ECLI:NL:RBOBR:2023:636
Rechtbank Oost-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en proceskostenvergoeding in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie betreffende de WOZ-waarde van een onroerende zaak. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning aan [adres] in [woonplaats] vastgesteld op € 665.000 per 1 januari 2020, maar heeft deze waarde ambtshalve verlaagd naar € 574.000 op 17 maart 2021. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze WOZ-waarde en de daarop gebaseerde OZB-aanslag. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard en de waarde gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning niet langer in geschil is, maar dat de vraag is of de heffingsambtenaar bevoegd was om de waarde ambtshalve te verlagen en of eiseres recht had op een proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar bevoegd was tot ambtshalve vermindering en dat er geen recht op proceskostenvergoeding bestaat, aangezien het bezwaar ongegrond is verklaard. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is eveneens afgewezen, omdat de waarde niet meer in geschil was en er geen sprake was van spanning of frustratie.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gedaan en partijen gewezen op hun recht om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.