In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 31 oktober 2024, heeft de kantonrechter het verzoek van betrokkene tot opheffing van het bewind over zijn goederen afgewezen. Betrokkene, die zich in staat acht zijn financiën zelfstandig te beheren, heeft aangevoerd dat de bewindvoerder niet zorgvuldig handelt en dat hij zich niet gehoord voelt. De bewindvoerder daarentegen is van mening dat betrokkene niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen, mede vanwege zijn verslavingsproblematiek. Tijdens de zittingen op 31 augustus en 29 oktober 2024 is de situatie van betrokkene besproken, waarbij zijn recente werkervaring en inkomen aan de orde kwamen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene niet succesvol het zelfstandigheidstraject heeft doorlopen en dat er nog steeds zorgen zijn over zijn financiële beheer. De kantonrechter heeft daarom besloten dat het verzoek tot opheffing van het bewind te vroeg is en heeft de bewindvoerder en betrokkene opgedragen maandelijks verslag uit te brengen over het verloop van het zelfstandigheidstraject. De beschikking benadrukt dat het bewind niet langer moet duren dan nodig, maar dat betrokkene nog moet aantonen dat hij in staat is om zelfstandig met zijn financiën om te gaan.