Uitspraak
1.[gedaagde 1] B.V.,
2. [gedaagde 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
29 april 2013 een dossier aangemaakt met nummer
[dossiernummer alimentatiezaak](hierna:
de alimentatiezaak). [eiseres] is in deze zaak bijgestaan door mr. [gedaagde 2] . Door de Raad voor Rechtsbijstand is een toevoeging afgegeven op 17 mei 2013 onder nummer
[toevoegingsnummer 1]voor deze zaak (ook genoemd:
de toevoegingszaak).
[dossiernummer kort geding](hierna:
het kort geding). [eiseres] is in deze zaak bijgestaan door mr. [A] , ook op basis van toevoeging, namelijk met nummer
[toevoegingsnummer 2].
het kort gedingten aanzien van de verdeling van de woning een vonnis gewezen. Aan [eiseres] is een bedrag van circa € 350.000,00 althans
€ 322.000,00 toegekomen.
de alimentatiezaakeen brief aan [eiseres] verstuurd en daarin het volgende aan haar meegedeeld:
het kort gedingheeft de Raad voor Rechtsbijstand bij brief van 25 juli 2013 aan [eiseres] kenbaar gemaakt voornemens te zijn om de toevoeging met nummer
[toevoegingsnummer 1], afgegeven voor
de alimentatiezaak, met terugwerkende kracht in te trekken, en daarbij aangezegd dat de consequentie daarvan is dat de advocaatkosten met terugwerkende kracht voor haar eigen rekening zouden komen. [eiseres] heeft 14 dagen de mogelijkheid gekregen om schriftelijk te reageren op het voornemen. Bij gebreke van een reactie zou een beslissing op grond van de aanwezige gegevens komen, aldus de Raad.
[toevoegingsnummer 1], afgegeven voor
de alimentatiezaak, vervolgens geschreven:
de alimentatiezaakeen factuur van 31 augustus 2013 van € 2.461,85 met nummer [factuurnummer 1] en een factuur van 25 oktober 2013 van
€ 974,78 met nummer [factuurnummer 2] bij [eiseres] in rekening gebracht. [eiseres] heeft deze facturen betaald op 7 oktober 2013 respectievelijk 5 maart 2014.
de bodemzaak). De betreffende uren zijn geboekt in de alimentatiezaak en in het kort geding. Op 8 oktober 2013 heeft [gedaagde 1] een nieuw dossier aangemaakt voor de bodemzaak onder nummer
[dossiernummer bodemzaak].
[toevoegingsnummer 2], afgegeven voor
het kort geding, vanwege het daarin behaalde resultaat ingetrokken.
[toevoegingsnummer 1], afgegeven voor
de alimentatiezaak, in stand blijft, omdat het behaalde resultaat in het kort geding te maken had met de boedelverdeling en toetsing daarom niet van toepassing is op de toevoeging voor de alimentatie.
weer is gaan herleven. Dit betekent dat een deel van de werkzaamheden ten onrechte bij u is gefactureerd. Wij zijn overeengekomen om in dit kader een bedrag van € 1.500,00 te reserveren voor de dagvaardingsprocedure[toevoeging door de kantonrechter:
de bodemzaak].
Dit houdt in dat de eerste € 1.500,00 aan uren niet bij u in rekening zullen worden gebracht, maar met dit voorschot zullen worden verrekend.”
3.De vordering en het verweer
€ 3.436,63 vanaf 18 februari 2022, betaling van € 567,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeling in de proceskosten en de nakosten.
Van onverschuldigde betaling is geen sprake. Er was ongeveer € 1.500,00 gedeclareerd in de alimentatiezaak voor werkzaamheden ten behoeve van de eventuele bodemzaak. Die kosten zijn hoe dan ook terecht in rekening gebracht. Als tegemoetkoming voor het restant van € 1.936,63 is in de regeling van 17 augustus 2015 afgesproken dat de dagvaarding in de bodemzaak kosteloos zou worden opgesteld en dat andere werkzaamheden tot € 2.500,00 ook niet in rekening zouden worden gebracht. [gedaagde 1] heeft feitelijk in het geheel niets meer in rekening gebracht bij [eiseres] en is de regeling dus nagekomen.
€ 323,22 met nummer [factuurnummer 3] over de periode van 2 mei 2013 tot en met 2 augustus 2014 heeft [eiseres] echter onbetaald gelaten. In het kort geding zijn de werkzaamheden, vanwege de intrekking van de aanvankelijk verleende toevoeging, verricht tegen het uurtarief van [gedaagde 1] . Het is wel zo dat de op 2 september 2014 gefactureerde werkzaamheden hoofdzakelijk zijn verricht ten behoeve van de eventuele bodemzaak, en dus per abuis administratief geboekt zijn in het kort geding, maar de werkzaamheden zijn wel degelijk verricht. Overigens zijn de uren van 2 mei 2013 en 7 oktober 2013 op nul gezet en dus niet daadwerkelijk in rekening gebracht. Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden (artikel 4 lid 2) is [eiseres] per 17 september 2014 in verzuim en een rente van 1% per maand verschuldigd geworden, aldus [gedaagde 1] .
4.De beoordeling
de alimentatiezaak.
indiendeze zou worden verstrekt, [eiseres] zou worden bericht over haar eigen bijdrage.
voor het verleden, en dat ook de kosten in de
toevoegingszaak(c.q.
de alimentatiezaak) hiermee zijn verrekend en de discussie over berekende bedragen (..) in het verleden aldus geheel is gestaakt. In reactie hierop heeft [eiseres] dezelfde dag per e-mail aan [gedaagde 1] (mr. [A] ) meegedeeld dat dit “wat betreft de voortgang en (aankomende) betalingen in orde is”. De kantonrechter overweegt dat “aankomende” tussen haakjes staat en dat daaruit kan worden afgeleid dat het (juist) niet alleen ging om aankomende betalingen maar ook om betalingen in het verleden, zoals de betaling van de facturen in de alimentatiezaak op 7 oktober 2013 en 5 maart 2014. Het voorbehoud van [eiseres] in haar e-mail van 17 augustus 2015 dat finale kwijting niet zou gelden
mochteen handelswijze schade berokkenen, is daarnaast naar het oordeel van de kantonrechter gericht op de toekomst, niet (ook) op het verleden. Dit voorbehoud doet niets af aan de finale kwijting voor (betalingen in) het verleden. Dit alles betekent dat ervan uitgegaan kan worden dat [eiseres] heeft ingestemd met de door [gedaagde 1] omschreven finale kwijting en zij daarom niet langer aanspraak kan maken op creditering c.q. terugbetaling van de factuurbedragen van in totaal € 3.436,63.
alser een civiele aansprakelijkheidsprocedure gestart zou worden, het bedrag van € 2.000,00 in mindering zou strekken op de vordering. Ook dit betekent dat de vordering van [eiseres] in deze civiele procedure naar het oordeel van de kantonrechter niet toewijsbaar is.
het kort gedingaan [eiseres] in rekening is gebracht.
elkaarfinale kwijting hebben verleend, zien naar het oordeel van de kantonrechter ook op deze factuur en staan dus ook aan toewijzing van de vordering van [gedaagde 1] in de weg. [eiseres] heeft de factuur ook overigens specifiek genoemd in haar e-mail van 16 augustus 2015, voorafgaand aan de e-mails van partijen over en weer op 17 augustus 2015. De kantonrechter wijst de vordering dan ook af. In het midden kan verder blijven welke werkzaamheden nu precies op welke zaak zien.
5.De beslissing
14 dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
14 dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,