ECLI:NL:RBOBR:2024:3492
Rechtbank Oost-Brabant
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Herziening van uitkeringsbesluiten op grond van de Wet WIA en de juridische betekenis van eerdere besluiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de herziening van uitkeringsbesluiten op grond van de Wet WIA. Eiser had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar was het niet eens met de hoogte van deze uitkeringen en had daartegen bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslissingen op bezwaar van het UWV in rechte vaststonden, omdat eiser geen beroep had ingesteld tegen deze besluiten. Eiser heeft op 27 november 2022 om herziening van deze besluiten gevraagd, na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met zijn voormalige werkgever, die invloed had op zijn loon en daarmee op zijn uitkeringen.
Het UWV heeft de herzieningsverzoeken op 31 juli 2023 en 2 augustus 2023 ingewilligd, maar eiser was van mening dat het UWV niet tijdig had beslist op zijn verzoek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het UWV wel degelijk op het herzieningsverzoek heeft beslist en dat de eerdere besluiten op bezwaar juridisch geen betekenis meer hebben. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, omdat hij met de herzieningsbesluiten heeft gekregen waar hij om vroeg. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verzekeringsmaatschappij van eiser de nieuwe besluiten niet accepteert, maar dat dit standpunt onjuist is, aangezien de eerdere besluiten niet meer bestaan. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat het beroep ongegrond werd verklaard. Eiser heeft het recht om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.