ECLI:NL:RBOBR:2024:5467

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
WR 24/008
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid

Op 18 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking van de rechters mr. J.H.L.M. Snijders, mr. S.J.W. Hermans en mr. E.C.L. Pechaczek afgewezen. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun raadsman mr. I. Appel, stelden dat de rechters vooringenomen waren omdat zij een aanhoudingsverzoek hadden afgewezen, waardoor de verdediging niet in staat was om kennis te nemen van cruciale gegevens en stukken in hun strafzaak. De rechters gaven aan dat het afwijzen van het aanhoudingsverzoek een procesbeslissing was en dat de verzoekers de schijn van partijdigheid niet konden onderbouwen. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was en dat de wrakingsgrond niet voldeed aan de hoge drempel die vereist is voor een succesvolle wraking. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 24-008
Beslissing van 18 maart 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het mondelinge verzoek op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
raadsman mr. I. Appel, advocaat te Amsterdam,
en
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigd raadsman mr. I. Appel, advocaat te Amsterdam,
hierna gezamenlijk te noemen: de verzoekers,
strekkende tot de wraking van
mr. J.H.L.M. Snijders, mr. S.J.W. Hermans en mr. E.C.L. Pechaczek, respectievelijk voorzitter en leden van de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant,
hierna gezamenlijk te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 18 maart 2024, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld, met als bijlagen de pleitnota van de raadsman en het schriftelijk standpunt van de officier van justitie (hierna: het proces-verbaal);
  • de schriftelijke reactie van mr. S.J.W. Hermans, namens de rechters.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 18 maart 2024 (hierna: de mondelinge behandeling) zijn verschenen:
- verzoeker [naam] , bijgestaan door zijn raadsman mr. I. Appel;
- de rechters;
- de officier van justitie mr. C. Goedegebuure.
Bij die gelegenheid heeft mr. Appel namens verzoekers het wrakingsverzoek nader toegelicht en hebben de rechters hun standpunt nader toegelicht. Tevens heeft de officier van justitie het woord gevoerd.
Na de sluiting van het onderzoek en beraad heeft de wrakingskamer op 18 maart 2024 haar beslissing en -in de kern- de motivering daarvan aanstonds mondeling medegedeeld. Een en ander is nadien op schrift gesteld.

2.Het wrakingsverzoek en de reactie van de rechters daarop

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de strafzaken met de parketnummers 01.993262.21 en 01.993290.21.
2.2
Verzoekers hebben blijkens het proces-verbaal en zoals nader toegelicht bij de mondelinge behandeling het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd.
De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging om de behandeling van de zaken aan te houden afgewezen. Dat heeft als gevolg dat de behandeling van de zaken, waaronder de ondervraging van de verzoekers als verdachten en het houden van het pleidooi, wordt voortgezet terwijl de verdediging geen kennis heeft kunnen nemen van de SKY, Anom en GPS data via [naam] .
Door verder te gaan met het onderzoek ter terechtzitting op basis van een onvolledig dossier en daarbij de proceshouding van verzoekers mee te wegen hebben de rechters de schijn van partijdigheid op zich geladen. De rechters vinden deze data en stukken kennelijk niet relevant voor de ondervraging, de proceshouding van de verzoekers en het pleidooi. Kennisname van deze data via [naam] en van de stukken van het strafrechtelijk onderzoek ‘ [naam] ’ is echter voor de raadsman noodzakelijk om de verzoekers adequaat te adviseren over hun proceshouding en het pleidooi. Het openbaar ministerie heeft op 22 februari 2022 toegezegd dat de verdediging kennis kan nemen van deze data via [naam] , maar dat is niet tijdig gelukt.
2.3
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten. Zij hebben -samengevat- aangevoerd dat het aanhoudingsverzoek van mr. Appel is afgewezen op inhoudelijke gronden. Het betreft een processuele beslissing van de rechtbank, die verzoekers onwelgevallig is. Zo’n beslissing levert geen grond voor wraking op.
De rechtbank heeft de raadsman in de gelegenheid gesteld om, na kennisneming van de data via [naam] , op een later tijdstip desgewenst eventueel aanvullend pleidooi te voeren. Voor zover de raadsman in de veronderstelling is dat hij alleen op 19 maart 2024 kan pleiten, is dat een misvatting.
De tot op dat moment kenbare proceshouding van verzoekers is niet meegenomen in de beoordeling van het verzoek van kennisname van de data via [naam] , maar uitsluitend in de beoordeling van het verzoek om het toevoegen aan het dossier van -kort gezegd- stukken uit het strafrechtelijk onderzoek ‘ [naam] ’.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van artikel 512 Sv kan een rechter alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2
De beslissing van de rechters om het aanhoudingsverzoek af te wijzen, wordt door de wrakingskamer geduid als een procesbeslissing, omdat dit aanhoudingsverzoek het (nu) lopende strafproces van verzoekers raakt. Hetgeen verzoekers hebben aangevoerd komt erop neer dat zij de rechters vooringenomen vinden omdat zij een onjuiste beslissing hebben genomen. De juistheid van de rechterlijke beslissing kan echter alleen worden beoordeeld door daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) aan te wenden. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bedoeld, daarin gaat het uitsluitend over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de betreffende procesbeslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zó onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. Voor het oordeel dat die hoge drempel is gehaald ziet de wrakingskamer in het licht van de wrakingsgronden en het proces-verbaal geen aanleiding.
3.3
De conclusie van het voorgaande is dat uit de wrakingsgrond niet kan worden afgeleid dat de rechters vooringenomen zijn, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechters mr. J.H.L.M. Snijders, mr. S.J.W. Hermans en mr. E.C.L. Pechaczek af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. C.T.C. Wijsman, voorzitter, mr. N. Flikkenschild en mr. C.W.H. Houg, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en is in openbaar uitgesproken op 18 maart 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.