ECLI:NL:RBOBR:2023:723
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing door de heffingsambtenaar
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de hoogte van de WOZ-waarde van haar woning, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Boxtel. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 190.000 per waardepeildatum 1 januari 2020, wat geldt voor het kalenderjaar 2021. Eiseres heeft tegen deze vaststelling beroep ingesteld, waarbij zij een lagere waarde van € 156.000 bepleit. De rechtbank heeft op 15 februari 2023 de zaak behandeld en het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De heffingsambtenaar heeft de waarde onderbouwd met een taxatierapport van taxateur W.J. Nieuwenhuis, waarin de waarde van de woning is getaxeerd op € 193.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar zijn gebruikt, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiseres. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de heffingsambtenaar rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen en het afnemend grensnut.
Eiseres heeft betoogd dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met negatieve liggingsaspecten en de onderhoudstoestand van de woning. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de heffingsambtenaar in zijn taxatie voldoende rekening heeft gehouden met deze aspecten en dat de door eiseres aangedragen argumenten niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de heffingsambtenaar zijn bewijslast heeft voldaan en dat het beroep van eiseres ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan.