ECLI:NL:RBOBR:2023:998

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
21/1881
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen in Wajong-zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, op 13 maart 2023, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een Wajong-uitkering beoordeeld. Eiseres, geboren op 24 april 1991, had op 16 september 2020 een Wajong-uitkering aangevraagd, welke door het UWV op 25 november 2020 was afgewezen. Het UWV stelde dat eiseres op de datum in geding, 13 mei 2018, geen arbeidsvermogen had, maar dat dit in de toekomst nog kon ontwikkelen. Eiseres was het hier niet mee eens en stelde dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat eiseres op de relevante data geen arbeidsvermogen had, maar dat het geschil zich richtte op de vraag of dit ontbreken duurzaam was. De rechtbank heeft de argumenten van het UWV en de medische rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige beoordeeld. De verzekeringsarts concludeerde dat er behandelmogelijkheden waren die de situatie van eiseres konden verbeteren, en dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was. De rechtbank heeft deze conclusie gevolgd en geoordeeld dat het UWV voldoende had gemotiveerd dat eiseres in de toekomst nog arbeidsvermogen kon ontwikkelen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het bestreden besluit van het UWV in stand gelaten. Tevens is het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 2.092,50, en moet het UWV het griffierecht vergoeden. De rechtbank benadrukte dat, hoewel eiseres geen recht had op een Wajong-uitkering, dit niet betekende dat er niets met haar aan de hand was en dat er behandelmogelijkheden waren om haar situatie te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/1881

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. U. Ögüt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: E.A.M. Vervoort).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.1.
Deze aanvraag van 16 september 2020 heeft het UWV met het besluit van 25 november 2020 afgewezen, omdat eiseres op 13 mei 2018 (datum hier in geding) geen arbeidsvermogen heeft maar dit in de toekomst nog wel kan ontwikkelen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 29 juni 2021 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing gehandhaafd.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Eiseres heeft medische informatie overgelegd, waarna partijen over en weer hebben gereageerd.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres in het bijzijn van haar begeleidster [begeleidster] , de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
1.7.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen een aanvullende motivering te geven dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. Ook is eiseres in de gelegenheid gesteld haar standpunt nader te onderbouwen dat zij in het verleden (bij haar oom, de ex-werkgever) niet in een regulier arbeidsproces heeft gefunctioneerd.
1.8.
Op 9 september 2022 heeft eiseres een (arbeids)verklaring van haar ex-werkgever en stukken uit de loonadministratie overgelegd. Het UWV heeft op 27 oktober 2022 de aanvullende motivering gegeven met daarbij onder andere een rapportage van de verzekeringsarts Bezwaar & Beroep (B&B) van 19 oktober 2022. Het UWV heeft daarbij ook gereageerd op de brief van eiseres van 9 september 2022.
1.9.
Eiseres heeft op 30 december 2022 gereageerd op de brief van het UWV van 27 oktober 2022. Daarop heeft het UWV nog gereageerd met een brief van 9 januari 2023.
1.10.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft nu partijen, desgevraagd, niet binnen de gestelde termijn hebben aangegeven gebruik te willen maken van hun recht om op een (nadere) zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens op 21 februari 2023 gesloten en partijen daarvan met een brief van diezelfde datum op de hoogte gesteld.

Beoordeling door de rechtbank

Vooraf
2. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht de aanvraag om een Wajong-uitkering heeft afgewezen. De rechtbank doet de beoordeling mede aan de hand van de feiten en de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Het UWV heeft dus terecht de aanvraag om een Wajong-uitkering afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Allereerst wordt enkele relevante feiten en achtergrond weergegeven, het geschil tussen partijen en het beoordelingskader.
Enkele relevante feiten en achtergrond
3. Eiseres is geboren op 24 april 1991. Op 16 september 2020 heeft eiseres een Wajong-uitkering aangevraagd. Daarbij heeft eiseres op het aanvraagformulier vermeld dat zij paranoïde gedachtes heeft en geen normaal leven kan leiden vanwege haar smetvrees en angst- en dwangstoornis. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals die is vermeld onder de inleiding van deze uitspraak.
Het geschil
4. Partijen zijn het erover eens dat eiseres op de datum in geding, in dit geval 13 mei 2018, en op 16 september 2020 (datum aanvraag), geen arbeidsvermogen heeft. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is. Volgens het UWV is het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam, omdat eiseres dit in de toekomst nog kan ontwikkelen. Daarom heeft eiseres volgens het UWV geen recht op een Wajong-uitkering. Eiseres vindt dat zij wel recht op een Wajong-uitkering heeft en dat het UWV ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij in de toekomst nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Het ontbreken van arbeidsvermogen is volgens eiseres duurzaam.
Het beoordelingskader
5. Op grond van de artikelen 1a:1 en 1a:2 van de Wajong kan een recht op een Wajong-uitkering ontstaan als een betrokkene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (geen arbeidsvermogen) heeft. Onder duurzaam geen arbeidsvermogen wordt de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen. Artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb) bepaalt dat iemand geen arbeidsvermogen heeft indien diegene:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie,
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt,
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon.
5.1.
Voor het recht op een Wajong-uitkering moet het UWV dus beoordelen of (ten minste) een van de vier hierboven genoemde situaties zich voordoet. Is dat zo, dan ontbreekt het arbeidsvermogen. Het UWV moet daarna beoordelen of dat ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is, zoals bedoeld in artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong. Het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen betekent dat de mogelijkheden niet door medisch herstel, behandeling, begeleiding of door training (bijvoorbeeld scholing) kunnen verbeteren. Het UWV heeft een stappenplan ontwikkeld aan de hand waarvan beoordeeld wordt of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in Wajongzaken, strenge criteria hanteert voor de motivering van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. Volgens het stappenplan moeten de verzekeringsarts (B&B) en de arbeidsdeskundige (B&B) een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiseres kunnen ontwikkelen. Die inschatting moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiseres op de datum in geding aan de orde zijn. In het geval de inschatting berust op een medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor eiseres. Uit de rapporten moet volgen wat de behandeling inhoudt en hoe en op welke wijze het arbeidsvermogen van eiseres zich door die behandeling kan ontwikkelen.
De zorgvuldigheid van de besluitvorming
6. De rechtbank vindt dat het onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig is geweest. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
6.1.
De eisen waaraan de besluitvorming van het UWV moet voldoen, vloeien voort uit de Awb en het Sb. Rapporten van verzekeringsartsen moeten blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en moeten deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent zijn. Als een rapport van een verzekeringsarts niet voldoet aan de kwaliteitseisen die in artikel 4 van het Sb zijn neergelegd, kan het bestreden besluit alleen al om die reden geen stand houden.
6.2.
De besluitvorming van het UWV voldoet aan deze eisen. De rechtbank baseert dat oordeel op de onderzoeksactiviteiten die zijn verricht. De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en daarbij ook kennisgenomen van de door eiseres bij de aanvraag overgelegde medische informatie (te weten: het huisartsenjournaal van 7 augustus 2020, een brief van psycholoog Y. Looijestijn van 13 augustus 2012 en twee brieven van GGzE Centrum Direct van 10 november 2014). Verder heeft de verzekeringsarts eiseres, in het bijzijn van haar oom, gezien op het spreekuur van 9 november 2020. Tijdens dit spreekuur is een uitgebreide anamnese afgenomen en heeft een observerend psychisch onderzoek plaatsgehad. De arbeidsdeskundige heeft ook dossieronderzoek verricht en daarbij kenbaar kennisgenomen van de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts. Verder heeft de arbeidsdeskundige overleg gepleegd met de verzekeringsarts op 12 november 2020. In de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts B&B ook het dossier bestudeerd en kennisgenomen van het bezwaarschrift van eiseres. Verder heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden op 18 februari 2021. De arbeidsdeskundige B&B heeft ook het dossier bestudeerd en verder heeft nog overleg plaatsgevonden tussen de arbeidsdeskundige B&B en de verzekeringsarts B&B. In beroep heeft de verzekeringsarts B&B desgevraagd aanvullend gerapporteerd op 19 oktober 2022. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B (en de arbeidsdeskundige B&B) nader onderzoek had moeten doen of aanvullende medische informatie had moeten opvragen.
Inhoudelijke overwegingen
7. De rechtbank beoordeelt vervolgens de medische grondslag van het bestreden besluit en ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid daarvan. Dit licht de rechtbank hierna toe.
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat eiseres een (eerste) laattijdige aanvraag heeft ingediend voor een Wajong-uitkering, omdat zij deze geruime tijd na haar 18de verjaardag (24 april 2009) heeft ingediend, namelijk op 16 september 2020. Volgens vaste rechtspraak draagt de aanvrager (in dit geval dus eiseres) de bewijslast om met objectieve medische gegevens aannemelijk te maken dat zij op 18-jarige leeftijd en vijf jaar daarna voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen.
7.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op 13 mei 2018 (datum in geding), en op 16 september 2020 (datum aanvraag), geen arbeidsvermogen heeft. In geschil is slechts de vraag of eiseres duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Gelet op artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong moet voor het recht op uitkering worden beoordeeld of eiseres in een situatie verkeert waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
7.2.1.
De verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 12 november 2020 vermeld dat op de achttiende verjaardag van eiseres (24 april 2009) geen sprake is van structureel functionele beperkingen als rechtstreeks en aantoonbaar gevolg van ziekte of gebrek. Als eerste ziektedag waarop sprake is van structureel functionele beperkingen geldt (de arbitraire datum) 23 oktober 2014. Eiseres heeft op de zitting gezegd het met die datum van de eerste ziektedag eens te zijn. De verzekeringsarts heeft gesteld dat deze arbitraire datum binnen een verlengde verzekeringsperiode voor de Wajong valt vanwege een studie die eiseres tot 24 juni 2015 heeft gevolgd. Volgens de verzekeringsarts is het ontbreken van arbeidsvermogen per 23 oktober 2014 niet vast te stellen. Wel is aannemelijk dat eiseres alle fysieke contacten met derden – direct en indirect via voorwerpen of materialen – vermijdt. Vervolgens stelt de verzekeringsarts in het kader van de wet Amber dat per 13 mei 2018 (datum einde dienstverband en tevens datum in geding) sprake is van een toename van beperkingen als gevolg van dezelfde aandoening waarvoor per 23 oktober 2014 (al) structurele beperkingen zijn aangenomen. Er is sprake van een fors symptomencomplex waarbij sprake is van een aanzienlijke mate van maatschappelijke invalidering. Vanaf 13 mei 2018 en ook op datum aanvraag (16 september 2020) is weliswaar geen sprake van arbeidsvermogen, maar deze situatie is niet duurzaam. De verzekeringsarts schrijft in zijn rapport namelijk het volgende: ‘Er zijn nog behandelmogelijkheden, zoals een intensieve behandeling via een klinische opname in een gespecialiseerde dienst (zoals ook reeds in 2019 door de behandeld sector werd geadviseerd). Eiseres heeft deze behandeloptie niet doorgezet, maar dit is nog wel een therapeutische vorm die ook nu nog benut kan worden en die kan leiden tot een verbetering van de belastbaarheid’. Eiseres heeft weliswaar een ernstige psychische stoornis, bestaande uit de diagnosen dwangstoornis (smetvrees) en gegeneraliseerde angst, maar enige verbetering van de belastbaarheid is volgens de verzekeringsarts op den duur dus mogelijk. Uit het overleg dat daarna met de arbeidsdeskundige heeft plaatsgevonden volgt de conclusie dat eiseres op basis van de ernst van haar klachten en de behandeloptie momenteel geen arbeidsvermogen heeft maar dat zij ontwikkelingsmogelijkheden heeft.
7.2.2.
De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 2 juni 2021 beschreven dat hij bekend is met het wisselende beloop van de psychische klachten van eiseres (en de daaruit voortvloeiende beperkingen) en dat de primaire verzekeringsarts de medische en sociale situatie van eiseres in voldoende mate heeft onderkend. In samenspraak met de arbeidsdeskundige B&B is de verzekeringsarts B&B van mening dat de ernstige psychiatrische stoornis van eiseres ertoe leidt dat zij op de datum hier in geding geen benutbare mogelijkheden heeft vanwege marginaal functioneren, maar dat zij dat in de toekomst nog wel kan ontwikkelen. Zo zijn de psychische klachten van eiseres behandelbare aandoeningen. Uit de medische voorgeschiedenis is ook gebleken dat eiseres zich beter ging voelen nadat zij een behandeling had ondergaan. Eiseres kende daardoor periodes waarin haar medische situatie stabiel was. In lijn met de primaire verzekeringsarts meent ook de verzekeringsarts B&B dat eiseres alsnog de intensieve klinische behandeling met betrekking tot haar smetvrees kan ondergaan ter verbetering van haar functioneren (de behandeling die eiseres eerder op eigen initiatief heeft beëindigd omdat het volgens eiseres beter met haar zou gaan). In aanvulling op deze behandeloptie geeft de verzekeringsarts B&B (ook) als behandeloptie een intensieve behandeling middels CGT in deeltijd/ondersteund door EMDR (al dan niet ondersteund door thuisbegeleiding middels begeleide exposure) om de ergste emoties van eiseres te doen laten verdwijnen.
7.2.3.
Het onderzoek ter zitting is geschorst omdat naar het oordeel van de rechtbank het UWV de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen onvoldoende concreet en deugdelijk heeft gemotiveerd. Maar met het in beroep overgelegde aanvullend medisch rapport van 19 oktober 2022 is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts B&B thans wel voldoende heeft gemotiveerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. De verzekeringsarts B&B heeft namelijk in zijn aanvullend rapport uiteengezet welke behandelingen eiseres nog kan volgen en wat het resultaat is van deze behandelingen. De verzekeringsarts B&B heeft daarbij in voldoende mate een inschatting beschreven over hoe het arbeidsvermogen bij eiseres zich kan ontwikkelen. Zo heeft de verzekeringsarts B&B de inhoud van de therapievormen CGT en EMDR nader uiteengezet en toegelicht dat deze therapievormen helpen in de omgang met de angst en de dwang en vermijding (stapsgewijs) doen afnemen, zodat eiseres weer contacten in zowel directe als indirecte vorm kan aangaan. Volgens de verzekeringsarts B&B zijn er op 13 mei 2018 geen medische redenen om aan te nemen dat eiseres niet (meer) in staat is om deze intensieve behandeling te ondergaan. De intake vond immers na 13 mei 2018 plaats. Voor zover eiseres niet gebaat blijkt te zijn met deze intensieve behandeling (en de situatie van eiseres dus ernstiger is dan thans door het UWV ingeschat), dan is volgens de verzekeringsarts B&B ook nog als behandeloptie mogelijk een klinische behandeling bij het Centrum voor angst & dwang in Venray. Ook ten aanzien van deze behandeloptie heeft de verzekeringsarts B&B in zijn rapport van 19 oktober 2022 zeer uitgebreid beschreven wat de behandeling inhoudt en hoe en op welke wijze de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiseres door de voorgenomen behandeling kunnen ontwikkelen. Zo zal – kortgezegd – de dwang afnemen door beter om te leren gaan met de angsten en daarmee zal ook de ernst van de ervaren angsten en het vermijden afnemen. Dit betekent concreet voor eiseres dat het vermijden om met derden en/of onbekenden om te gaan genormaliseerd zullen worden. Hierin ziet de rechtbank ook aanleiding om de verzekeringsarts B&B te volgen in de conclusie dat eiseres in de toekomst nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen. De na schorsing in beroep overgelegde informatie door eiseres geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Uit de (arbeids)verklaring en de stukken uit de loonadministratie blijkt immers niet dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is. De rechtbank is dus van oordeel dat de verzekeringsarts B&B – met de aanvullende motivering – thans voldoende heeft gemotiveerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is.
7.3.
Voor zover nog relevant, merkt de rechtbank het volgende op. Het valt het UWV niet aan te rekenen dat de verzekeringsarts B&B gepoogd heeft nadere medische informatie op te vragen bij de behandelend sector van eiseres over de eerste drie dagen van de in 2019 gestarte behandeling (die eiseres op eigen initiatief heeft beëindigd), maar dat dit niet gelukt is. Zoals reeds is overwogen onder punt 7.1 van deze uitspraak betreft het een laattijdige aanvraag, zodat het niet aannemelijk kunnen maken van objectieve medische gegevens voor rekening en risico van eiseres komt.

Conclusie en gevolgen

8. Uit het voorgaande volgt dat het UWV voldoende heeft gemotiveerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is, zodat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Het bestreden besluit wordt daarom in stand gelaten. Het beroep is dus ongegrond.
8.1.
Omdat het UWV het bestreden besluit pas in beroep heeft voorzien van een toereikende onderbouwing, is het bestreden besluit in zoverre in strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank passeert dit gebrek echter met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, aangezien aannemelijk is dat eiseres daardoor niet wordt benadeeld. Ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit van gelijke strekking zijn genomen. Bovendien is eiseres in de gelegenheid gesteld om op de nadere onderbouwing te reageren en heeft zij ook van die mogelijkheid gebruik gemaakt.
8.2.
De rechtbank ziet in de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wel aanleiding het UWV te veroordelen in de gemaakte proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een nadere schriftelijke uiteenzetting, met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1). Ook moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
9. Het feit dat de rechtbank oordeelt dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering betekent niet dat de rechtbank vindt dat er niks met eiseres aan de hand is. Dat wil de rechter graag nog in een meer persoonlijke overweging benadrukken.
Mevrouw [naam] , ik heb in het dossier gelezen dat er veel met u aan de hand is. Zoveel, dat u in ieder geval op 13 mei 2018 niet kon werken. (Juristen zeggen dan dat u dan geen arbeidsvermogen heeft.) Ik heb ook op de zitting gezien dat u lijdt aan uw psychische beperkingen. Toen ik u vroeg hoe u het vond om op de zitting te zijn zei u: “Ik vind het spannend en ik weet niet waarom.” Helaas kon ik toen niets voor u doen om het gevoel van spanning weg te nemen. Ik zag ook toen u op enig moment op de zitting emotioneel werd, dat uw advocaat (mevrouw Ögüt) u een paar keer een tissue aangaf. Ik zag hoe u die telkens weglegde en daarna zelf een tissue pakte om uw tranen te drogen. Voor mij was dat een duidelijk voorbeeld waaraan ik kon zien hoe smetvrees uw leven beheerst.
Volgens de verzekeringsarts van het UWV zijn er voor u behandelmogelijkheden om uw situatie te verbeteren. In mijn uitspraak staat dat ik vind dat de verzekeringsarts goed heeft uitgelegd waarom dat zo is. Dat neemt niet weg dat ik ervan overtuigd ben dat dit voor u een moeilijke weg zal zijn. Ik ben er ook van overtuigd dat u niets liever wilt dan van uw angst- en dwangstoornissen af te zijn. Ik denk dan ook absoluut niet dat er bij u sprake is van onwil om te worden behandeld. Ik hoop dat u ondanks alle moeilijkheden de weg van een behandeling zult volgen en uitlopen. Ik wens u daarbij alle sterkte toe.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 2.092,50;
- bepaalt dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 49 moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.B.H. Vermeulen, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 13 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.