ECLI:NL:RBOBR:2024:3377

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
24/1923
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep wegens niet tijdig beslissen door eiseres tegen het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 15 maart 2022. De aanvraag van eiseres betreft een verzoek om herbeoordeling van het uitkeringsrecht van haar (ex-)werknemer, dat eerder was toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres na het laatste contact met het UWV meer dan een jaar heeft gewacht voordat zij beroep instelde. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een standpunt in te nemen over de tijdigheid van haar beroep. De rechtbank wijst erop dat een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden is, maar dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het onredelijk laat is ingediend. In dit geval heeft eiseres haar aanvraag op 15 maart 2022 ingediend en het UWV heeft op 18 juli 2022 een dwangsombesluit genomen. Eiseres heeft pas op 10 april 2024 beroep ingesteld, wat de rechtbank als onredelijk laat beschouwt. De rechtbank heeft beide partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunt in te nemen, maar er is geen reactie ontvangen. Daarom concludeert de rechtbank dat het beroep van eiseres onredelijk laat is ingediend en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1923

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam] , MSc),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. T.P.A.W. Hanenberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 15 maart 2022. De aanvraag van eiseres ziet op een verzoek om herbeoordeling van het uitkeringsrecht van haar (ex-)werknemer [naam] dat haar eerder is toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. Een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet aan een termijn gebonden. [2] Een dergelijk beroep is evenwel niet-ontvankelijk is als het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. [3] In de wetsgeschiedenis bij die bepaling is verwezen naar rechtspraak waarin een beroep als onredelijk laat werd aangemerkt in het geval waarin een belanghebbende na de laatste brief van het bestuursorgaan ruim een jaar lang niets van zich liet horen en toen alsnog beroep instelde. [4]
Is het beroep ontvankelijk?
4. Eiseres heeft haar aanvraag gedateerd op 15 maart 2022 en die is door het UWV ontvangen op 16 maart 2022. Eiseres heeft het UWV met een op 12 mei 2022 gedateerd formulier – door het UWV ontvangen op 13 mei 2022 – in gebreke gesteld. Deze ingebrekestelling heeft geleid tot een dwangsombesluit van het UWV van 18 juli 2022 waarbij eiseres de maximale wettelijke dwangsom van € 1.442 is toegekend. Uit de beschikbare zaakstukken blijkt niet dat nadien tussen partijen is gecommuniceerd over het verzoek om herbeoordeling.
5. Eiseres heeft met een brief van 10 april 2024 – door de rechtbank ontvangen op 12 april 2024 – beroep ingesteld gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag van 15 maart 2022. Dit betekent dat eiseres na de laatste brief van het bestuursorgaan (van 18 juli 2022) ruim een jaar lang niets van zich liet horen en toen alsnog een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit instelde.
6. De rechtbank heeft met een brief van 11 juni 2024 zowel eiseres als het UWV in de gelegenheid gesteld om een gemotiveerd standpunt in te nemen met betrekking tot de vraag of het beroep van eiseres wegens niet tijdig beslissen al dan niet moet worden aangemerkt als onredelijk laat ingesteld en om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Beide partijen hebben hiertoe een termijn gekregen van vier weken. Zowel eiseres als het UWV hebben niet (binnen de gestelde termijn) gereageerd.
7. Bij deze stand van zaken laten de beschikbare zaakstukken geen andere conclusie toe dan dat het beroep van eiseres onredelijk laat is ingediend. Het beroep moet om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. P. van Berkel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:12, eerste lid, van de Awb.
3.Dit staat in artikel 6:12, vierde lid, van de Awb.
4.Kamerstukken II 2005-06, 30435, nr. 3, p. 17-18.