Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling die plaats heeft gevonden op 26 november 2024
- de pleitnota van de Ontvanger.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak gaat het om een executiegeschil in het kader van de afwikkeling van het faillissement van Kooilust Investments N.V. De eisende partij, [eiser], heeft bezwaar gemaakt tegen de vorderingen die door de Belastingdienst zijn ingediend tegen de failliet. Deze vorderingen zijn tijdens de verificatievergadering erkend door de curatoren, maar [eiser] betwist deze erkenning. De rechtbank heeft op 10 december 2024 uitspraak gedaan in kort geding, waarbij de vorderingen van [eiser] zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de erkenning van de belastingvorderingen door de curatoren kracht van gewijsde heeft en dat de vorderingen van de Ontvanger niet onrechtmatig zijn. De rechtbank benadrukt dat de curator verantwoordelijk is voor de afwikkeling van de boedel en dat de erkenning van de vorderingen door de curator niet kan worden aangetast door de vorderingen van [eiser]. De rechtbank concludeert dat er geen grond is om de Ontvanger te verbieden om zijn vorderingen uit te oefenen en dat [eiser] in de proceskosten wordt veroordeeld.