ECLI:NL:RBOBR:2023:724
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een woning en de procesorde
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 15 februari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 312.000, gebaseerd op een waardepeildatum van 1 januari 2020. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar de heffingsambtenaar handhaafde deze waarde in zijn uitspraak op bezwaar van 15 september 2021. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was en voerde een lagere waarde van € 288.000 aan, onderbouwd met een taxatierapport van andere taxateurs.
Tijdens de zitting op 15 februari 2023 werd het beroep behandeld. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank wees erop dat de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar waren gebruikt, voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiseres. Eiseres had op de zitting gewezen op verschillen in maatvoering, maar de rechtbank oordeelde dat deze beroepsgrond in strijd was met de goede procesorde, omdat deze pas op de zitting was aangevoerd.
De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar zijn bewijslast had voldaan en dat de door hem gebruikte taxatie en vergelijkingsobjecten voldoende inzichtelijk waren. Eiseres had niet met toetsbare gegevens aangetoond hoe zij tot haar bepleite waarde was gekomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.