ECLI:NL:RBOBR:2023:5861
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- A.F. Vink
- I.M.C. van Og
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Werkloosheidswet wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen de weigering van het UWV om verzoeker een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) te verstrekken. Het UWV had op 20 september 2023 besloten om verzoeker geen WW-uitkering te verstrekken, waarop verzoeker bezwaar heeft gemaakt. Tijdens de bezwaarprocedure verzocht verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat hij dringend een uitkering nodig had om zijn vaste lasten te kunnen betalen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. Hij heeft geen bewijsstukken overgelegd die wijzen op een acute financiële noodsituatie, zoals een dreigende huisuitzetting of faillissement. Verzoeker heeft ook geen aanvraag voor een bijstandsuitkering gedaan, wat een algemene inkomensvoorziening is voor mensen die in financiële problemen verkeren. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker de bezwaarprocedure moet afwachten, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond en het besluit van het UWV niet evident onrechtmatig is.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, in aanwezigheid van griffier mr. I.M.C. van Og, en is openbaar uitgesproken op 15 december 2023.