ECLI:NL:RBOBR:2024:302

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
C/01/385217 / HA ZA 22-475
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente en Bomenbank voor letsel en overlijden van paarden door bestrijdingswerkzaamheden eikenprocessierups

In mei 2022 voerde de gemeente Bergeijk nachtelijke werkzaamheden uit ter bestrijding van de eikenprocessierups, waarbij twee paarden van eisers in paniek raakten en één paard overleed. Eisers vorderden schadevergoeding van de gemeente en het bedrijf Bomenbank, dat de werkzaamheden uitvoerde. De rechtbank oordeelde dat zowel de gemeente als Bomenbank niet onrechtmatig hebben gehandeld. De gemeente had de werkzaamheden aangekondigd via publicaties, en het was niet redelijk om te verwachten dat zij alle omwonenden persoonlijk zouden waarschuwen. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eisers moesten worden afgewezen, omdat er geen causaal verband was tussen de werkzaamheden en de schade aan de paarden. De rechtbank wees de vorderingen af en veroordeelde eisers in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/385217 / HA ZA 22-475
Vonnis van 31 januari 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] , en2. [eiser 2] ,

te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. A.M. van Schaick te Tilburg,
tegen

1.GEMEENTE BERGEIJK,

te Bergeijk,
advocaat: mr. P.J.G. Goumans te Nijmegen,
2.
NATIONALE BOMENBANK ZUIDOOST-NEDERLAND,
te Mill,
advocaat: mr. D.M. Gouweloos te Amsterdam,
gedaagde partijen,
hierna respectievelijk te noemen: de gemeente en Bomenbank.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1-8
- de conclusie van antwoord van de gemeente met producties 1-4
- de conclusie van antwoord van Bomenbank met producties 1-3
- de akte van [eisers] van 21 september 2022
- het tussenvonnis van 16 november 2022
- de akte van eisers van 20 oktober 2023 met producties 9-12
- de mondelinge behandeling van 31 oktober 2023.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren naast [eisers] en hun advocaat mr. Van Schaick, voor de gemeente aanwezig [Juridisch adviseur gemeente] (juridisch adviseur), [groenbeheerder] (groenbeheerder) en advocaat mr. Goumans, en voor Bomenbank [projectleider] (projectleider), [bedrijfsleider] (bedrijfsleider vestiging Mill) en advocaat mr. Gouweloos. Door mr. Van Schaick is een pleitnota overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Bij het sluiten van de mondelinge behandeling is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

In mei 2022 hebben in de gemeente Bergeijk nachtelijke werkzaamheden plaatsgevonden ter bestrijding van de eikenprocessierups. [eisers] stellen dat hierdoor twee van hun paarden, die buiten in de wei stonden, in paniek zijn geraakt en daarbij zodanig gewond zijn geraakt dat één van de dieren is overleden. Zij eisen schadevergoeding van de gemeente en van Bomenbank, het bedrijf dat het werk uitvoerde. De rechtbank wijst de vordering af.

3.De feiten

3.1.
[eisers] wonen aan de [adres] te [plaats] , gemeente [gemeente] . Zij wonen in het buitengebied. Bij hun huis staan stallen en ligt een weiland, dat [eisers] gebruiken voor hun paarden. Dat weiland is door [eisers] met afrastering verdeeld in vier delen, waarvan de voorste twee delen grenzen aan de [adres] . Tussen de afrastering van het weiland en de [adres] ligt een groenstrook, daarin staan eikenbomen.
3.2.
Bomenbank is een boomspecialist die zich richt op het werken met bomen in de openbare ruimte. Bomenbank houdt zich onder meer bezig met de bestrijding van de eikenprocessierups door het bespuiten van bomen.
3.3.
De gemeente heeft haar taak om de eikenprocessierups te bestrijden uitbesteed aan Bomenbank. In mei 2022 moesten 6500 bomen in de gemeente worden bespoten.
3.4.
In januari 2022 heeft de gemeente op haar website en in het gemeentelijke weekblad een publicatie geplaatst over de bestrijding van de eikenprocessierups in 2022. De strekking van die publicatie was dat de gemeente naast het bespuiten van bomen en het opzuigen van nesten, ook een nestkastenproject begint.
3.5.
Op 3 mei 2022 heeft gemeente op haar website, op Facebook en in het gemeentelijke weekblad aangekondigd dat die maand de bestrijdingswerkzaamheden zullen gaan plaatsvinden, onder andere door het bespuiten van bomen, ’s nachts en in het buitengebied.
3.6.
Bomenbank heeft de bestrijdingswerkzaamheden voor de gemeente uitgevoerd, onder meer in de nacht van 12 mei op 13 mei 2022. Er zijn toen door Bomenbank (althans in haar opdracht door een tractor met chauffeur van Loon- en verhuurbedrijf GVB), werkzaamheden uitgevoerd in bomen langs de [adres] , ook ter hoogte van het weiland van [eisers] .
3.7.
In de ochtend van 13 mei 2022 is één van de paarden van [eisers] - de 17jarige merrie [naam paard 1] - overleden, evenals haar ongeboren veulen ( [naam paard 1] was zeven maanden drachtig). Uit het sectierapport van de patholoog blijkt dat [naam paard 1] is overleden als gevolg van een verdraaiing van de dikke darm (koliek). Een ander paard van [eisers] - de eveneens drachtige merrie [naam paard 2] - is op 13 mei 2022 gewond geraakt aan het rechter achterbeen, maar daarvan goed hersteld. [naam paard 2] is op 14 mei 2022 bevallen van een gezond veulen.
3.8.
In de ochtend van 13 mei 2022 hebben [eisers] zich telefonisch bij de gemeente beklaagd over het feit dat de bestrijdingswerkzaamheden onaangekondigd hadden plaatsgevonden, en de gemeente aansprakelijk gesteld voor hun schade. De advocaat van [eisers] heeft de gemeente op 24 mei 2022 schriftelijk nogmaals aansprakelijk gesteld. Per mailbericht van 26 juli 2022 heeft hij ook Bomenbank aansprakelijk gesteld voor de schade van [eisers] . De gemeente en Bomenbank hebben geen aansprakelijkheid erkend.
3.9.
Op 22 augustus 2022 hebben [eisers] hun dagvaarding uitgebracht.

4.Het geschil

[eisers]
4.1.
eisen dat de rechtbank gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 25.789,73, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[eisers] stellen dat zij recht hebben op schadevergoeding omdat de gemeente en Bomenbank onrechtmatig tegenover hen hebben gehandeld als bedoeld in artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW). Ten aanzien van de gemeente voeren [eisers] bovendien artikel 6:171 BW aan als grondslag voor aansprakelijkheid (aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten).
4.3.
Volgens [eisers] heeft de gemeente onrechtmatig gehandeld door in de nacht bestrijdingswerkzaamheden uit te laten voeren zonder [eisers] daarvan vooraf door middel van een briefje in de brievenbus op de hoogte te brengen. [eisers] hadden de paarden dan op stal kunnen zetten in de nacht. [eisers] verwijten Bomenbank dat zij niet vooraf heeft gecontroleerd of omwonenden waren gewaarschuwd, en dat zij de bomen naast het weiland van [eisers] heeft behandeld zonder eerst te kijken of er paarden stonden in dat weiland.
4.4.
[eisers] stellen dat het onrechtmatig handelen van de gemeente en Bomenbank ertoe heeft geleid dat twee paarden die in het voorste deel van het weiland aan de [adres] stonden op hol zijn geslagen en in paniek door de afrastering van het weiland zijn gerend richting de stallen achter het huis. Daarbij is [naam paard 1] uitgegleden en ten val gekomen, waarna zij en haar ongeboren veulen enkele uren later zijn overleden. Het paard [naam paard 2] is gewond geraakt. [eisers] stellen dat hun schade bestaat uit de getaxeerde waarde van [naam paard 1] (€ 24.200,-), de op 13 mei en 14 mei 2022 gemaakte kosten van de dierenarts (€ 1.158,53), de reiskosten naar het Pathologisch Centrum in Utrecht (€ 67,20), en de kosten van de taxatie (€ 364,-), derhalve in totaal € 25.789,73.
De gemeente en Bomenbank
4.5.
De gemeente en Bomenbank voeren (afzonderlijk) gemotiveerd verweer.
4.6.
Beide betwisten zij onrechtmatig te hebben gehandeld. Ook betwisten zij de gestelde toedracht van het letsel bij [naam paard 2] en het overlijden van [naam paard 1] , dat er causaal verband bestaat met de uitgevoerde werkzaamheden, en de hoogte van het schadebedrag.
Bomenbank doet bovendien een beroep op eigen schuld aan de kant van [eisers] .
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Toedracht, causaal verband en omvang van de schade staan niet vast
5.1.
De rechtbank stelt vast dat partijen het niet eens zijn over de vraag wat er nu precies in de nacht van 12 mei op 13 mei 2022 is gebeurd met de paarden van [eisers] , en wat de oorzaak was van het overlijden van de merrie [naam paard 1] . Volgens de gemeente en Bomenbank staat niet vast dat de paarden die nacht in het weiland direct naast de [adres] stonden, dat zij als gevolg van de bestrijdingswerkzaamheden op hol zijn geslagen en gewond zijn geraakt, en dat de darmdraaiing waaraan [naam paard 1] blijkens het sectierapport in de ochtend van 13 mei 2022 is overleden, ook een gevolg hiervan was. Ter ondersteuning van het verweer is door de gemeente een briefrapport overgelegd van een dierenarts.
5.2.
Partijen zijn het evenmin eens over de omvang van de schade. De gemeente heeft een eigen taxatierapport overgelegd waarin de waarde van [naam paard 1] is gesteld op € 8.500,-, wat veel lager is dan de waarde van € 20.000,- die wordt genoemd in het door [eisers] overgelegde taxatierapport.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het voor een beoordeling van de vorderingen van [eisers] niet nodig is om vast te stellen wat er precies is gebeurd met de twee paarden, wat de precieze oorzaak is geweest van het overlijden van [naam paard 1] en wat de omvang van de schade is. Aan het eventueel verstrekken van bewijsopdrachten of het inwinnen van een deskundigenrapport komt de rechtbank dan ook niet toe. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de vorderingen van [eisers] moeten worden afgewezen omdat hoe dan ook geen sprake is geweest van onrechtmatig handelen van de gemeente en/of Bomenbank. De rechtbank zal dat hierna toelichten.
Geen onrechtmatig handelen van de gemeente
5.4.
Partijen zijn het er over eens dat op de gemeente de publieke taak rust om zorg te dragen voor bestrijding van de eikenprocessierups, en dat de gemeente hieraan uitvoering mag geven door onder meer het (laten) bespuiten van eikenbomen. Door [eisers] is ook niet gesteld dat de gemeente die werkzaamheden niet in de nacht mocht laten uitvoeren. Door de gemeente is toegelicht dat het behandelen bij voorkeur in de nacht plaatsvindt omdat dan de te bestrijden rupsen actief zijn en er weinig wind is waardoor het vernevelen (bespuiten) van de boombladeren effectiever kan gebeuren. Bovendien moet de bestrijding op veel plaatsen tegelijk in korte tijd gebeuren, zodat de bestrijdingscapaciteit optimaal, en dus ook ‘s nachts, moet worden ingezet.
5.5.
[eisers] stellen dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door hen niet vooraf te waarschuwen dat de nachtelijke werkzaamheden zouden gaan plaatsvinden. Zij stellen dat de gemeente, door geen deugdelijke aankondiging te doen, een inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van [eisers] en heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Bij dit laatste stellen [eisers] dat sprake is geweest van onrechtmatige gevaarzetting. Zij beroepen zich daartoe op de volgende omstandigheden:
  • het is evident dat de bestrijdingswerkzaamheden met veel lawaai en licht gepaard gaan, en in de nacht tot schrik-/paniekreacties van paarden kunnen leiden;
  • de gemeente was zich kennelijk bewust van het gevaar, nu zij naar eigen zeggen Bomenbank instructie gaf om vee en paarden in het oog te houden bij haar werkzaamheden;
  • een deugdelijke aankondiging is niet gedaan: de publicaties waar de gemeente zich op beroept hebben [eisers] niet bereikt, en daarin is bovendien niet duidelijk aangekondigd waar en wanneer de werkzaamheden zouden gaan plaatsvinden;
  • de gemeente had eenvoudig een briefje in de brievenbus kunnen doen bij de bewoners in het buitengebied waar het werk zou gaan plaatsvinden, [eisers] hadden dan hun paarden in de nacht op stal kunnen zetten.
5.6.
De gemeente voert ter verweer aan dat de bestrijdingswerkzaamheden in het buitengebied van [gemeente] al minimaal vijf jaar op deze manier plaatsvinden, ook aan de [adres] , en dat [eisers] dus uit ervaring weten dat, hoe en in welke periode dit gebeurt. Als eigenaars van paarden weten [eisers] volgens de gemeente ook wanneer de bestrijding zal gaan plaatsvinden omdat de processierups ook gevaarlijk is voor paarden, en paarden dus van eikenbomen moeten worden weggehouden als de rupsen komen. De gemeente stelt dat zij de werkzaamheden net als in voorgaande jaren tijdig en deugdelijk heeft aangekondigd, onder meer in het weekblad de [naam weekblad] , waarin alle gemeentelijke nieuwsberichten worden gepubliceerd. De gemeente meent dat van haar niet kan worden gevergd dat zij alle bewoners in het buitengebied persoonlijk waarschuwt door huis-aan-huis een brief af te geven als dergelijke werkzaamheden gaan plaatsvinden. De werkzaamheden veroorzaken volgens haar ook niet heel veel hinder, en incidenten zijn er in al die jaren nooit geweest. Volgens de gemeente hanteert Bomenbank de instructie voor haar medewerkers dat bij de werkzaamheden vee en paarden in het oog moeten worden gehouden om eventuele schrikreacties te vermijden. De gemeente meent daarmee alle voorzorgsmaatregelen te hebben getroffen die in redelijkheid van haar gevergd kunnen worden.
5.7.
De rechtbank overweegt het volgende. [eisers] verwijten de gemeente dat zij een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen of heeft laten voortbestaan, die schade heeft veroorzaakt, door de nachtelijke werkzaamheden aan de [adres] niet deugdelijk aan te kondigen. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de vraag of dit onrechtmatig is, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waaronder de grootte van de kans op een ongeval, de kenbaarheid van het gevaar, de ernst van de mogelijke gevolgen daarvan en de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen voorzorgsmaatregelen.
5.8.
Bij de mondelinge behandeling heeft de daar aanwezige projectleider van Bomenbank uitgelegd hoe het uitvoeren van de nachtelijke bestrijdingswerkzaamheden in zijn werk gaat. Een tractor met daarachter een nevelspuit met luchtondersteuning (een soort grote bladblazer) rijdt met lage snelheid (1 tot 5 km/u) langs de bomen. De pijp van de machine beweegt daarbij langzaam door de kroon van elke te behandelen boom. De blazer blijft steeds aan, ook als er niet wordt verneveld. Wat je hoort zijn de blazer, die een soort zoemend geluid maakt (als je heel dichtbij staat klinkt dat redelijk hard), en het geluid van de trekker die vaak wat hogere toeren draait. Het vernevelen zelf maakt geen extra geluid. Voor het zicht van de chauffeur wordt gebruik gemaakt van een lamp waarmee de kroon van de te behandelen bomen wordt verlicht.
5.9.
De rechtbank begrijpt hieruit dat de bestrijdingswerkzaamheden gepaard gaan met het nodige geluid en licht, wat een verstoring oplevert van de nachtelijke rust. Daarmee staat vast dat de werkzaamheden hinder opleveren. De gemeente erkent bovendien dat dieren in de aangrenzende weilanden zouden kunnen schrikken van dit geluid en licht, gezien haar verwijzing naar de instructie die Bomenbank met het oog daarop zou hanteren. De rechtbank is evenwel met de gemeente van oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat het geluid en het licht van de werkzaamheden een bijzonder gevaar opleveren voor die dieren. Aangenomen mag worden dat dieren die in het weiland naast de weg staan, gewend zijn aan lichten en geluiden van auto’s en landbouwvoertuigen. Het nachtelijk geluid van de blazer en het licht in de boomkruinen zou tot een schrikreactie kunnen leiden, maar naar het oordeel van de rechtbank was voor de gemeente redelijkerwijs niet te voorzien dat dieren in het weiland zo ernstig zouden kunnen schrikken dat zij op hol zouden slaan, door de afrastering zouden gaan en daarbij gewond of zelfs dodelijk gewond zouden kunnen raken, zoals volgens [eisers] hier het geval is geweest. De rechtbank neemt daarbij mee dat van de zijde van Bomenbank op de zitting is verklaard dat zij dit werk al twintig jaar doen en in al die jaren nog nooit een incident zoals dit hebben meegemaakt, terwijl zij ook bij maneges spuiten.
5.10.
Over de aankondiging van de bestrijdingswerkzaamheden door de gemeente overweegt de rechtbank het volgende. Met [eisers] is de rechtbank van oordeel dat het bericht van januari 2022 niet als een aankondiging van de werkzaamheden in mei kon gelden. Dit bericht bevatte informatie over het nestkastenproject. In het bericht van 3 mei 2022 stond wel vermeld dat bomen bespoten zouden gaan worden, ‘vooral ’s nachts en op plekken in het buitengebied’. Aan [eisers] kan worden toegegeven dat dit niet een heel duidelijke aankondiging van de werkzaamheden is. Zo staat er niet bij vermeld waar en wanneer er precies gewerkt gaat worden. Dit neemt niet weg dat als [eisers] het bericht van 3 mei 2022 hadden gelezen, en de nachtelijke werkzaamheden een gevaar zouden kunnen opleveren voor hun paarden, zoals zij stellen, het voor hen toch aanleiding had moeten zijn om de paarden voorlopig ’s nachts in de stal te zetten. [eisers] hebben het bericht echter niet gelezen. De gemeente heeft het bericht geplaatst op haar website, op haar Facebookpagina en in het gemeentelijk weekblad dat huis-aan-huis wordt bezorgd en waarin de gemeente al haar nieuwsberichten plaatst. Door [eisers] is onweersproken gesteld dat bij hen dit weekblad niet wordt bezorgd. De rechtbank is van oordeel dat de gemeente ervan uit mocht gaan dat de bewoners van die delen van het buitengebied waar het weekblad niet wordt bezorgd toch kennis nemen van de gemeentelijke nieuwsberichten, door een exemplaar van het weekblad mee te nemen vanuit de supermarkt of van andere plaatsen in de gemeente waar het weekblad gratis verkrijgbaar is, of door kennis te nemen van de website of Facebookpagina van de gemeente. Van [eisers] mocht bovendien verwacht worden dat zij omstreeks die tijd alert zouden zijn op een mogelijk bericht van de gemeente over de bestrijdingswerkzaamheden, omdat zij wonen aan een weg met eikenbomen en zij paarden hebben, waarvoor de eikenprocessierups gevaarlijk kan zijn. Het moge zo zijn, zoals [eisers] stellen, dat in het jaar ervoor (mei 2021) de eikenbomen bij hen aan de weg niet waren behandeld, maar door de gemeente is onweersproken gesteld dat het bespuiten van eikenbomen op verschillende plaatsen in het buitengebied van de gemeente al minimaal vijf jaar gebeurde.
5.11.
De rechtbank verwerpt het standpunt van [eisers] dat de gemeente hen middels een briefje in de brievenbus had moeten informeren. Uiteraard had de gemeente de bewoners van het buitengebied met een briefje kunnen informeren dat in een bepaalde week de werkzaamheden zouden gaan plaatsvinden. Dat dit heel bezwaarlijk was voor de gemeente, heeft de gemeente wel gesteld maar niet verder onderbouwd. Maar ook als dat niet heel bezwaarlijk was, ziet de rechtbank in de hiervoor omschreven omstandigheden van het geval, geen reden om te oordelen dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door het niet te doen. Door te volstaan met een algemene publicatie heeft de gemeente naar het oordeel van de rechtbank niet meer risico’s genomen dan redelijkerwijs verantwoord was.
5.12.
Nu de gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld, zal de vordering van [eisers] op die grond moeten worden afgewezen.
5.13.
Door [eisers] is ook een beroep gedaan op artikel 6:171 BW, dat een grondslag biedt voor aansprakelijkheid voor fouten van niet ondergeschikte hulppersonen. [eisers] verwijzen naar de fout die door Bomenbank zou zijn gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is dat artikel hier niet van toepassing omdat de bestrijding van de eikenprocessierups plaatsvond in het kader van de uitoefening van een gemeentelijke overheidstaak. Uit de parlementaire geschiedenis van boek 6 (pagina 729731) volgt dat artikel 6:171 BW niet geldt in de situatie dat de overheid opdrachtgever is (zie ook Hof ’s Gravenhage 20 mei 1999, ECLI:NL:GHSGR:1999:AD3054).
Geen onrechtmatig handelen van Bomenbank
5.14.
[eisers] verwijten Bomenbank dat zij niet vooraf heeft gecontroleerd of omwonenden waren gewaarschuwd, en dat zij de bomen naast het weiland van [eisers] heeft behandeld zonder eerst te kijken of er paarden stonden in dat weiland. Volgens [eisers] stonden [naam paard 1] en [naam paard 2] in het voorste gedeelte van het weiland, en brandde er die nacht straatverlichting, zodat het onbegrijpelijk is dat de tractorchauffeur ze niet zou hebben gezien.
5.15.
Bomenbank voert gemotiveerd verweer. Bomenbank stelt dat zij vooraf niet hoefde te controleren of omwonenden waren gewaarschuwd. Dit hoorde niet tot de opdracht die zij van de gemeente had gekregen en er was ook geen reden om dat te doen, aangezien de gemeente de aankondiging van de werkzaamheden had verzorgd, en de werkzaamheden bovendien elk jaar in dezelfde periode plaatsvinden. Bomenbank stelt dat voor de tractorchauffeurs de instructie geldt dat zij onder meer moeten letten op vee dat dichtbij de te behandelen bomen staat. Als dat het geval is, kan de chauffeur de spuit uitzetten en verder rijden, en dit melden aan de gemeente. Volgens Bomenbank kijkt een chauffeur rond binnen een afstand van ongeveer vijf meter, maar is het niet de bedoeling dat de chauffeur steeds uitstapt om de hele omgeving te bekijken. Bomenbank heeft hierbij opgemerkt dat paarden in het buitengebied geacht worden om het geluid van landbouwvoertuigen te kunnen verdragen. Bomenbank voert deze werkzaamheden naar eigen zeggen al twintig jaar uit, ook bij maneges, zonder dat zich eerder incidenten hebben voorgedaan. Bomenbank merkt op dat de chauffeur in kwestie niet door het weiland reed waarin de paarden van [eisers] zouden hebben gestaan, maar over de openbare weg. Hij heeft volgens Bomenbank de paarden van [eisers] niet waargenomen.
5.16.
De rechtbank is met Bomenbank van oordeel dat Bomenbank niet hoefde te controleren of alle omwonenden wisten van de werkzaamheden. De gemeente had de werkzaamheden aangekondigd en Bomenbank mocht ervan uit gaan dat de bewoners daarmee voldoende waren gewaarschuwd.
5.17.
De rechtbank ziet ook overigens geen grond om te oordelen dat Bomenbank onrechtmatig heeft gehandeld door niet eerst goed te kijken of er paarden stonden in het weiland van [eisers] . In de eerste plaats staat niet vast dat de paarden [naam paard 1] en [naam paard 2] in de voorste wei stonden, die grenst aan de [adres] . Bomenbank heeft dit betwist, en door [eisers] is dit niet onderbouwd, bijvoorbeeld met verklaringen van getuigen of met stukken waaruit kan blijken op welke plaats de afrastering van het weiland door de wegvluchtende paarden was beschadigd. Maar ook als de paarden daar wel stonden, is het heel wel mogelijk dat de chauffeur ze niet heeft kunnen zien. Mogelijk waren de paarden al gevlucht voordat de chauffeur ter hoogte van het weiland aankwam, nu vaststaat dat er bomen in de hele straat zijn behandeld en de paarden de tractor dus al vanuit de verte konden horen aankomen. Ook is het mogelijk dat de paarden achter in de weide stonden toen de chauffeur daar reed. Op de zitting hebben [eisers] aangegeven dat hun weiland in totaal een oppervlakte heeft van 1,8 hectare, en hebben zij de afmetingen van het gedeelte van het weiland waar [naam paard 1] en [naam paard 2] volgens hen stonden, geschat op ongeveer 25 bij 30 meter. Uitgaande van een totale oppervlakte van 1,8 hectare van het in vier delen opgesplitste weiland, in combinatie met de luchtfoto en getekende plattegrond die door [eisers] zijn overgelegd, moet de diepte (bezien vanaf de weg) van dat voorste deel van het weiland naar het oordeel van de rechtbank echter worden geschat op minimaal 50 meter. Dat de chauffeur in het nachtelijk donker de paarden op die afstand moest kunnen zien, staat naar het oordeel van de rechtbank niet vast. De rechtbank is bovendien met Bomenbank van oordeel dat van de chauffeur niet hoefde te worden verwacht dat hij bij elk weiland zou uitstappen om te onderzoeken of er dieren in de wei stonden. De rechtbank acht hierbij mede van belang wat zij hiervoor onder 5.8 en 5.9 heeft geoordeeld over de kenbaarheid van het gevaar, de kans op ongevallen en de ernst van de mogelijke gevolgen daarvan. De chauffeur kon volstaan met te kijken of er dieren dichtbij de te behandelen bomen stonden. Dat dit hier het geval was, is niet gesteld of gebleken.
5.18.
De rechtbank ziet dan ook geen grond om aan te nemen dat Bomenbank onrechtmatig tegenover [eisers] heeft gehandeld. De vordering van [eisers] zal op die grond worden afgewezen.
De kosten
5.19.
[eisers] krijgen in deze procedure ongelijk en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
5.20.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de gemeente als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.532,00
(2,00 punten × € 766,00)
Totaal
4.369,00
5.21.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Bomenbank als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.532,00
(2,00 punten × € 766,00)
Totaal
4.369,00
5.22.
De wettelijke rente over deze proceskosten zal worden toegewezen zoals door de gemeente en Bomenbank gevorderd.
5.23.
De door de gemeente en Bomenbank gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
ten aanzien van de gemeente:
6.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot dit vonnis vastgesteld op € 4.369,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten van de gemeente, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
ten aanzien van Bomenbank:
6.4.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Bomenbank tot dit vonnis vastgesteld op € 4.369,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.5.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten van Bomenbank, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
ten aanzien van alle partijen:
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Zandman en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.