ECLI:NL:RBOBR:2024:4424

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
C/01/404815 / HA ZA 24-339
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid vertegenwoordiging in vennootschapsrechtelijke procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 25 september 2024 een vonnis in incident gewezen. De zaak betreft een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [eiseres 1] B.V. en [eiseres 2] B.V., waarbij [eiseres 2] B.V. door [gedaagde 1] B.V. niet ontvankelijk werd verklaard in haar vordering. De gedaagden stelden dat [eiseres 2] niet rechtsgeldig was vertegenwoordigd, omdat de vertegenwoordiging niet correct was geregeld volgens de statuten en het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelde dat de algemene vergadering van aandeelhouders (AvA) niet rechtsgeldig was bijeengeroepen en dat de besluiten die op [datum] 2024 zouden zijn genomen, niet geldig waren. Hierdoor bleef [gedaagde 1] B.V. als bestuurder van [eiseres 2] B.V. in functie, en was [eiseres 2] niet bevoegd om in deze procedure op te treden. De rechtbank besloot dat [eiseres 2] niet ontvankelijk was in haar vordering en dat er geen proceskosten aan haar konden worden opgelegd. Wel werd [eiseres 1] in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de proceskosten, aangezien zij mogelijk als opdrachtgever had opgetreden. De proceskosten van de gedaagden in het incident werden begroot op €792,00. De rechtbank hield verdere beslissingen aan in zowel het incident als de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/404815 / HA ZA 24-339
Vonnis in incident van 25 september 2024
in de zaak van

1.[eiseres 1] B.V.,

te [plaats] ,
eiseres in de hoofdzaak
2.
[eiseres 2] B.V.,
te [plaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna afzonderlijk [eiseres 1] en [eiseres 2] te noemen en samen: [eisers] (vrouwelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. E. El-Sharkawi,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats]
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
hierna afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te noemen en samen: [gedaagden] (vrouwelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. T. Meevis.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het herstelexploot,
- de conclusie van antwoord tevens incident tot niet-ontvankelijkheid [eiseres 2] B.V.,
- de conclusie van antwoord in incident,
- de akte uitlating producties van [gedaagden]
1.2.
Vervolgens is bepaald dat vonnis in het incident zal worden gewezen.

2.Het geschil in het incident en de beoordeling daarvan

2.1.
[gedaagden] vordert [eiseres 2] niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Zij legt hieraan ten grondslag dat [eiseres 2] niet bevoegd wordt vertegenwoordigd in deze procedure. Volgens [eiseres 2] wordt zij bevoegd vertegenwoordigd in deze procedure.
2.2.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.3.
Een besloten vennootschap zoals [eiseres 2] wordt vertegenwoordigd door haar bestuur (artikel 2:240 BW). Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde 1] in ieder geval tot [datum] 2024 het bestuur vormde van [eiseres 2] .
2.4.
Volgens [eiseres 2] is [eiseres 1] vanaf [datum] 2024 bestuurder geworden (en is [gedaagde 1] dat sindsdien niet meer), omdat op die dag bij besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders (“AvA”) van [eiseres 2] [gedaagde 1] is ontslagen als bestuurder en [eiseres 1] tot bestuurder is benoemd. Dit standpunt deelt de rechtbank niet. Aan de AvA behoort de bevoegdheid om bestuurders te ontslaan en te benoemen (artikel 12 van de statuten van [eiseres 2] , productie 10 dagvaarding). Dat een AvA op [datum] 2024 heeft plaatsgevonden is de rechtbank echter niet gebleken. Tot het bijeenroepen van een AvA is namelijk op grond van artikel 15 lid 4 van de statuten van [eiseres 2] het
bestuurbevoegd. In dit geval was dat toen [gedaagde 1] en [gedaagde 1] had deze bijeenkomst niet bijeengeroepen. [gedaagde 1] was verder ook niet bij de bijeenkomst aanwezig, zij had aangegeven er niet bij aanwezig te zijn en niet is gebleken dat zij voor het bijeenroepen een andere partij had gemachtigd. De bijeenkomst van [datum] 2024 kwalificeert dan niet als een AvA.
2.5.
Daarnaast is het niet gebleken dat aan de eisen voor besluitvorming buiten een AvA was voldaan. Artikelen 15 lid 6 en artikel 19 van de statuten van [eiseres 2] laten deze mogelijkheid toe, maar voorwaarde daarvoor is dat
alleaandeelhouders schriftelijk hebben ingestemd met deze wijze van besluitvorming / het nemen van besluiten en dat aan deze voorwaarde voor de besluiten genomen op [datum] 2024 was voldaan, is niet gebleken.
2.6.
Tot slot volgt weliswaar uit de wet dat ook aandeelhouders (in plaats van het bestuur) bevoegd kunnen zijn om een AvA bijeen te roepen, maar daarvoor is een rechterlijke machtiging nodig (artikel 2:220 lid 1 BW) en dat die was afgegeven is niet gebleken.
2.7.
De conclusie is dan ook dat het niet is gebleken dat op [datum] 2024 [gedaagde 1] door de AvA is ontslagen als bestuurder met benoeming van [eiseres 1] tot bestuurder. Zodoende is [gedaagde 1] nog steeds bestuurder (en niet [eiseres 1] ). Dit betekent dat [eiseres 2] niet bevoegd is vertegenwoordigd in deze procedure. De vordering om [eiseres 2] niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering wordt dan ook toegewezen.
2.8.
Omdat [eiseres 2] niet rechtsgeldig is verschenen in het geding is er geen aanleiding om haar te veroordelen in de proceskosten in het incident. Op grond van het bepaalde in artikel 245 lid 1 Rv is de rechtbank voornemens [eiseres 1] als (mogelijke) opdrachtgever voor de procedure namens [eiseres 2] te veroordelen in de proceskosten. Uit de stukken leidt de rechtbank namelijk vooralsnog af dat [eiseres 1] mr. El-Sharkawi opdracht heeft gegeven mede namens [eiseres 2] te procederen, onder meer omdat een dagvaarding namens [eiseres 1] en [eiseres 2] is uitgebracht (waarvoor naar de rechtbank veronderstelt ook [eiseres 1] akkoord moet hebben gegeven).
Voordat wordt beslist over wie de proceskosten moet betalen wordt, gelet op het bepaalde in artikel 245 lid 2 Rv, [eiseres 1] in de gelegenheid gesteld bij akte haar standpunt hierover naar voren te brengen.
2.9.
De proceskosten van [gedaagden] in het incident worden alvast begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus verhoging als niet tijdig aan de veroordelingen wordt voldaan)
Totaal
792,00

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
stelt [eiseres 1] in de gelegenheid zich uiterlijk op
woensdag 9 oktober 2024bij akte uit te laten over het bepaalde in r.o. 2.8.,
3.2.
stelt [gedaagden] in de gelegenheid uiterlijk twee weken na hiervoor vermelde datum een antwoordakte te nemen,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.