de rug, heup en het linkerbeen en dat er geen reden is om de aangenomen forse beperkingen verder aan te scherpen. Ook heeft de verzekeringsarts B&B in zijn rapport van 17 oktober 2022 toegelicht dat de ingebrachte medische informatie niet leidt tot een wijziging van het standpunt. De informatie van de huisarts, het Jeroen Bosch ziekenhuis en de orthopedische chirurg zijn gedateerd, waardoor deze informatie geen relevantie heeft voor de beoordeling per datum in geding. Uit de behandelverslagen van augustus en september 2022 komen weinig geobjectiveerde afwijkingen naar voren. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Verder heeft de verzekeringsarts B&B aanvullend gemotiveerd waarom er, gelet op de nikkel- en kobaltallergie van eiser, alleen een beperking is voor langdurig en intensief contact. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat uit de anamnese is gebleken dat bij eiser slechts bij langdurig contact huidklachten optreden. Vluchtig kortdurend contact met een voorwerp dat nikkel of kobalt bevat zal geen klachten veroorzaken, tenzij dit een hele dag door is. De rechtbank komt tot het oordeel dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom alleen langdurig en intensief huidcontact beperkt is. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart op
1 december 2021.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 1 december 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 5 maart 2022.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 5 maart 2022 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als medewerker inkomende goederen, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 111180) productiemedewerker industrie;
- ( sbc-code 315132) archiefmedewerker;
- ( sbc-code 267041) assemblagemedewerker elektro-producten.
15. Eiser heeft gesteld dat in bezwaar is geconcludeerd dat hij geen stress kan verdragen, functies geordend en gestructureerd dienen te zijn, zonder enige overbelasting en dat eiser terug moet kunnen vallen op anderen en dat de geduide functies gelet op deze beperkingen ongeschikt zijn. De rechtbank acht deze stelling feitelijk onjuist. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport besproken dat er terecht geen psychische beperkingen zijn aangenomen en de rechtbank merkt op dat de door eiser genoemde beperkingen ook niet zijn aangenomen in de FML van 5 maart 2022. Het beroep van eiser dat de functies vanwege deze beperkingen niet geschikt zijn, slaagt niet.
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapport van 10 maart 2022 en de functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. Zij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Ze heeft toegelicht dat een afgeronde LTS-opleiding voldoet aan opleidingsniveau 3 en dat geen van de functies een hoger niveau of specifieke werkervaring vereist. De arbeidsdeskundige B&B heeft in het rapport van 19 mei 2022 toegelicht dat dit ook geldt voor de vereiste training voor productiemedewerker industrie. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Verder volgt uit de functiebeoordeling dat de medewerker in de functies productiemedewerker industrie en archiefmedewerker niet in aanraking komt met nikkel of kobalt. Voor de functie assemblagemedewerker elektro-producten kan niet worden uitgesloten dat de medewerker in aanraking komt met nikkel, maar dit is niet langdurig of intensief. De arbeidsdeskundige B&B heeft in het rapport van 27 december 2022 aanvullend toegelicht dat er in alle functies gebruik kan worden gemaakt van handschoenen, waaruit de rechtbank begrijpt dat dat ook geldt voor de functie assemblagemedewerker elektro-producten. De rechtbank kan volgen dat daarmee langdurig en intensief huidcontact voorkomen wordt. Dat eiser stelt dat het gebruik van handschoenen niet goed mogelijk kan worden geacht, omdat er sprake is van precisiewerk met kleine voorwerpen, is voor de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de functie. Uit de functiebeoordeling volgt niet dat het dragen van handschoenen niet mogelijk is. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 1 december 2021 met de middelste van de drie geduide functies 70,09% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 29,91% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

18. Het UWV heeft terecht besloten om per 1 december 2021 de WIA-uitkering te beëindigen, omdat eiser per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
19. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 9 februari 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.