ECLI:NL:RBOBR:2023:6635

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
C/01/385440 / FA RK 22-3898
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot begeleide omgang en raadsonderzoek in familiezaken

In deze zaak heeft de vader verzocht om begeleide omgang met zijn dochter en een raadsonderzoek naar de mogelijkheden voor contactherstel. De rechtbank heeft de verzoeken afgewezen, omdat het in het belang van de minderjarige niet geacht wordt om omgang te faciliteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, die een kwetsbaar kind is met een spraak- en taalachterstand, momenteel niet in staat is om een relatie met haar vader op te bouwen zonder dat dit schadelijk is voor haar ontwikkeling. De vader heeft in het verleden al meerdere keren geprobeerd om omgang te krijgen, maar dit is steeds afgewezen vanwege de kwetsbaarheid van het kind en de onwil van de moeder om mee te werken aan begeleide omgang. De rechtbank heeft ook overwogen dat de moeder momenteel niet in staat is om het contact tussen de vader en de minderjarige te begeleiden, wat een belangrijke factor is in de beslissing. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing kan in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/385440 / FA RK 22-3898
Uitspraak : 29 augustus 2023
Beschikking betreffende omgangsregeling in de zaak van

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.H.J. van der Linden,
tegen

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. C.M.M. Mikkers,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de vader en de moeder.
De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift van de vader, ontvangen ter griffie op 06 september 2022;
  • het verweerschrift van de moeder, ontvangen ter griffie op 10 maart 2023;
  • de correspondentie, waaronder met name:
o het F9-formulier met bijlagen van mr. Van der Linden van 14 maart 2023;
o het F9-formulier met bijlagen van mr. Mikkers van 16 maart 2023.
De zaak is behandeld ter zitting van 20 maart 2023. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaat. Ook was aanwezig [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen: de raad.
Ter zitting is besproken dat de zaak aangehouden zou worden tot 17 april 2023 voor het aanleveren van nadere stukken/informatie door de moeder, zodat de raad naar aanleiding van deze nadere informatie een standpunt in zou kunnen nemen. De rechtbank heeft nadere stukken/informatie van de moeder ontvangen op 14 april 2023. Deze stukken zijn door de rechtbank op 20 april 2023 doorgestuurd naar de raad.
De raad heeft de rechtbank bericht bij brief van 24 mei 2023.
De rechtbank heeft nadien de volgende correspondentie ontvangen:
  • Het F9-formulier van mr. Van der Linden van 25 mei 2023;
  • Het email-bericht van mr. Van der Linden van 8 juni 2023;
  • Het F9-formulier van mr. Van der Linden van 13 juni 2023;
  • Het F9-formulier van mr. Mikkers van 16 juni 2023;
  • De brief van mr. Van der Linden van 27 juni 2023;
  • De brief van mr. Mikkers van 30 juni 2023.
Naar aanleiding van de ingekomen (nadere) stukken heeft de rechtbank op 6 juli 2023 een beschikking aangekondigd die uiterlijk op 8 september 2023 zou worden afgegeven.
De feiten
Partijen hebben conceptie met elkaar gehad, waarna de navolgende minderjarige is geboren:
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] .
Bij beschikking van deze rechtbank van 19 november 2013 is aan de vader vervangende toestemming verleend tot erkenning van [minderjarige] , nadat het biologisch vaderschap was vastgesteld door middel van een DNA-onderzoek na veroordeling daartoe van de moeder om hieraan haar medewerking te verlenen. De vader heeft daaropvolgend [minderjarige] erkend.
De moeder heeft het gezag over [minderjarige] .
Er zijn in het verleden meerdere juridische procedures gevoerd om onder andere begeleide omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige] tot stand te brengen. Bij beschikking van 30 november 2017 van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch is het verzoek van vader tot, samengevat, (begeleide) omgang afgewezen.
Het verzoek
De vader verzoekt, samengevat:
  • Te bepalen dat de vader begeleide omgang heeft met [minderjarige] ;
  • De raad opdracht te geven om onderzoek te doen naar de mogelijkheid om te komen tot contactherstel en omgang met [minderjarige] .
De moeder heeft verweer gevoerd en verzocht het verzoek van de vader af te wijzen, althans subsidiair niet eerder toe te wijzen dan na een onderzoek door de raad of een contactregeling in het belang van [minderjarige] zal zijn.
De beoordeling
Het verzoek
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:377a lid 2 BW heeft de niet met het gezag belaste ouder recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. De rechter heeft daarbij wel de bevoegdheid om al dan niet voor bepaalde tijd een regeling inzake de
uitoefeningvan het omgangsrecht vast te stellen dan wel
het recht opomgang voor bepaalde of onbepaalde tijd te ontzeggen.
De rechter ontzegt het recht op omgang ingevolge artikel 1:377 a lid 3 BW slechts, indien
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Uit de rechtsoverwegingen 15.7.2. en 15.7.3. van de beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 30 november 2017 blijkt, kort samengevat, dat een veilig contact tussen de vader en [minderjarige] alleen tot stand kan komen als er samenwerking met de moeder op gang komt en de moeder er achter kan staan dat [minderjarige] haar vader leert kennen. Het omgangshuis zag op dat moment geen enkele mogelijkheid om contact tussen [minderjarige] en de vader te realiseren nu dit niet onbelast plaats kon vinden. Het traject is daarop door het omgangshuis geparkeerd. In beginsel was het hof van oordeel dat het voor een goede (identiteits)ontwikkeling van een kind noodzakelijk is dat er omgang is met de niet-verzorgende ouder, de vader. De raad heeft destijds in een rapportage uiteengezet dat bij de vader de basisvoorwaarden voor omgang met [minderjarige] aanwezig zijn en dat er meer zicht moet komen op de opvoedingsmogelijkheden van de vader door middel van het traject bij het omgangshuis. Het hof acht de onwil of de onmacht van de moeder om mee te werken aan het beproeven van begeleide omgangsmomenten in beginsel onvoldoende om de vader en [minderjarige] hun recht op omgang met elkaar te ontzeggen. Echter, uit een latere rapportage van de raad en uit de verklaring van de gezinsvoogd ter zitting van het hof, bleek dat [minderjarige] een zeer kwetsbaar en jong kind is, dat kampt met kindeigen problematiek. Zij had destijds een spraak- en taalachterstand en er bestonden zorgen over haar sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. School gaf aan dat [minderjarige] een algehele ontwikkelingsachterstand heeft. Het hof achtte het op dat moment aannemelijk dat van de totstandkoming of uitvoering van een omgangsregeling [minderjarige] ernstige psychische schade van zou kunnen ondervinden. Dat komt in strijd met haar zwaarwegende belangen. In de destijds bestaande omstandigheden heeft het hof niet anders vast kunnen stellen dan dat voor begeleide omgangsmomenten destijds geen ruimte bestond.
De vader wil graag contact met zijn dochter en inmiddels zijn er meerdere jaren verstreken sinds de beschikking van het gerechtshof. [minderjarige] heeft zich verder kunnen ontwikkelen en de vader zou blij zijn met elk contact. De vader hoopt dat [minderjarige] zich dusdanig heeft ontwikkeld dat het nu wel in haar belang is dat er omgang plaatsvindt. De vader vindt het belangrijk dat de mogelijkheden in dit kader worden onderzocht. De vader begrijpt dat er nadere hulpverlening moet komen en dat er niet zo maar een onbegeleide contactregeling tot stand kan komen. De vader is ook bereid tot hulpverlening, samen met de moeder.
De moeder heeft gesteld dat [minderjarige] nog steeds een zeer kwetsbaar kind is, dat kampt met kind eigen problematiek. Zij heeft een spraak- en taalachterstand en er zijn nog steeds zorgen over haar sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. De vader en [minderjarige] hebben nog nooit contact met elkaar gehad. Het huidige verzoek van de vader heeft voor veel onrust gezorgd. Contact nu zal een ernstig nadeel opleveren voor de ontwikkeling van [minderjarige] . Het is ook niet in haar belang dat er contact zal worden opgestart. In het verleden is reeds van alles ingezet om de contacten op te kunnen starten hetgeen niet is gelukt. Er is geen vertrouwen van de moeder in de vader. De vader houdt zich ook niet aan de afspraak om geen beeldmateriaal van [minderjarige] te verspreiden via social media. Daarnaast doet de vader bij diverse instanties alsof hij medegezaghebbende ouder is. Dat vindt de moeder zorgelijk. Ook valt de vader de moeder nog steeds lastig. Hij is onlangs verschenen bij het huis van de ouders van de moeder. De moeder voelt zich daardoor niet veilig, is hierdoor angstig en slaapt slecht. De vader redeneert sterk vanuit zijn eigen wensen, zonder daarbij te kijken of het belang van [minderjarige] hiermee is gebaat. [minderjarige] krijgt nog steeds ambulante hulp voor haar school en logopedie. De orthopedagoog heeft aangegeven dat zij vooruit gaat in haar ontwikkeling, maar ze is er nog lang niet. Het zal nog enige tijd vergen voordat [minderjarige] eraan toe is om haar biologische vader te leren kennen. Er zijn teveel belemmerende factoren op dit moment om omgang op te starten. In de familiesituatie bij de vrouw zijn nog teveel spanningen en gelet op het verleden kan van de vrouw niet gevergd worden dat zij op dit moment in staat is om (emotioneel) haar toestemming te geven voor een (onbelast) contact tussen [minderjarige] en de vader. Ten aanzien van het verzoek tot een raadsonderzoek stelt de vrouw dat een onderzoek heel veel zal vergen van de vrouw en (alle) kinderen. Het is niet in het belang van [minderjarige] dat er wederom een onzekere situatie wordt gecreëerd, die gepaard gaat met de vele spanningen die de moeder hierdoor zal ervaren. De stabiliteit, veiligheid en huidige structuur die de moeder [minderjarige] biedt, moet gewaarborgd blijven. Uit een onderzoek door de raad zal niets anders komen dan in 2016, een raadsonderzoek is dus niet in het belang van [minderjarige] .
Tijdens de mondelinge behandeling van 20 maart 2023 heeft de raad naar voren gebracht dat zij beschikken over een uitgebreid dossier met betrekking tot [minderjarige] . Er zijn inmiddels 5,5 jaar verstreken, maar de raad heeft zich hardop afgevraagd of een raadsonderzoek op dit moment wederom een herhaling van zetten zou worden. Hetgeen naar voren is gebracht is zeer minimaal voor het opnieuw onderzoek doen naar de mogelijkheden van contact tussen de vader en [minderjarige] . De raad heeft echter ook, met de rechtbank, geconstateerd dat de moeder geen dan wel onvoldoende recente stukken heeft aangeleverd ter onderbouwing van haar standpunt. Indien de moeder geen recente stukken wil overleggen dan zal er opnieuw onderzoek moeten worden gedaan. De raad heeft echter benadrukt dat zij niet de voorkeur geeft aan het opnieuw onderzoeken van de situatie.
Na bespreking van hetgeen de raad naar voren heeft gebracht heeft de moeder ingestemd met het indienen van nadere/recentere informatie met betrekking tot [minderjarige] . Daarbij is geconstateerd dat er sprake is van veel wantrouwen tussen partijen. De vader vertrouwt de door de moeder verstrekte en nog te verstrekken informatie niet. De moeder op haar beurt wil dat de vader op geen enkele wijze informatie, behoudens de informatie die zij verstrekt in het kader van haar informatieverplichting, over [minderjarige] ontvangt. Afgesproken is dat de foto’s van [minderjarige] die de moeder naar de vader stuurt in verband met de informatieverplichting, niet worden gedeeld op social media. Daarnaast is besproken dat de zaak aangehouden zal worden zodat de moeder de nadere informatie omtrent [minderjarige] kan indienen. Na indiening zal de raad de door de moeder overgelegde stukken bespreken in een multidisciplinair overleg en de rechtbank adviseren over de voorliggende verzoeken.
Op 14 april 2023 heeft de rechtbank nadere informatie met betrekking tot [minderjarige] ontvangen. Bij brief van 24 mei 2023 heeft de raad de rechtbank in kennis gesteld dat zij op basis van de overgelegde stukken onvoldoende kunnen concluderen of het verzoek van de vader om contactherstel dan wel omgang met zijn dochter [minderjarige] , in haar belang is. De raad zou uitgebreider en nader onderzoek moeten verrichten, om tot een gedegen advies te komen.
De vader heeft bij brief van 27 juni 2023 gereageerd op het advies van de raad. De informatie is volgens de vader niet volledig waardoor belangrijke informatie ontbreekt. Er is afgesproken dat de moeder volledige en controleerbare stukken in zou dienen. Uit de stukken blijkt dat de sociaal-emotionele ontwikkeling en de taalontwikkeling van [minderjarige] aandachtspunten zijn. Er blijkt niet uit dat [minderjarige] contactherstel niet aan kan. Samengevat is de vader van mening dat er nogmaals heel zorgvuldig gekeken moet worden of er mogelijkheden zijn om te komen tot contactherstel. Het is van belang dat de raad hiertoe onderzoek doet. Het opgroeien zonder haar vader kan namelijk ook in negatieve zin zijn weerslag hebben op de ontwikkeling van [minderjarige] .
Bij brief van 30 juni 2023 heeft de moeder gereageerd op het advies van de raad. Wat de moeder betreft zijn de door haar aangeleverde gegevens voldoende duidelijk om aan te tonen dat [minderjarige] een zeer kwetsbaar meisje is en dat het verzoek van de vader op dit moment moet worden afgewezen. [minderjarige] stagneert in haar sociaal-emotionele ontwikkeling. Een contact met de vader staat deze ontwikkeling nog meer in de weg. Met de zeer summiere reactie van de raad is er wederom veel onrust en stress gekomen binnen het gezin van de moeder. Zij heeft er ook geen vertrouwen in dat er een gedegen onderzoek zal komen. De moeder is van mening dat de raad zich (weer) niet aan een door haar zelf gemaakte afspraak op zitting heeft gehouden. [minderjarige] start na de zomervakantie op een nieuwe school. De moeder acht het niet in haar belang nu een uitgebreid onderzoek te doen naar eventuele contactmogelijkheden tussen de vader en [minderjarige] . De moeder verzoekt de rechtbank het verzoek van de raad tot een onderzoek af te wijzen.
Hoewel de vader de door de moeder overgelegde stukken niet volledig acht, hecht de rechtbank waarde aan deze stukken. Uit hetgeen door de moeder is ingebracht in de procedure blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [minderjarige] nog steeds een sociaal-emotioneel kwetsbaar meisje is. Daarbij heeft zij een veilige omgeving nodig om zich verder te kunnen ontwikkelen. Uit de stukken blijkt ook dat de wereld van voortgezet onderwijs onoverzichtelijk voor haar is met nieuwe situaties en kinderen. Het risico bestaat, en wordt groot geschat, dat wanneer [minderjarige] in een onveilige omgeving terecht komt, dit van grote invloed gaat zijn op haar welbevinden en sociaal-emotionele ontwikkeling. Daar schuilt ook het gevaar voor het ontwikkelen van gedragsproblematiek en wellicht uitval op school. Gelet op de leeftijd van [minderjarige] , de fase van haar leven waarin zij zich nu bevindt, de reeds in het verleden veelvuldig ingezette middelen en onderzoeken om tot contactherstel te komen en de omstandigheid dat de moeder ook op dit moment niet in staat is het contact tussen [minderjarige] en haar vader te begeleiden, acht de rechtbank een onderzoek door de raad op dit moment te belastend voor [minderjarige] . Daarnaast acht de rechtbank een onderzoek door de raad op dit moment ook niet in haar belang. Gelet op haar kwetsbaarheid en de omstandigheid dat er veel veranderingen zullen zijn na de zomervakantie zal daarmee reeds haar gevoel van veiligheid, de basis om te komen tot ontwikkeling, onder druk komen te staan. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de verzoeken van de vader en zijn wens om te komen tot contactherstel met zijn dochter, wijst de rechtbank, gelet op het hiervoor overwogene, de verzoeken af.
Gelet op de aard van de procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De rechtbank
wijst de verzoeken van de vader af;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.Y. van de Kraats, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 29 augustus 2023.
Conc: am
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.