ECLI:NL:RBOBR:2023:569

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
SHE 23/42, SHE 23/382
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging en schorsing van voorlopige voorzieningen in bestuursrechtelijke handhavingszaken met betrekking tot Groengas Brabant V.O.F.

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 10 februari 2023, worden verzoeken tot wijziging en opheffing van een voorlopige voorziening behandeld. De verzoekers, omwonenden van Groengas Brabant V.O.F., hebben een wijziging van de voorlopige voorziening aangevraagd die eerder was vastgesteld in een tussenuitspraak van 22 december 2022. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken tot wijziging en opheffing af, maar schorst wel het besluit van 22 december 2022 van het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant. Dit besluit betrof de verlenging van de begunstigingstermijn voor Groengas tot 23 maart 2023. De voorzieningenrechter oordeelt dat de verzoekers terecht aanvoeren dat de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak geen effect heeft, omdat Groengas zich niet aan de voorwaarden houdt. De voorzieningenrechter benadrukt dat de schorsing van het besluit van 22 september 2022, dat aan Groengas een last onder dwangsom oplegde, automatisch vervalt als niet aan de voorwaarden wordt voldaan. De voorzieningenrechter wijst erop dat de verzoekers geluidsoverlast en geuroverlast ervaren van de activiteiten van Groengas en dat er nieuwe overtredingen zijn geconstateerd. De voorzieningenrechter concludeert dat de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak niet kan worden opgeheven, maar dat het college de geluidmeting moet uitvoeren. De voorzieningenrechter wijst het verzoek van Groengas om wijziging van de voorlopige voorziening af, omdat dit buiten de omvang van het geschil valt. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het college de proceskosten van de verzoekers moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 23/42 en SHE 23/382
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 februari 2023 op verzoeken om een voorlopige voorziening en wijziging van een voorlopige voorziening van:

Groengas Brabant V.O.F. uit [woonplaats] (Groengas),

(gemachtigde: mr. R.A.M. Verkoijen),
[naam] , [naam] , [naam] en [naam] , [naam] en [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam],
[naam] en [naam], verzoekers,
allen uit [woonplaats] ,
(gemachtigde: mr. H. Nijman).
en
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant(het college),
(gemachtigden: mr. M. de Laat en mr. T.J.H. Verstappen)
Groengas en verzoekers nemen ook als derde-partij aan elkaars zaken deel.

Inleiding

1.1
Bij tussenuitspraak van 22 december 2022 [1] (verder: de tussenuitspraak) heeft de rechtbank in een voorlopige voorziening het besluit van het college van 22 september 2022 onder voorwaarden geschorst.
1.2
Bij besluit van 22 december 2022 heeft het college de begunstigingstermijn die Groengas is geboden in het besluit van 22 september 2022 verlengd tot 23 maart 2023.
1.3
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van Groengas om de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak te wijzigen (zaak SHE 23/42). Ook beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekers om het besluit van 22 december 2022 van het college te schorsen en de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak op te heffen (zaak SHE 23/382).
1.4
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 3 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
  • [naam] , [naam] en [naam] van de verzoekers;
  • de gemachtigde van verzoekers;
  • [naam] en [naam] namens Groengas;
  • de gemachtigde van Groengas;
  • de gemachtigden van het college, vergezeld van P. Pölz.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, ook ambtshalve, een eerder getroffen voorlopige voorziening opheffen of wijzigen. Dit geldt ook voor voorlopige voorzieningen die zijn getroffen door de rechtbank in een einduitspraak en (volgens de voorzieningenrechter) ook in een tussenuitspraak.
3. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken tot wijziging respectievelijk opheffing van de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak af. De voorzieningenrechter schorst wel het besluit van 22 december 2022 van het college. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voorzieningenrechter gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Voor een volledig overzicht verwijst hij ook naar de tussenuitspraak.
- Bij besluit van 22 september 2022 heeft het college aan Groengas een last onder dwangsom opgelegd ten aanzien van meerdere overtredingen binnen haar bedrijf aan de [adres] . De last ziet op:
1. de afmetingen van de silo’s 4 en 5 in afwijking van de geldende vergunningssituatie,
2. de verwijdering van silo 6,
3. de bouw en het gebruik van het gasveredelingsstation,
4. het hekwerk dat zonder vergunning is gebouwd,
5. de mobiele dieselgestookte stookinstallatie voor het opwarmen van mest, co-producten en digestaat en de bijbehorende mobiele opslagtank voor dieselolie.
  • Groengas heeft hiertegen met instemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld (zaaknummer SHE 22/2474).
  • In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het bestreden besluit van 22 september 2022 (in zaak SHE 22/2474) geschorst en bepaald dat de schorsing van dat besluit automatisch vervalt als Groengas zich niet houdt aan de volgende voorwaarden:
 Groengas mag de twee achterste silo’s in gebruik nemen en houden ten behoeve van co-vergisting, alsmede silo zes voor de opslag van vloeibare mest en co-producten voor de co-vergisting in de achterste twee silo’s. Hierbij moet Groengas de grenswaarden en de toegelaten hoeveelheden in de geldende vergunningen in acht nemen.
 Verdringingslucht die vrijkomt bij het laden of lossen van vrachtwagens of ventilatielucht moet worden gereinigd door middel van een koolfilter op de wijze beschreven in het aanvullend StAB-verslag van 15 november 2022;
 De overige silo’s 1 tot en met 3 mogen niet in gebruik worden genomen.
 De capaciteit van het gasveredelingsstation mag niet worden uitgebreid of vergroot ten opzichte van de capaciteit ten tijde van de laatste controle door de toezichthouder van het college op 29 juni 2022 en de gasproductie van de twee achterste silo’s moet zijn afgestemd op deze bestaande capaciteit.
 De geluidsbelasting van het gasveredelingsstation op nabijgelegen geluidgevoelige objecten moet voldoen aan de geluidsvoorschriften in de geldende omgevingsvergunning milieu (de revisievergunning van 17 september 2013).
 Groengas mag gas niet affakkelen behoudens onvoorziene calamiteiten;
 Dagelijks mogen niet meer dan 12 vrachtwagenvervoersbewegingen van en naar de inrichting (dus in totaal 6 vrachtwagens) plaatsvinden ten behoeve van de aanvoer van grondstoffen voor de co-vergisting in de achterste twee silo’s en de afvoer van digestaat van het terrein van de inrichting. Groengas dient de aantallen vrachtwagenbewegingen en de hoeveelheden die worden geleverd of afgevoerd bij te houden in een logboek.
 Digestaat mag worden afgevoerd rechtstreeks uit de silo’s in afwijking van de vergunde situatie. Hierbij moet verdringingslucht die vrijkomt bij het laden van vrachtwagens of ventilatielucht worden gereinigd door middel van een koolfilter op de wijze beschreven in het aanvullend StAB-verslag van 15 november 2022.
 De loods alleen mag worden gebruikt voor de opslag van materialen en werktuigen en niet voor de opslag van grondstoffen.
Voorts is bepaald dat de voorlopige voorziening in ieder geval vervalt als de rechtbank einduitspraak doet in de zaken SHE 22/147, SHE 22/2474, SHE 22/2643 en SHE 22/2690.
  • Groengas heeft een revisievergunning aangevraagd. Het college heeft nog niet beoordeeld of deze aanvraag ontvankelijk en volledig is.
  • Bij een controle op 10 januari 2023 heeft het college twee funderingen (een betonplaat van beton gestort op vlechtwerk) aangetroffen, één achter silo 5 en één naast de loods.
  • Het college heeft op verzoek van Groengas het besluit van 22 september 2022 gewijzigd en de daarin geboden begunstigingstermijn (die op 22 december 2022 zou aflopen) verlengd tot 23 maart 2023. Dit besluit heeft de tussenuitspraak van 22 december 2022 gekruist.
  • Groengas heeft op 4 januari 2023 verzocht om de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak te wijzigen in die zin dat het haar wordt toegestaan om voor eigen rekening en risico een nieuw gasveredelingsstation achter silo 5 te plaatsen, conform de aanvraag voor een revisievergunning en daar een geluidmeting te laten verrichten.
  • Verzoekers hebben op 30 januari 2023 aan de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak op te heffen wegens nieuwe overtredingen.
Het verzoek om schorsing van het besluit van 22 december 2022.
4. De voorzieningenrechter merkt het besluit van 22 december 2022 aan als een besluit tot wijziging van het besluit van 22 september 2022, als bedoeld in artikel 6:19 van deAwb. Dat betekent dat de beroepen van Groengas en verzoekers tegen het besluit van 22 september 2022 zich automatisch (van rechtswege) richten tegen het besluit van 22 december 2022.
5. De voorzieningenrechter benadrukt dat in de tussenuitspraak het besluit van 22 september 2022 is geschorst onder voorwaarden. Deze schorsing vervalt automatisch als niet aan de voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank ging er van uit dat, als Groengas zich niet aan de voorwaarden in de tussenuitspraak en de lasten in het besluit van 22 december 2022 houdt, zij een dwangsom verbeurt, zonder dat partijen hiervoor naar de rechter hoeven te gaan. Door het besluit van 22 december 2022 klopt dit echter niet langer. Door de verlenging van de begunstigingstermijn in het besluit van 22 september 2022 maakt het niet uit of Groengas voorwaarden overtreedt. Weliswaar vervalt dan de voorlopige voorziening maar tijdens de duur van de begunstigingstermijn kan Groengas toch geen dwangsom verbeuren. Verzoekers wijzen er terecht op dat de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak op deze manier geen effect heeft. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om schorsing van het besluit van 22 december 2022 toe en schorst de voorzieningenrechter dit besluit tot de einduitspraak in de zaken SHE 22/147, SHE 22/2474, SHE 22/2643 en SHE 22/2690. Hierdoor is de begunstigingstermijn in het besluit van 22 september 2022 afgelopen. Als Groengas zich niet aan de voorwaarden in de tussenuitspraak en de lasten in het besluit van 22 december 2022 houdt, verbeurt zij nu wel meteen een dwangsom.
Het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak
6. Verzoekers vragen om drie redenen een opheffing van de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak. Zij ervaren geluidsoverlast van het gasveredelingsstation, zij ervaren geuroverlast van de co-vergister en zij vinden dat Groengas door het aanleggen van de funderingen nieuwe overtredingen heeft begaan. Deze drie redenen zal de voorzieningenrechter hieronder behandelen.
7.1
Tot 3 februari 2023 was er nog geen geluidmeting aan het gasveredelingsstation uitgevoerd. Verzoekers vinden het geluid van het gasveredelingsstation duidelijk hoorbaar bij een van hun woningen. Zij nemen aan dat dit geluid harder is dan is toegestaan in de geluidsvoorschriften in de revisievergunning van 17 september 2013. Zolang er geen meting is uitgevoerd, gaan ze er van uit dat deze geluidsvoorschriften zijn overtreden.
7.2
Het college heeft nog geen geluidmeting uitgevoerd in afwachting van de uitspraak van de voorzieningenrechter.
7.3
Groengas denkt dat zij voldoet aan de geluidsvoorschriften in de revisievergunning van 17 september 2013. Het gasveredelingsstation werkt niet op volledige capaciteit. Het gas uit de co-vergister door een buisleiding wordt op een redelijk constante temperatuur aangevoerd in het gasveredelingsstation en daar bewerkt. De ventilatoren bij het gasveredelingsstation dienen om de hierbij vrijkomende warmte te koelen. Vanwege de constante temperatuur van het gas van de co-vergister maakt het niet uit of het buiten warm of koud is omdat de ventilatoren even hard moeten draaien om het gas en het bewerkingsproces te koelen.
7.4
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het op de weg van het college ligt om de geluidmeting uit te voeren en te controleren of Groengas de voorwaarde wel of niet naleeft. Omdat het college een eventuele overtreding moet aantonen, is geen sprake van een omkering van de bewijslast, zoals verzoekers bepleiten. Omdat er nog geen geluidmeting heeft plaatsgevonden, is nog niet vastgesteld dat sprake is van een overtreding van de voorwaarde en is de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak niet vervallen. Om dezelfde reden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak op te heffen.
7.5
De voorzieningenrechter vindt het wel belangrijk dat zo snel mogelijk een geluidmeting wordt uitgevoerd. Dit kan door middel van een bronmeting (waarbij bij het gasveredelingsstation het brongeluid van de ventilatoren wordt gemeten en vervolgens wordt uitgerekend wat de geluidsbelasting op de meest dichtstbijzijnde geluidgevoelige woning is). De meting zal moeten plaatsvinden volgens de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai. Het college heeft aangegeven op zeer korte termijn de meting te kunnen uitvoeren. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om het college hiertoe in deze uitspraak een opdracht te geven.
8.1
Verzoekers wijzen verder op de funderingswerkzaamheden en stellen dat Groengas heeft gebouwd dan wel werken heeft uitgevoerd zonder de benodigde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en in strijd met de regels van het bestemmingsplan.
8.2
Groengas is al tijden bezig om ondergrondse infrastructuur voor de nog te vergunnen situatie aan te leggen. Uit de laatste controleverslagen blijkt dat er ook beton is gestort voor de fundering van de nieuw te bouwen loods. Deze fundering kan ook worden gebruikt als erfverharding en is volgens Groengas geen bouwwerk. Voor het aanleggen van de verharding binnen de aanduiding ‘biogasinstallatie’ in het geldende bestemmingsplan is volgens Groengas geen omgevingsvergunning vereist.
8.3
In rechtsoverweging 16 van de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat voor het aanleggen van leidingen geen aanlegvergunning (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verder Wabo), is vereist. De voorzieningenrechter stelt verder ook vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de funderingen liggen in de aanduiding ‘biogasinstallatie’ van het geldende bestemmingsplan. Voor het verharden van oppervlakte is geen aanlegvergunning vereist.
8.4
De voorzieningenrechter kan niet vaststellen of voor de funderingen een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist. Het ligt op de weg van het college om te onderzoeken of sprake is van bouwen in de zin van de Wabo en of voor deze bouwwerkzaamheden een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het opheffen van de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak. Wel wijst de voorzieningenrechter partijen op het volgende: de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak is bedoeld als proefperiode. Niet alleen om te kijken of Groengas in staat is om de co-vergistingsinstallatie beperkt te laten draaien zonder onaanvaardbare milieugevolgen voor omwonenden, maar ook om te kijken of Groengas en omwonenden in staat zijn om de verstoorde verstandhouding te herstellen en naast elkaar te leven en te werken. Dan helpt het niet als Groengas zonder aankondiging aan omwonenden of overleg met omwonenden funderingswerkzaamheden gaat uitvoeren. Omwonenden hebben geen vertrouwen in Groengas en alleen door openheid te betrachten en te overleggen en te laten zien dat het werkt, kan Groengas een begin maken met het herstel van vertrouwen. Dit is door de rechtbank overduidelijk benadrukt in de tussenuitspraak! Overigens verwacht de voorzieningenrechter van omwonenden dat zij (indien nodig) het gesprek aangaan met Groengas. Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter al voorgesteld dat omwonenden meer inzage en uitleg krijgen over de aanvraag revisievergunning.
9.1
Verzoekers ondervinden bovendien opnieuw geuroverlast van Groengas bij noordwestenwind. Hierover is een klacht ingediend bij de omgevingsdienst.
9.2
Het college heeft klachten ontvangen en de toezichthouder heeft navraag gedaan bij Groengas. De mogelijkheid bestaat dat bij zeer harde wind uit een bepaalde richting een klep in het bovenste zeil van een vergistingssilo is opengewaaid waardoor de lucht tussen dit zeil en het gasdek is ontsnapt. Het college ziet in deze klacht daarom geen aanleiding om een opheffing van de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak te verzoeken.
9.3
De rechtbank is er van uitgegaan bij het treffen van de voorlopige voorziening dat de co-vergistingsinstallatie nagenoeg zonder geuremissie kan werken. De rechtbank baseert dit op de bevindingen van de StAB dat de wijzigingen in silo’s 4, 5 en 6 niet leiden tot meer nadelige milieugevolgen. De silo’s zelf veroorzaken geen geuremissies (dat blijkt uit het nader verslag van de StAB). De inzet van een dubbel koolfilter om de verdringingslucht vanuit vrachtwagens en ventilatielucht vanuit silo’s 4 en 5 te reinigen, voorkomt dat er meer geuremissies optreden dan in de vergunde situatie (zie rechtsoverweging 19.8 van de tussenuitspraak). De voorzieningenrechter kan niet nagaan wat de oorzaak is van de geuroverlast. Als door harde wind een klep is opengewaaid en daarna weer dichtgezet, dan ziet de voorzieningenrechter hierin niet direct aanleiding om de voorlopige voorziening op te heffen. Dit heeft dan meer weg van een ongewoon voorval in een overmachtssituatie. Als deze klacht structureel terug komt (dus ook bij minder wind), dan is dit voorval niet meer ongewoon en kan dit aanleiding zijn om de voorlopige voorziening te wijzigen of op te heffen. Daarvoor is het nu te vroeg.
10. In de drie door verzoekers genoemde argumenten, ook in samenhang bezien, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het opheffen of wijzigen van de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak. De voorzieningenrechter wijst het verzoek van verzoekers daarom voor het overige af.
Verzoek Groengas om wijziging van de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak.
11.1
Groengas heeft een revisievergunning aangevraagd waarbij het gasveredelingsstation niet op de huidige plaats zal blijven staan. De bedoeling is om achterop het perceel een andere te plaatsen (op de plek van de funderingswerkzaamheden achter de silo). De geluidsbelasting van het nieuwe gasveredelingsstation op geluidgevoelige objecten zal veel lager zijn. Groengas wil voor eigen rekening en risico graag de nieuwe installatie op de aangevraagde plaats zetten en een geluidmeting laten verrichten aan die installatie op de betreffende plaats zodat er informatie beschikbaar komt van de situatie die is aangevraagd en die situatie, vanwege de ligging, ook beter is voor de omgeving. Daarmee kan ook een juiste invulling worden gegeven aan de proefperiode. Zij heeft alleen nog geen omgevingsvergunning en moet wachten op de verlening van de revisievergunning. In de bijlage bij deze uitspraak wordt op een tekening de verplaatsing toegelicht.
11.2
Het college heeft bepaald dat Groengas een revisievergunning moet aanvragen. Een losse aanvraag voor verplaatsing van het gasveredelingsstation zal buiten behandeling worden gelaten op grond van artikel 2.6, derde lid van de Wabo. Het college heeft nog niet beoordeeld of de ingediende aanvraag ontvankelijk en volledig is.
11.3
In het besluit van 22 september 2022 stelt het college dat het gasveredelingsstation is gebouwd in afwijking van de omgevingsvergunning van 27 oktober 2014. Het is bovendien geplaatst op een locatie buiten het bouwvlak met de bestemming "Agrarisch" in strijd met het bestemmingplan. Dat betekent dat sprake is van strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder a, c en e, van de Wabo. Het college heeft Groengas gelast het gasveredelingsstation op de vergunde locatie te plaatsen, of een omgevingsvergunning te verkrijgen die de genoemde afwijkingen legaliseert.
11.4
Het besluit van 22 september 2022 ziet niet op het plaatsen van een nieuw gasveredelingsstation op een andere plaats. De voorzieningenrechter stelt vast dat als Groengas een nieuw gasveredelingsstation zou plaatsen op een andere plaats zonder de daartoe vereiste omgevingsvergunning, dat een nieuwe overtreding is, die niet onderwerp is van het besluit van 22 september 2022. Het besluit dat het college hierover neemt, is dus ook een nieuw besluit. De tussenuitspraak gaat echter over het handhavingsbesluit van 22 september 2022 en de verzoeken om handhaving vanwege gepleegde overtredingen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verzoek van Groengas buiten de omvang van het geschil in de tussenuitspraak gaat. Daarom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om het verzoek van Groengas toe te wijzen. Hij kan namelijk geen oordeel geven over een toekomstig geschil.

Conclusie en gevolgen

12.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek van verzoekers tot schorsing van het besluit van 22 december 2022 toe. De voorzieningenrechter wijst de overige verzoeken af.
12.2
Omdat het verzoek van verzoekers wordt toegewezen, krijgen zij een vergoeding van de gemaakte proceskosten. Deze kosten bestaan uit door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en begroot de rechtbank op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het verzoek, 1 punt voor het bijwonen van de zitting). Ook moet het college het door verzoekers betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter,
  • schorst het besluit van 22 december 2022;
  • wijst de verzoeken van verzoekers en Groengas voor het overige af;
  • bepaalt dat het college aan verzoekers het griffierecht à € 184,00 vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers, begroot op € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 6:19
1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
2. Het eerste lid geldt ook indien het bezwaar is gemaakt of het beroep is ingesteld nadat het bestuursorgaan het bestreden besluit heeft ingetrokken, gewijzigd of vervangen.
3. Het bestuursorgaan stelt het nieuwe besluit onverwijld ter beschikking aan het orgaan waarbij het beroep aanhangig is.
4. Indien een ander orgaan een bezwaar- of beroepschrift tegen het nieuwe besluit ontvangt, zendt het dit met toepassing van artikel 6:15, eerste en tweede lid, door.
5. De bestuursrechter kan het beroep tegen het nieuwe besluit echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is.
6. Intrekking of vervanging van het bestreden besluit staat niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daarbij belang heeft.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 1.1
1.In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
bouwen: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;
Artikel 2.1
1Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a.het bouwen van een bouwwerk,

Bijlage