ECLI:NL:RBOBR:2024:519
Rechtbank Oost-Brabant
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake WOZ-waarde woning en vergelijkingsmethode
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van een twee-onder-een-kapwoning in [woonplaats], had beroep ingesteld tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Bladel, die de waarde voor het kalenderjaar 2022 op € 325.000 had vastgesteld. De heffingsambtenaar had deze waarde onderbouwd met een taxatierapport van taxateur A.L.M. Keeris, waarin drie vergelijkingsobjecten werden gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten, en dat de waardebepaling niet op onjuiste uitgangspunten berustte.
Eiser betwistte de vastgestelde waarde en stelde een lagere waarde van € 272.000 voor, maar onderbouwde deze claim niet. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar zijn stelling voldoende had onderbouwd en dat het beroep ongegrond was. De rechtbank wees erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.