3.1.Woonbedrijf vordert dat – uitvoerbaar bij voorraad – bij vonnis:
Primair:
I. [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis, althans veertien dagen, althans een termijn door de kantonrechter gezien alle feiten en omstandigheden in redelijkheid te bepalen, de zelfstandige woonruimte inclusief de bijbehorende berging staande en gelegen te ( [postcode] ) [plaats] aan de [adres] en alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze laatste niet het eigendom zijn van Woonbedrijf, te ontruimen en ontruimd te houden alsmede niet opnieuw in gebruik te nemen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan Woonbedrijf te stellen;
Subsidiair:
II. [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis, althans veertien dagen, althans binnen een termijn door de kantonrechter gezien alle feiten en omstandigheden in redelijkheid te bepalen, de zelfstandige woonruimte staande en gelegen te [postcode] ) [plaats] aan de [adres] , met alle daarin aanwezige personen en goederen voor zover deze laatste niet het eigendom zijn van Woonbedrijf, te ontruimen en ontruimd te houden alsmede niet opnieuw in gebruik te nemen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Woonbedrijf te stellen, indien en zodra aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. [gedaagde] veroorzaakt gedurende een periode gerekend tussen één week tot twee jaar na dagtekening van het in deze procedure te wijzen vonnis overlast jegens omwonenden. Onder overlast wordt onder meer doch niet uitsluitend verstaan: geluidsoverlast, verbaal en/of fysiek geweld en op enige wijze verstoren van de openbare orde en veiligheid in en nabij het gehuurde; en/of
b. [gedaagde] vertoont gedurende een periode gerekend tussen één week tot twee jaar na dagtekening van het in deze procedure te wijzen vonnis ongewenst gedrag jegens medewerkers in dienst of in opdracht van Woonbedrijf, zoals onder meer schelden, beledigen, intimideren of geweldpleging; en/of
c. [gedaagde] binnen uiterlijk één week na dagtekening van het in deze procedure te wijzen vonnis niet alle hulpverlening die [gedaagde] kan worden aangeboden ter ondersteuning bij zijn problematiek accepteert, de stappen zet om de hulpverlening te verkrijgen en blijft accepteren totdat volgens de hulpverlenende instanties, in overleg met Woonbedrijf, de hulpverlening niet meer nodig is. Onder hulpverlening wordt onder meer doch niet uitsluitend verstaan: contact met de huisarts voor het voorschrijven van medicatie en/of een doorverwijzing naar hulpverlenende instanties, waaronder GGzE, het ontvangen van zorg en woonbegeleiding door hulpverlenende instantie(s), waaronder GGzE en WIJeindhoven, waarbij de zorg ook kan bestaan uit een opname of behandeling en het innemen van voorgeschreven medicatie;
In alle gevallen
III. [gedaagde] wordt veroordeeld om aan Woonbedrijf te voldoen een bedrag van € 786,72 zijnde de huurachterstand tot en met maart 2024, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf de datum waarop de betaling had moeten zijn verricht, te weten vanaf de eerste dag van de periode waarop de betaling betrekking heeft, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de datum der algehele voldoening;
IV. [gedaagde] wordt veroordeeld om aan Woonbedrijf te voldoen de per maand verschuldigde huurpenningen, gerekend vanaf april 2024 tot aan het tijdstip van ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf de datum waarop de betaling had moeten zijn verricht, te weten vanaf de eerste dag van de periode waarop de betaling betrekking heeft, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de datum der algehele voldoening;
V. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover ingaande de vijftiende dag na het vonnis.