ECLI:NL:RBOBR:2024:45

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/01/397733 / HA ZA 23-664
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen tot voegingen afgewezen en vrijwaring toegewezen in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft de rechtbank op 3 januari 2024 een tussenuitspraak gedaan in een incident. De eiser in de hoofdzaak, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M. Molkenboer, had vorderingen tot voeging ingediend met betrekking tot een andere aanhangige zaak tussen partijen A en B. De eiser stelde dat beide zaken verknocht zijn door een leveringsakte die centraal staat in beide procedures. De notaris, die ook betrokken was, steunde deze vordering tot voeging.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vorderingen tot voeging moesten worden afgewezen. De rechtbank overwoog dat voeging zou leiden tot vertraging in de procedure van de zaak A/B, die zich al in een gevorderd stadium bevond. De rechtbank benadrukte het belang van voortgang in de procedure en dat er geen reëel risico was op tegenstrijdige beslissingen, aangezien de zaken verschillende rechtsvragen betroffen.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de notaris tot oproeping van B in vrijwaring toegewezen. De notaris stelde dat hij aansprakelijk kon worden gesteld door de eiser in de hoofdzaak vanwege een beroepsfout, en dat B gehouden was om schade te vergoeden. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor deze vordering niet waren weersproken en dat de oproeping in vrijwaring gerechtvaardigd was.

De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De zaak zal op 14 februari 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/397733 / HA ZA 23-664
Vonnis in incident van 3 januari 2024
in de zaak van
[eiser in de hoofdzaak],
te [plaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident tot voeging,
verweerder in het incident tot vrijwaring,
hierna te noemen: [eiser in de hoofdzaak] ,
advocaat: mr. J.M. Molkenboer te Tilburg,
tegen

1.W&S B.V.,

te Valkenswaard,
2.
[gedaagde sub 2 in de hoofdzaak],
te [plaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident tot voeging,
eisers in het incident tot vrijwaring,
hierna samen te noemen: de notaris (mannelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. V.J.N. van Oijen te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, van [eiser in de hoofdzaak] ,
- de incidentele conclusie tot voeging, van [eiser in de hoofdzaak] ,
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring en voeging, van de notaris,
- de akte in het incident tot oproeping in vrijwaring, van [eiser in de hoofdzaak]
- een akte met lijst van producties, van de notaris.
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling in de incidenten

De vorderingen tot voeging
2.1.
[eiser in de hoofdzaak] vordert in het incident deze zaak te voegen met de zaak tussen [A] (hierna: [A] ) en [B] (hierna: [B] ) die aanhangig is bij deze rechtbank onder zaak-/rolnummer 367658 / HA ZA 21-101 (hierna: de zaak [A] / [B] )). Hij legt hieraan ten grondslag dat de onderhavige zaak en de zaak [A] / [B] aan elkaar verknocht zijn, omdat in beide zaken een leveringsakte centraal staat, waarmee een woning van [B] aan [eiser in de hoofdzaak] al dan niet geleverd is.
2.2.
Ook de notaris vordert voeging zoals door [eiser in de hoofdzaak] gevorderd. Hij legt daaraan ten grondslag dat in de zaak [A] / [B] een oordeel zal worden gegeven over de rechtsgeldigheid van een koopovereenkomst en levering en dat dit oordeel ook consequenties heeft voor de rechtsrelatie tussen [eiser in de hoofdzaak] en de notaris (en tussen [B] en de notaris, als [B] in vrijwaring wordt opgeroepen). Verder kan als de zaken worden gevoegd worden bezien of partijen gezamenlijk tot een oplossing kunnen, aldus de notaris.
2.3.
De rechtbank heeft ambtshalve kennisgenomen van de stukken in de zaak [A] / [B] en overweegt als volgt.
2.4.
In artikel 222 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat voeging kan worden gevorderd in het geval voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn [1] . De rechtbank kan ook ambtshalve zaken voegen.
2.5.
Voor de vraag of zaken moeten worden gevoegd is een belangenafweging op haar plaats. Doel van de voeging is het voorkomen van tegenstrijdige beslissingen en het voorkomen van dubbel werk door het voeren van meerdere procedures over hetzelfde onderwerp. De rechtbank dient daartegenover, mede vanwege de belangen van partijen, ook de voortgang van de procedure te bewaken (artikel 20 Rv). Daarbij dient niet alleen te worden gekeken naar het belang van de partijen in de zaak waarin de vordering tot voeging is gedaan (in casu: onderhavige zaak), maar ook naar het belang van de partijen in de zaak waarmee voeging wordt gevorderd (in casu: de zaak [A] / [B] ).
2.6.
In het licht van dit beoordelingskader is de rechtbank van oordeel dat de vorderingen tot voeging moeten worden afgewezen.
2.7.
De voeging van beide zaken zal voor de procedure [A] / [B] vertragend werken.
2.8.
De zaak [A] / [B] loopt al lang en die zaak bevindt zich naar het zich laat aanzien in de laatste fase, aangezien de oorspronkelijke partijen ( [A] en [B] ) schriftelijk en mondeling hun standpunten weer hebben kunnen geven en de rechtbank de door haar benodigde inlichtingen heeft kunnen verkrijgen van die partijen. Alleen dient er nog een mondelinge behandeling te worden gepland zodat ook van de recent opgeroepen derde in die zaak ( [eiser in de hoofdzaak] ) inlichtingen kunnen worden verkregen en hij zich kan uitlaten. Naar verwachting kan daarna een vonnis worden gewezen.
2.9.
In de onderhavige zaak dient daarentegen meer te gebeuren, aangezien de notaris nog geen conclusie in antwoord heeft genomen en er nog geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Daarnaast is verdere vertraging te verwachten, omdat de gevorderde vrijwaring in de onderhavige zaak zal worden toegewezen (zoals hierna wordt toegelicht). Het toewijzen van de vordering tot oproeping in vrijwaring betekent dat ook de derde ( [B] ) moet worden opgeroepen en dat hij de gelegenheid moet krijgen zich uit te laten.
2.10.
Verder is in de zaak [A] / [B] ook een vordering tot voeging gedaan (namelijk met onderhavige zaak) en heeft [A] daartegen verweer gevoerd, onder andere omdat voeging volgens haar vertragend zal werken.
2.11.
Aangezien de voeging van beide zaken (met name voor de zaak [A] / [B] ) vertragend zal werken, is er belang om beide zaken niet te voegen. Zeker omdat de zaak [A] / [B] al lang loopt en de vrouw verweer heeft gevoerd tegen de voeging vanwege het vertragende effect, is dit een belang dat naar het oordeel van de rechtbank in acht moet worden genomen.
2.12.
Hiertegenover is van een belang om beide zaken te voegen onvoldoende gebleken.
2.13.
Dat er een risico is voor tegenstrijdige beslissingen of dat er dubbel werk moet worden verricht is de rechtbank niet gebleken (en ook niet gesteld). De zaken gaan immers over verschillende rechtsvragen:
  • gezien het gevoerde verweer gaat het voor de voeging relevante deel van de zaak [A] / [B] over de vraag of het beroep van [A] op het ontbreken van de rechtsgeldigheid / vernietiging / nietigheid van de levering(akte) als misbruik van recht/bevoegdheid kan worden gekwalificeerd,
  • de onderhavige zaak gaat het over de vraag of de notaris een beroepsfout heeft gemaakt (doordat hij een onjuiste leveringsakte heeft opgemaakt) en of de notaris gehouden is schade te vergoeden aan [eiser in de hoofdzaak] .
2.14.
Het is weliswaar juist dat, zoals [eiser in de hoofdzaak] en de notaris hebben aangevoerd, de rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst / leverings(akte) in beide zaken aan de orde zal zijn. Dat betekent echter nog niet dat er een reëel risico is voor tegenstrijdige beslissingen. [A] heeft in de zaak [A] / [B] gesteld dat de koopovereenkomst / levering(sakte) niet rechtsgeldig is. Met dit standpunt zijn [B] , de notaris en [eiser in de hoofdzaak] bekend. Zij hebben ook allen (in een van beide zaken) stukken ingediend, nadat zij bekend waren met dit standpunt. Uit geen van de door deze partijen ingediende stukken is gebleken dat zij gemotiveerd het ontbreken van rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst / leverings(akte) (zullen) betwisten.
2.15.
De rechtbank geeft bovendien partijen mee dat zij de uitkomst van de zaak [A] / [B] in de onderhavige zaak aan de rechtbank kunnen mededelen, ter beperking van het risico op tegenstrijdige (delen van) uitspraken.
2.16.
Aangezien er een belang is tegen voeging en van een belang voor voeging onvoldoende is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat de vorderingen tot voeging moeten worden afgewezen.
2.17.
De notaris heeft aangevoerd dat als de zaken worden gevoegd kan worden bezien of partijen gezamenlijk tot een oplossing kunnen. Dat is weliswaar juist, maar ook zonder dat de zaken worden gevoegd kan dit door partijen worden bezien. Omdat verder niet is geconcretiseerd waarom het voor een mogelijke schikking nodig is dat de zaken worden gevoegd, is dit geen reden voor toewijzing van de vordering tot voeging.
De vrijwaring
2.18.
De notaris vordert hem toe te staan [B] in vrijwaring op te roepen. Hij legt hieraan, samengevat, ten grondslag dat als hij jegens [eiser in de hoofdzaak] aansprakelijk is in verband met de door [eiser in de hoofdzaak] gestelde beroepsfout, [B] gehouden is schade aan de notaris te vergoeden. [B] is daartoe gehouden, omdat hij de notaris onjuist heeft geïnformeerd over zijn burgerlijke status en hij een woning heeft verkocht en (doen) leveren terwijl hij wist dat hij dat niet kon doen. De notaris heeft een regresvordering op [B] , althans [B] heeft onrechtmatig gehandeld jegens de notaris, althans er is sprake van ongerechtvaardigde verrijking, aldus de notaris.
2.19.
[eiser in de hoofdzaak] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.20.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de notaris hem toe te staan [B] in vrijwaring op te roepen moet worden toegewezen, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vorderingen kunnen dragen.
De proceskosten
2.21.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van dat partijen in de incidenten tot voeging ten opzichte van elkaar in het ongelijk zijn gesteld en kan in het incident tot vrijwaring evenmin een van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beoordeling

in de incidenten
3.1.
staat toe dat [B] door de notaris wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van
woensdag 14 februari 2024,
3.2.
compenseert de kosten van de incidenten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.3.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 14 februari 2024voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2024.

Voetnoten

1.In artikel 222 lid 1 Rv is ook de situatie beschreven dat voor eenzelfde rechter zaken aanhangig zijn tussen dezelfde partijen die procederen over hetzelfde onderwerp, maar die situatie is hier niet aan de orde.