Op 8 mei 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door mr. J.C. Reisinger namens de verzoeker, die betrokken was in een strafzaak met parketnummer 71/247470-21. De verzoeker had de wraking aangevraagd van de rechters mr. M.L.W.M. Viering, mr. M.A. Waals en mr. R.M.A. in ’t Veld, omdat hij meende dat hun beslissing over zijn onderzoekswensen blijk gaf van vooringenomenheid. De rechters hadden eerder onderzoekswensen van de verzoeker, die betrekking hadden op bewijsmateriaal verkregen via EncroChat, afgewezen. De verzoeker stelde dat de rechters ongerechtvaardigd vooruitliepen op de beantwoording van cruciale vragen in de strafzaak en dat hun motivering zodanig was dat deze niet anders kon worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen kan worden gewraakt als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer benadrukte dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn, en dat de motivering van een beslissing alleen kan leiden tot wraking als deze in het licht van alle omstandigheden niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de gewraakte bewoordingen van de rechters niet onbegrijpelijk waren en dat er geen sprake was van vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.