ECLI:NL:RBOBR:2023:648
Rechtbank Oost-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-waarde van een onroerende zaak. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning aanvankelijk vastgesteld op € 519.000, maar deze waarde werd ambtshalve verlaagd naar € 447.000. Eiser, die bezwaar had gemaakt tegen deze waarde, stelde dat de heffingsambtenaar niet bevoegd was om de waarde ambtshalve te verlagen en dat hij recht had op een proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de woning niet in geschil was en dat de heffingsambtenaar bevoegd was om de waarde ambtshalve te verlagen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding, aangezien het bezwaar ongegrond was verklaard. Eiser had in zijn beroepschrift aangegeven dat de waarde niet langer in geschil was, waardoor er geen sprake was van de spanning en frustratie die normaal gesproken aanleiding zouden geven voor immateriële schadevergoeding. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.