Uitspraak
[bedrijfsnaam verweerder],
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak betreft het een deelgeschil over letselschade na een val van een paard. Verzoekster, die van een paard is gevallen, stelt de eigenaar van het paard aansprakelijk op basis van artikel 6:179 BW, dat de bezitter van een dier aansprakelijk stelt voor schade die door dat dier wordt veroorzaakt. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster afgewezen, omdat de afspraken tussen partijen over het paardrijden en de toedracht van het ongeval onduidelijk zijn. De rechtbank oordeelt dat de vragen of de schade is veroorzaakt door de eigen energie van het paard en of er sprake is van eigen schuld aan de zijde van verzoekster niet goed kunnen worden beoordeeld in deze deelgeschilprocedure. De rechtbank wijst erop dat de stellingen van partijen over de toedracht van het ongeval sterk uiteenlopen en dat bewijslevering noodzakelijk lijkt, wat niet mogelijk is in een deelgeschilprocedure. De rechtbank heeft de kosten van de procedure begroot op € 2.764,25, maar heeft geen veroordeling tot betaling aan de zijde van verweerder uitgesproken, omdat de aansprakelijkheid niet is vastgesteld.