Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 oktober 2024 in de zaak tussen
Milieuvereniging Land van Cuijk, uit Mill, de milieuvereniging
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Land van Cuijk,het college (gemachtigden: mr. B.A.A. Lucas-Jasperse en F.H.A. van Bergen).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten “handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening” en “een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM)”. Deze activiteiten staan genoemd in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c en onder i, van de Wabo. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o, van de Wabo, in combinatie met artikel 4, zevende lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (het Bor).
Kern van het geschil
Het Verdrag bevat verder geen aanwijzingen dat onder het begrip “vergassen” ook vergisten moet worden begrepen.
Strijd met de provinciale verordening
De milieuvereniging miskent volgens het college de samenhang tussen artikel 2.77 en artikel 3.49 van de IOV, aldus het college.
De uitzondering op mestbewerking in landelijk gebied die in artikel 3.49, derde lid, voor lokale en geconcentreerde mestbewerking is opgenomen, heeft, gelezen de redactie van dat artikel, alleen betekenis als het bestemmingsplan in strijd is met de voorwaarden die in het eerste lid van artikel 3.49 van de IOV worden genoemd voor mestbewerking in landelijk gebied. Bovendien is een uitzondering pas nodig als het verbod om mestbewerking uit te breiden van toepassing is. Uit artikel 3.49, eerste lid, aanhef en onder d, volgt echter dat bewerking van ter plaatse geproduceerde mest door gemeenten niet moet worden verboden.
Dan is het ook niet logisch om het rechtstreeks werkende verbod daarop van toepassing te laten zijn.
Een dergelijke uitleg acht de rechtbank te verstrekkend en, zoals hiervoor weergegeven, niet logisch. Zij heeft in ieder geval in de IOV geen goede reden kunnen vinden waarom aan het verbod in de IOV een dergelijk ruime strekking zou moeten worden toegekend.
- alleen - om de bewerking van mest. Bij monovergisting is mest dus het enige bestanddeel voor het produceren van gas, terwijl bij co-vergisting naast mest ook andere bestanddelen worden toegevoegd zoals biomassa. Steun voor deze opvatting vindt de rechtbank verder in de nota van toelichting bij het Besluit omgevingsrecht, waarbij onderdeel 7 is geïntroduceerd. [4] Daarin staat kort weergegeven dat onderdeel 7 betrekking heeft op een installatie voor co-vergisting bij een agrarisch bedrijf.
Conclusie en gevolgen
- 1 punt voor het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 624,00;
- 1 punt voor het bijwonen van de bezwaarzitting (€ 624,00);
- 1 punt voor beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,00;
- 1 punt voor het bijwonen van de zitting in beroep (€ 875,00).
In totaal bedragen de proceskosten die aan de milieuvereniging worden toegekend € 2.998,00.
Beslissing
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt het college in de proceskosten van de milieuvereniging tot een bedrag van € 2.998,00;
- bepaalt dat het college het door de milieuvereniging betaalde griffierecht (€ 365,00) aan haar moet betalen.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2024.
Informatie over hoger beroep
Bijlage
4. Elke Partij voorziet in vroegtijdige inspraak, wanneer alle opties open zijn en doeltreffende inspraak kan plaatsvinden. (…).
(…).
mestbewerking:
(…).
“het omzetten van koolhydraten door micro-organismen door middel van een anaeroob dissimilatieproces (waarbij biogas wordt geproduceerd).”
Artikel 2.77 Mestbewerking
1. Totdat een bestemmingsplan in overeenstemming is met artikel 3.49, derde lid, en artikel 3.74 Afwijkende regels niet-agrarisch bedrijf mestbewerking geldt, gelet op artikel 4.1, derde lid, Wet ruimtelijke ordening, dat een toename van de bestaande gebruiksoppervlakte voor mestbewerking binnen Landelijk gebied is verboden.
Artikel 3.49 Veehouderij in Landelijk gebied
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied Sint Anthonis 2013”(23 augustus 2016).
In lid 1.119 wordt de definitie van het begrip 'mestbewerking' vervangen door de volgende definitie:
(…).
met daaraan ondergeschikt:
(…).
(…).
Bouwwerken ten behoeve van mestbewerking zijn niet toegestaan.
Afwijken van de bouwregels voor locatiegebonden mestbewerking (sublid 7.3.2)